De stad kent niet minder dan tien professionele clubs en elk van hen heeft een super fanatieke en ook super gewelddadige achterban. Twee BBC-journalisten schreven er een boek over. Een voorpublicatie.
Regelmatig stroomt er hooliganbloed door de straten van Buenos Aires. En niet alleen hooliganbloed. Sinds de militaire coup van 1943 is het land eigenlijk constant het toneel geweest van politiek geweld. De wereldbeker van 1978 werd uitgereikt door een dictator met donkerrode handen. Er bestaan weinig landen waar de mensenrechten stelselmatig zó zijn geschonden als in Argentinië. Martelingen, executies, verdwijningen, detenties: het is er allemaal gebeurd. Heel lang en heel veel. Wie zijn mond open durfde te trekken, verdween van het toneel. Spoorloos.
Geweld en agressie zitten de Argentijnen in het bloed. En heel vaak ligt dat bloed, zoals gezegd, op straat. Meng die natuurlijke aanleg voor geweld met voetbalfanatisme en je hebt een dodelijke cocktail. Officieel zijn er in Argentinië een kleine 250 mensen omgekomen door voetbalgeweld. Maar dat is dus het officiële aantal. Hoeveel het er werkelijk zijn, weet geen hond.
Het eerste voetbalgerelateerde geweld dateert van 1916, nota bene het jaar dat Engelse en Duitse soldaten een wapenstilstand tijdens de Eerste Wereldoorlog aangrepen om samen een partijtje te gaan voetballen. Een wedstrijd tussen Argentinië en Uruguay moest worden gestaakt omdat er op de tribunes té veel werd geknokt. De eerste dode viel in 1939, tijdens een match tussen Boca en Lanus. Een opstootje op het veld waar fans van beide teams zich mee gingen bemoeien, leidde tot een pitch invasion waarbij een politieagent in paniek raakte, zijn dienstpistool trok en een aantal schoten loste. Twee supporters werden geraakt en stierven ter plekke.
Barras Bravas
Pas aan het einde van de jaren 50 begonnen supporters/hooligangroepen zich te organiseren. De overkoepelende naam is Barras Bravas, wat zoveel wil zeggen als ‘moedige bendes’. En ze zijn invloedrijk tot ver, ver buiten de stadions. Heel vaak ook staan de hooligans in korte broek op het veld. Ik wil daarmee zeggen dat ook de spelers zich vaak niet onbetuigd laten, als het op geweld aankomt. Op het WK van 1966 versloeg Engeland de Argentijnen met 1-0. Gevolg: ze sloegen de scheidsrechter in elkaar en probeerden de Engelse kleedkamer te bestormen. Er moest een politiemacht aan te pas komen om de spelers te beschermen.
Een jaar later, toen Celtic om de wereldbeker speelde tegen Racing Club, werden er maar liefst zes (!) spelers uit het veld gestuurd. De laatste die rood kreeg was Schot Bertie Auld, maar die weigerde eenvoudigweg het veld te verlaten... en mocht doorspelen! Voor het geval je nu zegt: ‘Zes rode kaarten, tering!’ hebben we er nog eentje voor je. In 1971 speelde Boca Juniors tegen Sporting Cristal uit Peru. Bij die wedstrijd werden – ga er even voor zitten – maar liefst negentien (!) spelers heengezonden! En gearresteerd, ook dat nog. In Argentinië concentreert alles zich in Buenos Aires, dus we besloten in de stad te blijven. Samen met een diehard fan van Independiente zouden we naar de überrisicowedstrijd Independiente- Racing Club gaan. Zodat we er lekker in konden komen. Dat deden we dan als gasten van de Red Devils, de harde kern van de thuisclub, die ook zouden instaan voor onze veiligheid. Om 12.00 uur, vier uur voor het eerste fluitsignaal, hadden we een ontmoeting met Pablo Alvarez, bijnaam Bebote, ofwel ‘Big Baby’. We moesten er dan wel stipt om 12.00 uur zijn, want de grote baby had ‘nog meer te doen’. Keurig op tijd meldden we ons dan ook bij het Estadio Libertadores de America, de thuishaven van Independiente. Gebouwd in 1928 en van het type dat je bij ons niet meer ziet: enorme betonnen staantribunes en hekken met prikkeldraad. Tussen veld en tribune was een gracht waar een vies goedje in stroomde. Kwam het riool hier soms op uit? Geen idee, maar zeker was dat geen supporter zich erin zou wagen. Veldbestormingen waren dan ook uitgesloten.
