David di Tommaso, de Engel uit Grenoble

FC Utrecht-verdediger David di Tommaso is 26 jaar en kerngezond als hij op 29 november 2005 sterft aan een acute hartstilstand. Een voorpublicatie van De Andere Kant van het Succes door Yoeri van den Busken.

David di Tommaso

Amsterdam, 8 augustus 2004. David di Tommaso heeft het best denkbare moment uitgekozen voor een spraakmakend debuut in Nederland. Tijdens de traditionele opening van het voetbalseizoen verrast bekerwinnaar FC Utrecht in de broeiende hitte landskampioen Ajax (2-4). Drie doelpunten vallen in de laatste vijf minuten. Di Tommaso, een relatief onbekende Fransman die op 24-jarige leeftijd van CS Sedan is overgekomen, duelleert met Zlatan Ibrahimovic alsof hij een wandeling door het park maakt.

‘Er kwam echt iemand binnen,’ zal teamgenoot Sander Keller later zeggen over hun kennismaking in de kleedkamer. ‘Een beest, in de goede zin van het woord.’ Ajax doet zo’n wedstrijd er altijd even bij in de zomer, voor FC Utrecht betekent het iets. Ook zonder de taal te verstaan, merkt Di Tommaso hoe belangrijk een overwinning op de gezworen vijand is. Hij schudt Johan Cruijff de hand en host uitbundig mee in het feestgedruis.

Zijn overtuigende optreden berust niet op toeval. Het seizoen erop wordt hij in verband gebracht met Ajax. FC Utrecht wil zijn contract openbreken. DiTo is een boegbeeld geworden. De supporters riepen hem in het voorjaar van 2005 gelijk uit tot Speler van het Jaar.

Op een waterkoude zondagmiddag in november 2005 laat hij zich tegen Ajax opnieuw van zijn beste kant zien in wat de media zullen omschrijven als een ‘vechtwedstrijd’. Opnieuw is FC Utrecht de sterkste (1-0). Di Tommaso wordt, niet voor het eerst, gekozen als beste man van het veld. Een sponsor overhandigt hem bij de zijlijn een cadeaucheque zo groot als een schoolbord.

Na de ontspannen uitlooptraining op maandag 28 november wil hij zo lang mogelijk blijven nagenieten. Met zijn jeugdliefde Audrey gaat hij die avond naar een restaurant in de binnenstad om te vieren dat ze elkaar negen jaar geleden een eerste kus gaven. Aansluitend nog even naar het casino, want hij denkt dat zijn geluk geen grenzen kent. De volgende morgen is hij dood.

David di Tommaso was op maandagavond vroeg naar bed gegaan. Zijn maag speelde op. Te veel gegeten in het grillrestaurant, dacht hij. De overwinningsroes waarin hij zich anderhalve dag wentelde, verdween op slag naar de achtergrond. Onrustig sliep hij in. De volgende ochtend om 07.45 uur schrok Audrey wakker van haar man, die met een ruk rechtop in bed was gaan zitten. Hij had het vreselijk benauwd. Een ogenblik later viel hij achterover. Audrey paste hartmassage toe, alarmeerde de buren en greep naar de telefoon. Met een noodgang reed FC Utrecht-gastvrouw Marianne Werdler naar De Meern. Ze brachten Noah onder bij een vriendin. Hulpdiensten probeerden David di Tommaso met een razendsnel aangebrachte luchtpijpsnede te reanimeren. Daarna werd hij nog naar het ziekenhuis in Nieuwegein vervoerd.

Werdler: ‘David in de eerste ambulance, wij in de tweede. Audrey en ik zaten naast elkaar. Ze bleef maar roepen: “Hij mag niet doodgaan!” De chauffeur keek mij door de binnenspiegel aan. Ik zal het nooit vergeten. Die blik zei genoeg.’ David was 26 en kerngezond toen hij stierf aan een acute hartstilstand. Hij stond te boek als de beste loper van de selectie.

‘David was mijn voorbeeld. Zijn drang om beter te worden vond ik indrukwekkend. Hij was een op-en-top prof die positief in het leven stond,’ zei Rick Kruys. De zes jaar jongere middenvelder maakte net twee jaar deel uit van een hechte en overwegend Nederlandse selectie, waarin Di Tommaso zich snel geliefd had gemaakt. Regelmatig dronk hij in het supportershome een biertje, ook na slechte wedstrijden. Jongere spelers hielp hij op weg, routiniers respecteerden hem. Als hij door zijn kreukelige Nederlands vastliep, beëindigde hij het gesprek altijd op dezelfde manier. ‘Blablablabla...’ En dan lachte hij zijn hagelwitte tanden bloot.

Audrey di Tommaso wist die eerste dagen nauwelijks dat ze bestond. ‘Je moet me geen seconde alleen laten,’ had ze tegen Marianne Werdler gezegd. Die opdracht nam haar Nederlandse vriendin heel letterlijk. ‘Ik week niet meer van haar zijde. Ik hielp bij het uitzoeken van de kist en de muziek. Hoewel je een hoop moet doen, wilde Audrey nergens over nadenken. Voordat ze naar Frankrijk ging, sliep ze thuis in De Meern op de bank. Hun bed heb ik laten weghalen, dat kon ze niet meer zien.’

Elke seconde heeft ze bewust meegemaakt, van de chaos in het appartement tot de verslagenheid in het St. Anthonius. Daar speelden zich hartverscheurende taferelen af. ‘De dokter sprak geen Frans, ik heb Audrey het slechte nieuws moeten overbrengen. Dat is moeilijk, hoor. Ik was 33, zelf een jonge moeder van drie kinderen die ook nog met praktische zaken zat. Zijn ouders moesten ingelicht worden, de trainer, de directie. De spelers hadden een vrije dag en een groepsapp bestond nog niet. Ricky Kruys nam bijvoorbeeld een reclamespotje op, hij hoorde het pas uren later. De trainer, de directeur en onze clubarts kwamen naar het ziekenhuis. Het was heel heftig allemaal. “Zijn haar moet goed zitten,” zei Audrey opeens. Dus ze wilde nog naar hem toe en ik moest mee. Daar lag-ie... David was nog een beetje warm. Ik heb Audrey geholpen, dan bouw je wel wat op samen. Het klinkt raar, maar daar mocht ik dan bij zijn. Op een bepaalde manier was dat fijn. We hebben zijn haar verzorgd, hem weer mooi gemaakt. Daar hechtte hij waarde aan. David was een knappe vent die kracht uitstraalde. Bij de meiden onder de supporters was hij direct populair. Ze kochten massaal zijn shirt en ik dacht: we hebben er weer eentje, een pareltje. Daar zouden we veel plezier aan gaan beleven. En dan: bam.’

Hoewel FC Utrecht het afscheid van David di Tommaso in de Galgenwaard organiseerde en 51.404 mensen het condoleanceregister tekenden, slaagde de club er toch in een intieme sfeer te creëren. Gastvrouw Werdler: ‘Ze waren maar gewone mensen, vond Audrey, dus het moest vooral sober blijven. Geen overdreven bombastische toestand. Geen mediaspektakel. Ik was trots op onze organisatie. De wereld stond op dinsdag stil en daarna gingen we aan de slag. Medewerkers sliepen zelfs op de grond of op campingbedjes in het stadion om geen kostbare tijd te verliezen. Er was op dat moment geen draaiboek. Maar door Audrey was het wel meteen duidelijk. Omdat zij wist wat ze wel en niet wilde. We gebruikten die sprekende foto van zijn presentatie, omdat de kist niet in het stadion zou zijn. Ze wilde sowieso niet meer dat de spelers David nog konden zien. Voor de verwerking zou dat best goed kunnen zijn, hoor je weleens. Een aantal had die confrontatie ook gewoon nodig om het echt te geloven. Maar Audrey en zijn familie waren heel stellig. Ze hadden liever dat ze hem in gedachten zouden houden zoals hij was. Want dit was David niet die daar lag, vond ze. De ziel was weg.’

Lees het hele artikel op Blendle.