Premium

Kannibaal met een zachte g

Vijftien jaar lang was ze het tot in de perfectie opgemaakte gezicht van het dameswielrennen. Leontien van Moorsel was de meest gelauwerde Nederlandse sportvrouw aller tijden en de beste wielrenster ter wereld, maar met het succes kwamen de verdenkingen.

Leontien van Moorsel

Is de Joekel van Boekel onze eigen Lance Armstrong? Een voorpublicatie van de deze maand te verschijnen biografie Leontien.

Op 6 januari 2005 ging Leontien van Moorsel met pensioen. Ze liet de actieve wielersport achter zich tijdens een grootse happening in het Rotterdamse sportpaleis Ahoy. René Froger zong haar toe en haar racefiets verdween symbolisch in de richting van het dak. Ze was nog geen 35 jaar oud en had – afgezien van een parttimebaantje in een supermarkt – nooit in een dienstbetrekking gewerkt. Maar die avond sloot ze wel een carrière af die 27 jaar had geduurd, die haar wereldwijd bekend had gemaakt en die haar bovenal een onuitwisbare plek in de geschiedenis van de wielersport had bezorgd.

Zo leek het althans op het moment dat het gebeurde, en geruime tijd bleef het ook zo, al hebben we haar nadien nooit meer zien wielrennen. Haar naam werd een household name, geschikt voor commercials voor hypotheken, brood, patat en (elektrische) fietsen. Leontien Zijlaard-Van Moorsel, zoals ze officieel was gaan heten, werd het uithangbord van een sportcentrum, een toer(fiets)tocht voor vrouwen, een kledingmerk en diverse goede doelen.

Enkele jaren was ze samen met haar man ploegleider van AA Drink-leontien.nl, een dameswielerteam, en in 2017 werd ze koersdirecteur van de vrouweneditie van de Amstel Gold Race. Maar het beroemdst is ze tegenwoordig vermoedelijk als ervaringsdeskundige met de levensgevaarlijke eetstoornis anorexia nervosa.

One of the boys

Hoewel ze actief was in het vrouwenwielrennen, was Leontien steeds one of the boys. Als ze de kans kreeg trainde ze met mannen. Van het geëmancipeerde karakter dat de sport aan het begin van haar loopbaan kenmerkte, moest ze niets hebben. Dat ze zich voor elke wedstrijd flink opmaakte was uniek, haar gedrag buiten de wedstrijd eerder flirterig en rolbevestigend dan zelfbewust en onafhankelijk. Leontien was vooral een gewone Brabantse meid die hard kon fietsen.

Haar spontane gedrag en afhankelijke houding tegenover trainers, coaches, verzorgers, ouders, vrienden en partners leverde haar veel goodwill op. Mede daardoor kreeg ze de steun en begeleiding die nodig waren om de wereldtop te bereiken. En dat deed ze. In Nederland stak ze met kop en schouders boven de rest uit en wereldwijd had ze nooit meer dan een handjevol concurrenten. Sterker nog: ze had er eigenlijk maar twee, en die ene was ze zelf.

Ex-masseur en mecanicien Siep van Dongen vertelde dat hij in huize Zijlaard een koffer vol ampullen en injectienaalden had gezien

In 2020 is dameswielrennen nog altijd een ondergewaardeerde sport, maar de situatie is onvergelijkbaar met de periode waarin Leontien triomfen vierde. Op de televisie wordt inmiddels veel meer aandacht besteed aan de sport, waardoor het grote publiek behoorlijk op de hoogte is van de verrichtingen van Marianne Vos, Anna van der Breggen, Chantal Blaak en Annemiek van Vleuten, om enkele van Leontiens opvolgsters te noemen. Het is een sport van belang geworden. Misschien wel dankzij Leontien. En toch werd de Joekel van Boekel in belangrijke mate bekend door een bijverschijnsel van haar wielerloopbaan. Bas Stemans documentaire Tinus! Tinus! Van Anorexia Tot Goud – toen de best bekeken sportdocumentaire uit de geschiedenis van de Nederlandse televisie – vertelde haar verhaal vanaf de grote dip in haar loopbaan tot aan haar drie gouden medailles tijdens de Olympische Spelen van Sydney in 2000. Veelzeggend voor de populariteit van het dameswielrennen in die tijd werd de documentaire uitgezonden in een serie gezondheidsprogramma’s. 

Dwangarbeiders van de weg

Wielrennen was lang een bij uitstek katholieke volkssport waarin stokouderwetse opvattingen en puur bijgeloof hoofdrollen speelden. Wielrennen was een alternatief voor fabrieks- of landwerk, dat jongens uit de arbeidersklasse weken achtereen van huis hield. Wielrenners waren zodoende in die tijd vooral armoedige ploeteraars, ‘dwangarbeiders van de weg’ zoals de Franse dichter en journalist Albert Londres ze noemde. Een wereld voor rauwdouwerige mannen dus. Zeker niet voor vrouwen.

Gerrie Knetemann (1951-2004), wereldkampioen en later bondscoach vond ‘het helemaal niks’ dat vrouwen zich op een racefiets hesen: ‘Als je vrouwen zwoegend ziet fietsen, dan blijft van de vrouwelijkheid niet zoveel meer over.’ Het had een leuke dubbelzinnigheid kunnen zijn, maar Knetemann bedoelde met ‘vrouwelijkheid’ niets anders dan het imago van de vriendin, huisvrouw en moeder. Desondanks zou zijn dochter zich ontwikkelen tot een uitstekende wielrenster. Het wielrennen voor vrouwen is dan ook daadwerkelijk ontstaan als wielrennen voor dames, niet voor vrouwen. Feministe Aletta Jacobs was rond 1900 een van de eerste hartstochtelijke wielrijdsters. Keetie Hage, die in 1968 als eerste Nederlandse wereldkampioene werd op de fiets, studeerde voor onderwijzeres. Van de volgende generatie toppers zat Mieke Havik op de sociale academie en studeerde haptotherapie, Monique Knol zat op de pabo en Ingrid Haringa deed de politieschool. Bovendien waren volgens Knol veel rensters van haar generatie ‘van de dames’.

Met haar traditioneel katholieke afkomst was Leontien zelf echter allesbehalve een feministe. Ze kwam uit een conservatief plattelandsmilieu, sprak het dialect van Boekel en omstreken en verscheen aan de start met opgemaakte ogen en fel gestifte lippen; de make-up die volgens de fietsende feministes een symbool vormde van de onderdrukking van de vrouw. De onkritische ‘boerenmeid’ die Leontien was, belandde dus in een sfeer die haar vreemd was, waar ze werd gezien als de vertegenwoordigster van een milieu waartegen haar fietsende collega’s zich juist verzetten. ‘Ja, godverdomme, het was nog zo’n jonge meid. Ze kwam net bij de dames kijken. En dan had ze van die knalrode lippenstift op en oogschaduw van hier tot Tokio. Dat was in onze tijd niet zo, dat deed niemand,’ aldus Monique Knol, die voor de komst van Leontien de matrone van het nationale dameswielrennen was. ‘Wij waren met onze spórt bezig en verder niet.’

Dikke konten

Maar ze waren niet professioneel genoeg met hun sport bezig, vond automonteur en gevangenbewaarder Piet Hoekstra, die in 1989 bondscoach werd van de Nederlandse vrouwen. De Beul van Dokkum wilde zoals hij het zelf zei ‘de nodige aandacht besteden aan een grotere bewustwording van de vrouwen voor de wielersport. Ze beleven hun sport nog niet echt als wielrenner. Wielrennen is een keiharde sport, zowel lichamelijk als geestelijk. Wil je het goed doen dan moet je er helemaal bezeten van zijn’. Sportief of fanatiek was onvoldoende, de bondscoach verlangde obsessief gedrag.

Hoekstra vond dat de dames ‘dikke konten’ hadden, liet ze daarom ongenadig hard trainen en haalde vervolgens ’s avonds alles van de eettafel dat niet onmiddellijk als brandstof diende. ‘Ze moeten pijn lijden en voelen wat het is om heel diep te gaan.’ Hoekstra’s aanpak bleek leerzaam en zinvol, maar werd niettemin vooral ervaren als onnodig hard en onmenselijk. Botbreuken en hoofdwonden waren geen excuus om niet te trainen. Hoewel haar ploeggenoten om gezondheidsredenen afhaakten, bleef Leontien altijd positief over haar ‘tweede vader’.

Geïnspireerd door Hoekstra viel ze in enkele maanden tijd tussen de vijftien en twintig kilo af, ongeveer een kwart van haar lichaamsgewicht. Met andere woorden: Leontien was een acuut anorexiageval. Geheel in lijn met het ziektebeeld deed ze vaag over het aantal kilo’s dat ze exact was afgevallen. Anorexia is ideaal voor wielrenners die in de bergen met de besten meewillen. Hoekstra, die voor Leontiens afvalrace drie jaar had uitgetrokken in plaats van drie maanden, besefte dat ze zijn grote troef was voor de komende jaren. Hij stuurde haar naar een diëtiste en schreef krachttraining voor.

‘Ze was vel over been,’ zei Monique Knol. ‘En rijden...!’ In de volgende vier jaar bleek Leontien een sensatie. Ze reed wereldrecords op de baan, won eendaagse wedstrijden, meerdaagse rondes, nationale en wereldtitels. In 1990 won ze zes ritten in de Ronde van Nedersaksen, eindigde eenmaal als tweede en liet zich op de slotdag lauweren als winnaar van het algemeen klassement, het puntenklassement en het bergklassement. Een kannibaal met anorexia.

Op het randje van de afgrond groeien de mooiste bloemen, maar toen Leontien een heel boeket bij elkaar had geplukt, verloor ze in 1994 haar evenwicht. Uitgeput door de gekte van haar hongerkunst en de vele koersen stortte ze in de afgrond.

Medische foefjes

In de jaren 90 veranderde alles in het wielrennen. De sport werd veel internationaler met de komst van Amerikanen, Colombianen en Russen. De technieken werden moderner, de begeleiding professioneler en de medische wetenschap ging zich ermee bemoeien. Vijftien jaar later moesten alle organisatoren van wielerwedstrijden zichzelf de vraag stellen wat er van hun erelijsten over zou blijven als ze de valsspelers eruit weg zouden strepen. De grootste boosdoener van allemaal was Lance Armstrong, die maar liefst zeven Tour de Frances won met behulp van epo, bloedtransfusies en testosteron.

Natuurlijk sijpelden de medische foefjes door naar het dameswielrennen. Toen Leontien na twee verloren seizoenen terugkeerde, begon ze prestaties te leveren die niet onderdeden voor het eerste deel van haar carrière. Ze klom opnieuw met de besten, terwijl ze minstens tien kilo zwaarder was dan in haar anorexiatijd. Dat kon alleen maar dankzij doping, concludeerden haar concurrenten.

Leontien was inmiddels getrouwd met de exrenner Michael Zijlaard, die afkomstig was uit een wielerfamilie. Onder zijn hoede had Leontien eindelijk het ouderlijk huis verlaten. Verlost van de trainingsterreur was ze eerst ruim veertig kilo aangekomen en vervolgens gaandeweg afgevallen tot een normaal gewicht. Eenmaal terug op de fiets was ze weer volop gaan trainen, maar ditmaal onder supervisie van haar man en haar schoonvader, terwijl er ook controle was op wat ze at.

Voor de buitenwereld leek de nieuwe Leontien een verbeterde versie van de oude, zoals er ook een Lance Armstrong was van voor en na de teelbalkanker. Ook qua prestaties leek Leontien II op Lance II. In de periode 1998-2004 was ze oppermachtig in de selecte wedstrijden waaraan ze meedeed. Naast tal van dagzeges won ze in die periode twintig etappekoersen, zeventien nationale titels, vijf WK’s, twee wereldbekers, vijf gouden olympische medailles en een zilveren. Bovendien verbeterde ze het werelduurrecord. 

Prepareren

Harde bewijzen dat het echtpaar Zijlaard-Van Moorsel de kennis en kennissen uit het mannenpeloton gebruikten om tot die sensationele erelijst te komen, zijn er niet. Maar wat is hard bewijs? Ex-masseur en mecanicien Siep van Dongen vertelde dat hij in huize-Zijlaard een koffer vol ampullen en injectienaalden had gezien, een professionele uitrusting om Leontien te ‘prepareren’, maar hij had uiteraard niet gezien dat ze het toegediend kreeg.

Een betere zegsman is Peter Janssen, ‘de belangrijkste Nederlandse wielerarts van de afgelopen dertig jaar’. Aan Thomas Blom en Misha Wessel van de Volkskrant vertelde de zelfverklaarde dopingdokter een flink aantal toprenners aan epo te hebben geholpen, inclusief Leontien. ‘Leontiens man, Michael Zijlaard, was er altijd bij. Ze kwamen buiten het spreekuur. Ik denk dat ze misschien zes keer zijn geweest. Er zat vaak een hele lange tijd tussen en op het laatst van die consulten werd dan gevraagd of het mogelijk was om een kuurtje te proberen.’ Zodoende zou Leontien haar olympische successen in Sydney hebben bereikt. Janssen verbrak de samenwerking toen hij merkte dat Leontien zich niet aan de afspraken hield.

Van Moorsel kust een van de drie gouden medailles die ze won op de Spelen van 2000.

Leontien beweert nooit doping te hebben gebruikt en aangezien er geen harde bewijzen (meer) zijn, kan ze alle verdenkingen gerust naar het rijk der fabelen verwijzen. Voor de vele extreme prestaties in vooral het tweede deel van haar loopbaan valt echter nauwelijks een andere verklaring te bedenken. Of zou ze erin zijn geluisd, de vrouw van wie de wielercarrière parallel liep met die van dopingzondaar Lance Armstrong (die net als zij in 1993 wereldkampioen werd in Oslo) en die van dopingzondaar en vriend Michael Boogerd, in wiens koersbroek ze in 2004 de olympische wegwedstrijd reed in Athene.

Leontien, Gert Jan de Vries, Just Publishers, €22,50

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct