Militia jagen op migranten bij de Mexicaanse grens

Gina Gonzalez zag hoe haar gezin werd uitgemoord door burgerwachten die de grens tussen Mexico en Amerika bewaken. Het gaat vaker mis met de militia, die president Trump een handje willen helpen. ‘We zijn gewapend om onze vrijheid te bewaken.’

Grens Mexico Amerika

Net na middernacht, op zaterdag 30 mei 2009, wordt Gina Gonzalez door haar man Raul Flores wakker gemaakt. Er staan politieagenten voor de deur, zegt hij. Het stel loopt langs hun 9-jarige dochtertje Brisenia Flores die op de bank slaapt – ze wilde bij de nieuwe hond zijn – en doet open. Voor de deur staan een kleine gezette vrouw en een lange magere man, allebei in camouflagepak. De man heeft een geweer en een pistool; de vrouw, die het woord voert, zegt dat de familie ervan wordt verdacht onderdak te verlenen aan voortvluchtigen.

Zodra de twee zichzelf naar binnen hebben gewerkt, schiet de man Raul Flores en Gina Gonzalez neer. Die laatste wordt in haar schouder en been geraakt, valt op de grond en doet alsof ze dood is. Liggend hoort Gonzalez haar dochter vragen waarom haar vader en moeder zijn neergeschoten. Terwijl de man rustig herlaadt, smeekt het meisje dat hij haar niet doodschiet. Dat gebeurt wel. Ook haar vader sterft.

Zodra ze alleen is belt Gonzalez 9-1-1, maar ze moet het gesprek afbreken omdat de indringers terugkomen. Ze kruipt naar de keuken en pakt het pistool van haar man. Ze weet iemand te raken, waarna de indringers wegvluchten.

Er worden later drie verdachten opgepakt, van wie twee de doodstraf afwachten. Zij waren onderdeel van een zelfverklaarde militia: burgerwachten die zichzelf tot de tanden bewapenen om de grens met Mexico te bewaken. Raul Flores was een kleine wiethandelaar in Arivaca, bleek uit getuigenissen; de militie had het recht in eigen hand genomen.

Sinds Donald Trump is aangetreden, zijn er weer verschillende militia teruggekeerd in het gebied rond Arivaca. Net ten zuiden van het dorpje, op een stuk van ongeveer veertig kilometer tussen de stad Nogales en het dorpje Sasabe, gaat het grenshek over in een gammel hek van prikkeldraad en oude houten paaltjes, waar je simpel overheen kan stappen. Het maakt deze streek tot een notoir smokkelgebied in Arizona, van zowel mensen als drugs. De verschillende milities rond Arivaca vinden dat zij die smokkel moeten stoppen. Een van de groepen rolde afgelopen jaar zelfs in een Bearcat-pantserwagen het dorpje binnen.

Op een dinsdagochtend in januari ligt Arivaca er verlaten bij. Langs de hoofdstraat is een restaurant, een galerie, een pompstation slash buurtwinkel en iets verderop Gadsden Coffee. Bij die laatste zit een aantal senioren op het terras. Ze wachten tot er weer elektriciteit is, die blijkt afgesloten omdat de ernstig zieke eigenaar is vergeten de rekening te betalen.

Een van de terrasgangers is 73-jarige Dan Kelly – een baardje en een muts, pretoogjes met dubbele wallen. Hij vertelt dat hij in het dorpje is blijven hangen na een bezoek. Die avond eindigde in improviseren met een groepje muzikanten, waarna een joint langs ging; voor Kelly leek het een aangenaam rustige plek om zijn pensioen verder door te brengen.

Zoals veel dorpelingen heeft Kelly een veelbewogen levensverhaal: veteraan van de Vietnamoorlog, ontwikkelaar in Silicon Valley, kleuterschoolleraar en universiteitshoogleraar. Nadat hij zichzelf politiek links van de Russische revolutionair Trotski heeft geplaatst, vertelt hij trots dat men in Arivaca de overheid niet nodig heeft: de waterbronnen werken op zonne-energie, hier zijn ze prima in staat zelfvoorzienend en in vrijheid te overleven. ‘En zo nodig zijn we gewapend om onze vrijheid te bewaken,’ roept naast ons een man met een stevige baard.

Zo dicht bij de grens ziet Kelly genoeg van de (mensen)smokkel. Zo kwam hij op een dag vijf jongens uit Guatemala tegen, die uitgeput door de woestijn doolden. Hij gaf ze water en eten, terwijl ze vertelden dat ze op pad waren om geld te verdienen voor hun dorpje op het platteland van hun land.

Alle inwoners van Arivaca hebben een dergelijk verhaal te vertellen over mensen die ze water hebben gegeven omdat ze bijna van de dorst omkwamen. Met temperaturen die in de zomer tot 45 graden kunnen oplopen, is de woestijn een levensgevaarlijk gebied om te doorkruisen. De organisatie Humane Borders geeft samen met het mortuarium van deelgebied Pima County een kaart uit waarop alle migrantendoden met rode stippen staan aangegeven. Het gebied rondom Arivaca is één grote rode vlek.

Sommige mensen zien het als hun roeping om dergelijke doden te voorkomen. Met namen als The Samaritans en No More Deaths gaan georganiseerde groepen vrijwilligers de woestijn in om langs de migrantenpaden water en blikken bonen achter te laten voor migranten in nood.

Bijna ter illustratie stopt er tijdens het gesprek met Kelly een roestige Buick bij het terras. Twee meisjes van in de twintig met kleine neuspiercings en stukken weggeschoren haar stappen uit om koffie in kartonnen afhaalbekertjes te halen. Zij werken bij een hulporganisatie. Tussen de senioren rond de bar zijn de jonge meisjes een frisse verschijning.

Maar de humanitaire hulp wordt door militieleden gezien als een vorm van hulp aan de georganiseerde misdaad, vergelijkbaar met de discussie in Europa rond schepen voor de Noord-Afrikaanse kust die drenkelingen helpen.

Lees het hele artikel in Nieuwe Revu 6, of lees of beluister het op Blendle.