In 1997, tijdens Independiente tegen Racing, werd er vanuit het Red Devils-vak een mes in de doelmond gegooid. Dat leidde tot gigantische kloppartijen. Drie maanden later, toen Racing en River Plate tegenover elkaar stonden, kwam Waldo Rodriguez, een prominent lid van Racing Stone, de hooliganafdeling van Racing Club, om het leven. Alom werd gefluisterd dat dit het werk was van Independiente-fans. In april 1999 hielden hoolies van Racing en Gimnesia een vreedzame protestmars om uiting te geven aan hun ongenoegen jegens een aantal arbitrale beslissingen. De mars werd aangevallen door de Red Devils en zeven mensen raakten zwaargewond. En er werd er eentje neergeschoten, ook dat nog. In later jaren zouden schotwonden vaker voorkomen bij de derby Independiente-Racing. En na Racing-Belgrano liep een Racing-fan niet minder dan zeventien messteken op. Hij overleed ter plekke – en Independiente-hoolies werden op de moord aangekeken. In februari 2002 leidde dezelfde wedstrijd tot gigantische rellen in het gebied tussen station en stadion, waarbij flink werd geschoten. Opnieuw zouden het Independiente-vandalen zijn geweest.
Pure adrenaline
Maar goed, we wilden een onheilspellende atmosfeer? Nou, we krégen een onheilspellende atmosfeer! Een paar uur later, toen we midden tussen de Red Devils op het tribunevak stonden. Tussen duizenden idioten die stuk voor stuk zo hard schreeuwden, dat je van alles zag opzwellen in hun nek. Pure adrenaline, want voor zover we konden beoordelen was er geen sprake van drankof drugsgebruik. Onze trommelvliezen werden geteisterd door een constant – ja, cónstant – gebrul en de betonnen tribune trilde – ja, trílde – onder het onophoudelijke gespring van supporters die helemaal door het dolle heen waren.
Nou hadden we toch al vaak in supportersgroepen gestaan, maar dit sloeg werkelijk álles. Er waren ook mensen verkleed als duivel naar het stadion gekomen. Anderen balanceerden op de schouders van een medesupporter – wat niet makkelijk was in zo’n constant bewegende mensenzee. Het was een gekkenhuis. Het lawaai was zó enorm dat we geen idee hadden of de wedstrijd al begonnen was of niet. Wel zagen we hoe de Racing-fans aan de andere kant de sterkte van de hekken op de proef aan het stellen waren. En toen ineens werd het rustiger. Penalty. Voor de thuisploeg. Onze vriend wist wat er zou gaan gebeuren als Independiente vanaf elf meter zou gaan scoren. Wat ook gebeurde. Alsof er een bom af ging. Nee, alsof er een bommenfabriek de lucht in vloog! Overal zagen we ledematen rondvliegen. Alsof er een tsunami over ons heen kwam.
Het was overduidelijk: dit was next level staantribunebezoek. Met helemaal niets in Engeland te vergelijken. Newcastle-Sunderland is er bij wijze van spreken een kerkdienst bij. Independiente scoorde een tweede keer. En dat werkte als een katalysator op de bloeddorstige menigte in het Racing-vak, die opstoomde naar de Red Devils. Hoogste tijd om te verkassen naar de perstribune. Er vloog een steen door de lucht. En nog een. En nog vijf. En nog twintig. En al gauw regende het stenen die allemaal terechtkwamen op de plek waar wij even eerder hadden gestaan. En toen ging het hek eraan. En vervolgens de rij politiemannen die de beide kampen van elkaar moest scheiden. Er werd met vlaggenstokken gegooid en met brokken beton. Ja, de smerissen werden met stukken stadion bekogeld! En dat pikten ze natuurlijk niet, dus er volgde een charge, waarbij keihard werd gemept. En na de lange latten volgden traangasgranaten. Granaten die een wolk veroorzaakten die richting het veld dreef. En die dermate sterk was dat de scheidsrechter besloot de wedstrijd te staken.
Zijn fluitsignaal was het sein voor de Racing-hooligans om er nog een schepje bovenop te doen. Ze werden he-le-maal gek en schopten de politiemannen waar ze ze maar raken konden. We zagen explosies en lichtflitsen – en hoopten maar dat het vuurwerk was. De politie was aan de verliezende hand. Er moest dus grover geschut ingezet worden. Met keiharde waterstralen probeerde men nu de Racing-commando’s van de tribune te spuiten. En terwijl de scheidsrechter iedereen naar binnen commandeerde – de wedstrijd zou nu definitief niet meer worden vervolgd – begon de politie aan een allesbeslissende charge, waarbij de zeiknatte Racing-hoolies werkelijk alle kanten op werden geslagen. We smeerden ’m. Dit was niet leuk meer! En terwijl we er tussenuit knepen, hoorden we hoe de oorlog binnen de stadionmuren zelfs nog in hevigheid toenam. En dan hadden de Red Devils-troepen de Racingmannen nog niet eens te pakken gehad. Geen idee of dat later nog gebeurd is.
Rubberkogels
Even doorlezen leerde ons dat het al de hele maand onrustig was geweest in Buenos Aires. Vier weken eerder ontzegde Racing Club de jongens van Boca Juniors’ harde kern La Doce de toegang tot het stadion. La Doce sleepte Racing daarop voor de rechter en werd... in het gelijk gesteld! Prompt cancelde Racing de match, omdat de veiligheid van eenieder in het stadion niet langer gegarandeerd kon worden. Meteen daarop weigerde Independiente de hoolies van River Plate de toegang. Tijdens een wedstrijd tussen Newell’s Old Boys en Rosario Central moest de politie rubberkogels afvuren. Dit ondanks het feit dat de spelers (!) probeerden het te verhinderen. En tot overmaat van ramp was er nog die scheidsrechter die beweerde in de rust van een wedstrijd fysiek te zijn bedreigd door de voorzitter (!!) van Gimnasia La Plata. Na de thee werd er daarom niet meer gevoetbald. Het zou trouwens toch een rare wedstrijd zijn geworden, want terwijl de voorzitter met de arbiter bezig was, vielen Gimnasia-hoolies met getrokken pistolen (!!!) de eigen (!!!!) kleedkamer binnen met de mededeling dat de spelers zouden worden doodgeschoten (!!!!!) als ze de wedstrijd winnend (!!!!!!) zouden afsluiten. Op dat moment keken we met z’n allen naar onze man ter plekke, die de krant voor ons aan het vertalen was. ‘Dus...’ stamelden we, ‘de spelers van Gimnasia zouden worden afgeknald bij een overwinning?’ ‘Dit is Argentinië,’ antwoordde hij – wat gelijk stond aan een volmondig ja. Een overwinning van Gimnasia zou gunstig zijn geweest voor het rivaliserende Estudiantes de la Plata. Dus Gimnasia moest koste wat kost verliezen, want daar had Estudiantes dan lekker niets aan. Het duizelde me. ‘Dit is Argentinië,’ zei onze man nog maar eens.
