Deze week mevrouw V. die met te veel drank op haar sigarettenvoorraad wilde aanvullen.
Het is rustig in de rechtszaal. De zon schijnt en in de gangen van de rechtbank is er eigenlijk niet zoveel aan de hand. Alsof alle verdachten vandaag denken: weet je wat, wat zal mij het, ik ga lekker op het terras zitten, en ik zie mijn taakstraf wel met de post verschijnen. Alle verdachten, behalve de 51-jarige mevrouw V. die met haar dochters op een bankje voor de ingang van de zaal zit te wachten in afwachting van haar rechtszaak.
‘Nou ja, mijn sigaretten waren op. Ik dacht: effe snel naar het tankstation...’
Als de bode haar zaak omroept, haalt ze een keer diep adem, recht ze haar rug en staat ze op om de rechter tegemoet te treden. Haar ogen staan al vol water en nog voordat ze überhaupt bij de rechter en de officier van justitie in de buurt is, staat haar nek al vol met rode vlekken van schaamte. Haar dochters gaan in de publieksbanken zitten, mevrouw V. zoekt met zware afhangende schouders het beklaagdenbankje op. De rechter kijkt haar eens onderzoekend aan. V. ziet er netjes uit. Echt zo’n nette mevrouw met een open en vriendelijke houding, die in haar vrije tijd allerlei functies bekleedt bij de plaatselijke tennisvereniging, omdat iemand ze nou eenmaal gewoon moet doen.
‘Goed, mevrouw V.,’ begint de rechter zo opbeurend mogelijk aan de standaardzinnen die, hoe je ze ook uitspreekt, in geen enkel geval opbeurend kunnen klinken. ‘U bent vandaag verdachte in deze rechtszaak, wat inhoudt dat u niets hóeft te zeggen, maar dat u in elk geval wel heel erg goed moet luisteren.’
Snotterend en sputterend
Mevrouw V. knikt en begint direct te huilen. De bode sloft naar voren om de verdachte een glaasje water en een tissue te geven. Als de officier van justitie aan het woord is, blijkt dat mevrouw V. auto gereden had onder invloed van wel heel erg veel alcohol: 845 microgram – ofwel: vier keer de toegestane hoeveelheid. Snotterend en sputterend begint mevrouw V. te vertellen. ‘Ik heb zo ongelofelijk veel spijt. Ik had gewoon echt een rotdag. Ik had veel ruzie met mijn kinderen, en, nou ja, dat levert gewoon heel erg veel stress op. Dus toen kwamen er een paar vriendinnen naar me toe. Daar had ik wel veel steun aan, maar we hebben toen wel heel veel gedronken, ja.’
Mevrouw V. begint nog een beetje harder te huilen en legt uit dat daarnaast ook haar moeder erg ziek is geweest en onlangs is overleden. De rechter hoort het rustig aan en probeert zo bemoedigend mogelijk te kijken naar de radeloze vrouw voor hem. ‘Het eh, het leven valt u wat zwaar, misschien?’ probeert de rechter dan maar.
‘Pardon?’
‘Het leven valt u zwaar? Met twee kinderen?’
Mevrouw V. zucht en haalt haar schouders een keer op. ‘Ja, ik doe dit inderdaad normaal dus echt nooit. Ik drink soms wel veel hoor, maar nooit zoveel als die bewuste dag. Het viel me gewoon even heel erg zwaar allemaal.’
‘Dat begrijp ik. Wat doet u voor werk?’
‘Ik werk als secretaresse en in een boscafé.’
‘Een boscafé?’
‘Ja, in een natuurgebied. Dat eh, nou ja, dat is op de fiets dus best wel ver, snapt u?’
De rechter knikt. Weer begint mevrouw V. te snotteren. Achter haar in de publieksbanken zitten de twee jonge meisjes die met haar meegekomen zijn, bewegingsloos te luisteren. Hun gezichten verraden weinig emotie, maar dat kan ook door de puberteit komen. ‘Maar wat vindt u er nou zelf van, dat u met zoveel drank op bent gaan rijden?’ probeert de rechter het nog maar eens van een andere kant te benaderen.
‘Ja, god,’ mompelt mevrouw V. ‘Ik had natuurlijk die dag wel echt belachelijk veel gedronken...’
De rechter knikt nog eens begripvol. ‘Maar,’ probeert hij dan nog maar eens. ‘Maar waarom ging u dan auto rijden, als u zoveel gedronken had? U wás tenslotte al thuis, toch?’
Mevrouw V. haalt een keer diep adem, waarbij haar stembanden, niet helemaal meer onder controle door al het snotteren, paniekerig meedoen met de ademteug. Ze neemt een slokje water en buigt haar hoofd. ‘Nou ja, mijn sigaretten waren op. Ik dacht: effe snel naar het tankstation...’
Allerstompzinnigst
Even valt het gesprek stil. De rechter kijkt een keer opzij, naar de officier van justitie, en een keer naar de klok. Dan schudt hij zijn hoofd een keer meewarig. Alsof hij in één non-verbale uiting wil laten merken dat hij, van alle redenen die hij deze week hoorde, deze toch wel de allerstompzinnigste vindt.
De officier van justitie is onverbiddelijk. Het OM neemt rijden onder invloed zeer serieus, en vier keer de toegestane hoeveelheid is echt een heleboel te veel. Mevrouw V. knikt terwijl ze de officier hoort praten. Er valt een hoop af te dingen op haar gedrag, maar ze trekt in elk geval volledig haar eigen boetekleed aan.
De officier van justitie eist een boete van 950 euro en een inname van V.’s rijbewijs voor acht maanden. Mevrouw V. snottert zachtjes en lijdzaam. ‘Goed, mevrouw V.,’ doorbreekt de rechter de stilte. ‘U heeft gehoord wat de officier van justitie ervan vindt, maar u mag er zelf als laatste nog iets over zeggen. Heeft u nog behoefte aan een laatste woord?’
V. knikt. Ze neemt voor de zekerheid nog maar een keer een slokje water en schraapt haar keel dan.
‘Ik baal er echt ontzettend van,’ mompelt ze, terwijl ze zich nog kleiner maakt dan ze al deed. ‘Dat één dag zoveel invloed heeft... Ik heb zo ongelofelijk veel spijt.’
‘Dat was het?’
‘Ja,’ sipt ze.
De rechter is iets milder voor mevrouw V. dan de officier van justitie, omdat hij het recidiverisico klein acht. V. krijgt een boete van 950 euro, waarvan 350 voorwaardelijk. Haar rijbewijs mag ze houden, want dat boscafé is natuurlijk ook wel gewoon best ver fietsen.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer