'We zijn er bijna aan gewend: Kamerleden die debatten voeren om hun YouTube-kanaal van content te voorzien'

Open brief van columnist Leon Verdonschot aan Denk-Kamerlid Selçuk Öztürk.

Leon Verdonschot

Beste Selçuk Öztürk,

Weet u wanneer ik besloot dat ik Lodewijk de Waal, jarenlang het gezicht van de FNV, een lul vond? Toen ik hem ooit op televisie zag plaatsnemen aan een onderhandelingstafel en hij als voorman van de werknemers weigerde de voorman van de werkgevers een hand te geven.

Je hebt mensen die niéts persoonlijk nemen, voor wie het hele leven een strikt zakelijke transactie is. Je hebt ook mensen die werkelijk álles persoonlijk nemen, voor wie iedere afwijzing een persoonlijke afrekening is, zonder onderscheid tussen vorm en vent of tussen een discussie en een ruzie.

Met die eerste categorie mensen heb ik niet zoveel, met die tweede categorie nog minder. De kunst is volgens mij niet alles persoonlijk te nemen, maar ook niet niets. En de moeilijkheid is dus: steeds opnieuw bepalen wat in welke categorie valt. In onze parlementen hebben we inmiddels partijen die geen enkel onderscheid meer kunnen of willen maken tussen politieke meningsverschillen en persoonlijke rancune.

Afgelopen week nam de Amsterdamse wethouder Eric van der Burg na 32 jaar afscheid van de Amsterdamse politiek. Hij kreeg, zoals dat hoort bij iemand die zich zo lang heeft ingezet voor het openbaar bestuur, een mooi afscheid, inclusief warme woorden en een staande ovatie van de gemeenteraad, van SP tot FvD. De gehéle gemeenteraad? Nee. Sylvana Simons bleef zitten. Naar ik begreep uit protest tegen de manier waarop Van der Burg een tijd geleden tijdens een hoog opgelopen debat naar haar had uitgehaald. Dat is niet alleen narcisme ten top (als iemand na 32 jaar afscheid neemt, gaat het die dag even over niet over joú, hoe moeilijk je dat kennelijk ook vindt), het is niet alleen volslagen onbeschoft, het is ook veelzeggend: wie geen hand geeft of demonstratief blijft zitten tijdens een staande ovatie, kan geen onderscheid maken tussen politieke meningsverschillen en persoonlijke afkeer. Als politici dat al niet doen, hoe kun je dan verwachten dat mensen die elkaar op Twitter verrot schelden in het werkelijke leven wél gewoon fatsoenlijk met elkaar praten?

Maar het kan nóg erger. Afgelopen week zag Khadija Arib zich genoodzaakt als Kamervoorzitter een motie te ondertekenen. Dat was al meer dan honderd jaar niet meer gebeurd. De motie was gericht tegen het gedrag van Denk, dat via social media andere Kamerleden laat intimideren. Die Kamerleden, van verschillende partijen maar allemaal van Turkse afkomst, worden met listig knip- en plakwerk neergezet als hypocriete landverraders. En die filmpjes worden gedeeld op nationalistische Turkse websites, zodat die Kamerleden vervolgens worden bedolven onder de dreigementen en intimidaties.

We zijn al bijna aan het wennen aan Kamerleden die niets ophebben met feiten, of die alleen maar vragen stellen of debatten voeren om hun eigen YouTube-kanaal van content te voorzien. Maar parlementariërs die elke vorm van politiek tot een persoonlijk drama maken, daar wil ik niet aan wennen. En aan Kamerleden die erop aansturen dat andere Kamerleden worden geïntimideerd, daaraan al helemaal nooit. Die horen niet in het bankje van het parlement, maar in dat van de rechtbank.