Voor Vélez Sarsfield moesten we naar een buitenwijk in het westen van Buenos Aires. Dat wij nog nooit van Vélez Sarsfield hadden gehoord, lag trouwens helemaal aan ons. Hun prijzenkast zit ramvol en in 1994 wonnen ze zelfs de Wereldcup, ten koste van het grote AC Milan. En ze hebben een geinig stadion, dat wel wat wegheeft van een ketel. Daarin zal het best kunnen broeien, koken zelfs, schoot ons te binnen. En toen murmelden we nog iets over een vlam die in de pan slaat. Binnen in de ketel werden we welkom geheten door Ezequiel, leider van de Vélez-hooligans. Hij gaf ons een keteltoer. En terwijl hij ons langs de trofeeën voerde, door de kleedkamers en de bestuursruimte, vertellend over de rijke historie van de club, hadden we verdomme het idee dat we met een clubofficial te doen hadden. Was deze man een hooligan? We konden het ons niet voorstellen! Pas toen hij ons voorstelde aan zijn makkers, geloofden we het. Want dat was een stel ruige jongens. En van die jongens was Ezequiel dus de leider... Onvoorstelbaar, maar we namen het maar aan. Ezequiel was een hooligan – en niet zo’n kleine ook! Niet iemand om grappen mee uit te halen. Hij, en niemand anders, was verantwoordelijk voor het plannen en organiseren van rellen. Hij vertelde waar en wanneer er vijandelijke strottenhoofden aan gruzelementen moesten worden geschopt. Hij was de man die ervoor zorgde dat de politie eigenlijk geen moment rust had. Hij was degene aan wie... Wacht even. Wat stond er ook alweer in de krant? Ezequiel was degene aan wie Vélez Sarsfield de oorlog had verklaard. Hij was bij de club persona non grata geworden. En uitgerekend die man had ons zojuist de bestuurskamer laten zien! En niemand, helemaal niemand had hem daarbij tegengehouden, of zelfs maar gevraagd wat hij van plan was. What the fuck?
Maar het werd nog gekker. Ezequiel was net aan het vertellen hoe zijn harde kern van meer dan 300 man van een lekkere knokpartij op z’n tijd houdt. ‘Onze gevechten ontstaan meestal spontaan,’ vertelde hij, terwijl zeven van zijn adjudanten – tattoos, baseball caps – knikkend meeluisterden. ‘Als je tegen iemand van een andere harde kern opbotst, dan sla je ’m voor z’n bek. Simpel. Het is ook veel leuker om met hooligans van een andere club te vechten dan met de politie. De politie is eigenlijk veel te georganiseerd, die winnen dus veel makkelijker – en vaker. Zij mógen ook beuken, krijgen nergens straf voor. Kijk, dat mept toch wat makkelijker! Ze zien een steen hun kant op vliegen en vinden dat ze dan het recht hebben om iedereen die ze zien neer te knuppelen. Het maakt ze daarbij ook niet uit of ze vrouwen en kinderen raken. Zelfs baby’s...’
Eigen ober
We begonnen onze interesse een beetje te verliezen. Wat een kansloos gelul van die gozer. Maar hé, wat zagen we daar nou aankomen? Er kwam een man met een wit overhemd en een vlinderdas op ons af. En hij droeg een dienblad met f lesjes. We zouden zweren dat er een ober op ons af kwam. En dat niet alleen, hij knipmeste ook nog voor Ezequiel. En wendde zich toen tot ons. ‘Een verfrissing, heren?’ ‘Ze hebben hun eigen kelner!’ siste onze cameraman. ‘Dit is de enige hooligangroepering in de hele wereld met een eigen kelner! Fucking loco.’ Het duizelde ons. We probeerden ons dezelfde situatie voor te stellen in Engeland. Je staat op het heilige gras van Old Trafford – dat op zich is al godsonmogelijk – te praten met een paar zwaargewichten van de Red Army en er komt een ober op je af met een paar ijskoude f lesjes cider. Uitgesloten! De enige club waar we een gratis f lesje zouden kunnen krijgen is Millwall – maar dan wel voor onze kanis! En dan ook nog eens midden op het veld. Na een toer door de kleedkamers en bestuursruimte.
Dat is nog niet eens mogelijk bij Dagenham & Redbridge! Was dit om te laten zien dat de Pandilla de club eigenlijk in hun greep hebben? Zeer wel mogelijk. Ze worden in elk geval met alle egards behandeld en er wordt hun geen strobreed in de weg gelegd. Fascinerend. Er werd ons trouwens uitgelegd dat het een kelner van Vélez Sarsfield was – en niet van de Pandilla zelf. Maar dat maakte het niet minder fascinerend. Dus er staat een ploegje vandalen te vertellen hoe ze de club week in week uit in diskrediet brengen en als dank daarvoor krijgen ze een slok aangeboden. Het blééf ons duizelen, eerlijk gezegd.
Een gabber van Diego
Rafa Di Zeo. Geen alledaagse hooligan, dat om te beginnen. Getrouwd, 45 jaar oud, intelligent, charmant. Een Bekende Argentijn. Staat op de cover van bladen. Wordt er met de camera uitgepikt tijdens wedstrijden, wat steevast een ovationeel applaus tot gevolg heeft. En is een gabber van Diego Maradona. Rafa is de onbetwiste leider van La Doce, de hooligangroepering van Boca Juniors. La Doce was verantwoordelijk voor een van de meest gruwelijke staaltjes voetbalgeweld ooit. Na een 2-0 nederlaag van Boca Juniors tegen de grote concurrent River Plate werden twee River Plate-fans doodgeschoten. Daarna verscheen op de muren van de stad de tekst ‘RIVER-BOCA 2-2’.
Bij een volgende ontmoeting tussen beide ploegen werd opnieuw een fan geliquideerd. Voetbal in Argentinië: létterlijk een zaak van leven en dood. In 1981 zorgde La Doce ervoor dat de jonge Diego Maradona aanvoerder van Boca Juniors werd gemaakt. Iets met overredingskracht door middel van rollende spierballen. Diego is dat nooit vergeten, met een levenslange vriendschap tussen hem en Rafa tot gevolg. ‘En we maken allebei weleens een fout,’ zou Diego daar later een keer over zeggen. ‘Ik de mijne en Rafa de zijne. Maar dat maakt hem – of mij – nog geen slecht mens.’ En Rafa: ‘Wij zullen altijd achter Diego blijven staan, in goede én in slechte tijden. Wij zijn niet zo opportunistisch als het merendeel van de pers en het publiek. Wij laten hem niet vallen als het een keertje minder met hem gaat. Hij is altijd welkom bij ons. Bij mij zéker. Hé, hij is zelfs op mijn bruiloft geweest!
Rafa is dus een publiek figuur in Argentinië. Maar niet altijd om de juiste reden! In 1999 speelde Boca Juniors tegen Chacarita. In een knokpartij buiten het stadion verloren twee Chacaritafans het leven. In 2003 stond een nieuwe ontmoeting tussen beide ploegen op het programma. Die werd voortijdig afgeblazen, omdat het de autoriteiten ter ore was gekomen dat buiten het stadion een groot revanche-gevecht zou plaatsvinden. Op dat moment hield de politie Rafa al lange tijd in de gaten, want het was algemeen bekend dat hij een aandeel had gehad in de moorden van 1999. En deze man, deze beroemde én beruchte Argentijn, deze gabber van Diego Maradona, deze in feite ‘most wanted man’ van het land, zou uit eten gaan met ons!
De instructies luidden dat we moesten wachten bij een benzinestation aan de rand van het stadsdeel Boca. Daar zou iemand ons komen oppikken en dat gebeurde inderdaad. We reden naar een pizzeria. Klonk dat al erg Godfather-achtig, de ontmoeting met Rafa Di Zeo maakte het áf, qua maffia-associatie. Casual gekleed zat hij met zijn rug tegen de muur op ons te wachten. Achterin, zodat hij het hele restaurant kon overzien. Naast hem stonden kerels met hun handen in hun zakken. Dat wil zeggen: als ze geen telefoongesprek voerden. Om en om zat er wel eentje met zijn oor aan een gsm gekleefd. Achter onze rug posteerden twee breedgeschouderde Argentijnen zich bij de uitgang. Voelden we ons geïntimideerd? We scheten in ons broek! ‘Rafa, zouden we je wat vragen kunnen stellen over La Doce?’ ‘Natuurlijk,’ antwoordde Rafa. ‘Oké. Rafa, zou je ons misschien kunnen vertellen hoe iemand lid wordt van La Doce?’ ‘Dat kan op verschillende manieren. Je kunt geïntroduceerd worden door een lid dat belooft garant voor je te zullen staan. Je kunt opvallen tijdens een gevecht en door ons gevraagd worden. Het kan ook zijn dat we geïnteresseerd in je zijn omdat je goede dingen voor de club doet.’ ‘En wat is de rol van La Doce precies, binnen de voetbalclub Boca Juniors?’ ‘La Doce is een van de stevigste pijlers van de club. Spelers komen en gaan. Kaderleden worden gekozen voor een periode van vier jaar. Maar de jongens van La Doce zijn er altíjd voor Boca, tot in lengte van dagen. Van de wieg tot het graf. En onze clubtrouw is onvoorwaardelijk. Ik herinner me een wedstrijd die we met 3-0 verloren. Iedereen verliet voortijdig het stadion. Iedereen, behalve La Doce. Als lid van La Doce blijf je staan, punt. Je verlaat het stadion pas als ik dat doe. En ik doe dat nooit als er nog wordt gevoetbald!
Jullie vechten, toch?
Kijk, dat ging de goeie kant op, qua info. Rafa mocht dan misschien intimiderend zijn, hij was wel to the point. Draaide er niet omheen. Probeerde ons niet af te leiden met, godbetert, vlaggetjes en ballonnen. En kelners. Een goed moment om door te vragen. ‘Kun je iets vertellen over de gewelddadige kant van La Doce?’ Stilte. ‘Daar praat ik niet graag over. Daar praat mén niet graag over.’ ‘Maar het gebeurt wel, toch? Knokken?’ Het was de cameraman die dat vroeg. We keken naar hem en wilden hem opvreten. Onze darmen begonnen weer op te spelen, doodsbang als we waren dat hij Rafa zou gaan irriteren. ‘Jullie vechten toch?’ Oh mijn god, dit ging helemaal de verkeerde kant op! Rafa nam de cameraman van top tot teen in zich op en zei toen, emotieloos: ‘Het vechten is iets uit het verleden. En daar hoort het te blijven. We praten er niet graag over. We nemen een gevecht wel altijd even door. Wat ging goed en wat kon beter? Maar daarna laten we het onderwerp rusten.’ ‘Anders dan in Engeland hoor je jullie niet vol trots praten over voetbalrellen,’ namen wij het gesprek weer over. ‘Bij ons krijg je nog weken te horen hoe Chelsea-hooligan A Tottenham-fan B een gebroken neus heeft geslagen, of hoe een losgeslagen groep Leeds-fans de kassa van Aston Villa heeft geplunderd. Wij kunnen er vaak geen genoeg van krijgen. Maar in Argentinië is wat dat betreft veel minder openheid. Waarom is dat, denk je?’ ‘Wij zijn één grote familie,’ antwoordde Rafa. ‘En familieproblemen houden we graag in de familie. Begrijp je dat?’ En na dat gezegd te hebben, wenkte hij naar iemand die achter ons stond. Het was onze chauffeur. Het interview was al voorbij. En we hadden nog niet eens pizza gehad!
‘Voor we gaan...’ probeerden we nog. Rafa keek ons strak aan. ‘Wat denk je persoonlijk van de anti-hooliganmaatregelen die de overheid zegt te zullen gaan nemen? Denk je dat het überhaupt iets zal uithalen?’ ‘Pfff...’ zei Rafa. ‘Dat is een tijdelijk dingetje waar ik niet zo zwaar aan til. De competitie zit er bijna op; dit zijn maatregelen die hoogstens effect hebben op de laatste vier wedstrijden. Volgend seizoen is alles weer bij het oude. Je kunt mensen niet verbieden naar uitwedstrijden te gaan. En wat moeten de beveiligingsdiensten dan? Het is hun wérk. Als je zorgt dat ze geen werk meer hebben omdat er geen vijandelijke supporters meer naar een stadion komen, dan kom je aan hun vreten. Daarom: ik weet zeker dat het allemaal wel zal loslopen. Ik maak me in elk geval geen zorgen.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, Reuters