Nog maar enkele dagen voordat de koninklijke familie het hazenpad naar Londen koos, beweerde kroonprinses Juliana: ‘Onze plaats is hier in Nederland, of er gevaar dreigt of niet. We zullen nooit onze post verlaten.’ Een paar dagen later gingen de Oranjes er halsoverkop vandoor. Juliana en Bernhard vertrokken eerst, haar moeder Wilhelmina volgde korte tijd later.
De vlucht was zorgvuldig voorbereid, al werd naderhand de indruk gewekt dat Wilhelmina helemaal niet had willen vertrekken. Ze zou, tegen haar wil in, daartoe zijn gedwongen. In haar memoires Eenzaam Maar Niet Alleen beweerde ze dat ze eigenlijk liever samen met haar soldaten op de Grebbeberg was gesneuveld.
Het verhaal van Wilhelmina’s vlucht hangt van onwaarschijnlijkheden aan elkaar. Er lag – hoe toevallig – een Engels marineschip klaar in Hoek van Holland. Ze stapte zomaar, lukraak, aan boord en beval naar Zeeland over te steken, maar eenmaal op zee besliste de Engelse kapitein plotseling anders en zo stond ze dan ’s avonds onverwacht in Harwich. Een trein stond klaar om haar naar Londen te brengen, waar ze werd begroet door een erewacht.
De ministers waren apart van de koningin naar Engeland gevlucht. Ze wisten niet eens waar de koningin uithing, terwijl Hare Majesteit op haar beurt geen flauw benul had waar de ministers zich ophielden. Het was één grote chaos, die ons naderhand is verkocht als een goed georganiseerde operatie, in gang gezet door een aantal wijze besluiten van zowel de koningin als haar ministers. Wilhelmina was nog zo verstandig geweest haar familie mee te nemen. De ministers lieten hun vrouw en kinderen achter, waarmee ze de Duitsers een geweldig chantagemiddel in handen speelden. Daar was nooit over nagedacht.
De Nederlandse regering in Londen leek nog het meest op een operetteregering: ze stelde niets voor en ze kon bij gebrek aan machtsmiddelen niets afdwingen in het bezette vaderland. Toch was er in Londen een ministerie van Landbouw, van Visserij, van Oorlog, enzovoort. De Duitsers hebben zich nooit iets van de regering in ballingschap aangetrokken. Het beste bewijs daarvoor is dat ze de familie van de ministers ongemoeid hebben gelaten.
Wilhelmina heeft altijd een hekel gehad aan het parlement. Van democratische instellingen moest ze sowieso niet veel hebben. Die waren haar veel te lastig. Tenslotte was zij de enige die, naast God, wist wat goed was voor het land. Ze kreeg nooit veel kans haar zin door te drijven omdat het parlement en de ministers niet meewerkten. In Londen echter zag ze haar kans schoon. Er was geen parlement, waarop ministers zich konden beroepen bij hun verzet tegen Wilhelmina’s ideeën en Hare Majesteit heeft die positie tot op het bot uitgebuit.
Veel effect op de gang van zaken heeft het allemaal niet gehad, omdat de regering in Londen nu eenmaal niets voorstelde. Maar Wilhelmina kon wel haar frustraties kwijt en haar afschuw over stroperige partijpolitiek uitleven, waaraan ze zich sinds haar kroning in 1898 zo mateloos had geërgerd. Eindelijk kon ze zich eens op al die vermaledijde ministers afreageren.
Wilhelmina’s optreden in Londen bezorgde haar de reputatie van een mannetjesputter. Een vrouw met wie niet viel te spotten. Ze zou de enige ‘met ballen’ zijn geweest in een regeringsploeg die uitsluitend uit mannen bestond. Die pittige karakterisering van onze vorstin wordt altijd toegeschreven aan de Britse oorlogsleider Winston Churchill, maar daarvoor is geen enkel bewijs. Dat Wilhelmina en Churchill regelmatig met elkaar vergaderden over de oorlogssituatie is ook een voorstelling van zaken die aan de fantasie is ontsproten. De twee zagen elkaar tweemaal per jaar bij een diner en dan alleen nog maar omdat de politieke beleefdheid dat nu eenmaal vereiste.
Het zegt wel iets over haar veel geroemde invloed in de Engelse hoofdstad: die had ze niet. Hare Majesteit had in Londen geen greintje gezag. Churchill, maar ook de Amerikaanse president Roosevelt, hielden haar steeds zo ver mogelijk op afstand. Ze hadden wel wat beters te doen. Dat wij daarvan een geheel ander beeld hebben, is vooral te danken aan de propagandamachine van de Oranjes, die hier een waarlijk superieure prestatie heeft geleverd.
Tot in de loop van 1942 kon Wilhelmina goed opschieten met haar minister-president Pieter Gerbrandy. Maar dat hij zijn collega-ministers steeds vaker de hand boven het hoofd hield om hun te beschermen tegen haar razernij-aanvallen, begon Wilhelmina steeds meer te ergeren. Die woede-aanvallen zouden in de loop der tijd alleen maar heftiger worden. Minister van Justitie Gerrit Jan van Heuven Goedhart deed in september 1944 in de ministerraad verslag over een onderhoud met de koningin, die ‘alleronaangenaamst’ was verlopen. Zij had zich ‘op zeer onbehoorlijke wijze’ over haar ministers uitgelaten, die ze allemaal minachtte. Ze had zich ook bezondigd aan de meest onredelijke redeneringen. Verder had ze gezegd dat ze haar eigen gang zou gaan.
Wat de ministers dachten of vonden interesseerde haar niet. Wilhelmina had bovendien gezegd dat ze er niet over peinsde een aantal besluiten, waarmee ze het oneens was, te ondertekenen. Iedere poging om tot overeenstemming te komen met de koningin, was volgens de minister zinloos. Van Heuven Goedhart beklaagde zich over de anderhalf uur die hij in haar gezelschap had moeten doorbrengen en over het getier dat hij had moeten aanhoren. Ze had het gepresteerd in die anderhalf uur alle fatsoensgrenzen te overschrijden en ze was niet voor enigerlei vorm van rede vatbaar geweest. Van Heuven Goedhart vroeg zich dan ook af: ‘Is Hare Majesteit wel helemaal normaal?’ Iets wat zijn collega-ministers zich al veel vaker hadden afgevraagd.
Wilhelmina leed aan bijwerkingen van pervitine, dat toen nog voor een geneesmiddel doorging, maar dat wij tegenwoordig kennen als crystal meth of crack. Artsen schreven het voor tegen vermoeidheid. Het is niet helemaal zeker waarom Wilhelmina het spul slikte. Wel is bekend dat ze vaak neerslachtig was, vooral omdat de bevrijding, tegen al haar verwachtingen in, zolang op zich liet wachten. Men kan zich met Van Heuven Goedhart en de rest van de ministersploeg afvragen of Hare Majesteit inderdaad nog wel helemaal bij zinnen was.
Pervitine heeft de eigenschap vermoeidheid te onderdrukken, maar dat eist vaak zijn tol in de vorm van onbeheerst gedrag. Zo kon het gebeuren dat Wilhelmina zich soms meer als een scheldend viswijf gedroeg, dan als een eerbiedwaardige koningin. Pervitine versterkt bepaalde, aangeboren eigenschappen. Haar woede en agressie die ze normaal gesproken redelijk onder controle had, kwamen door het middel versterkt naar buiten. Die woede en agressie lijkt ze van haar vader, koning Willem III, te hebben geërfd. Ook die kon redeloos tekeergaan, wanneer hem iets niet beviel en dat was nogal eens het geval. Haar vader stond in zijn dagen bekend als Koning Gorilla.
Lees het hele artikel op Blendle.