Hoe Churchills halzensnijders de loop van WOII veranderden

Een voorpublicatie van het boek SAS: Helden en Schurken, over Operatie Squatter van de Special Air Service tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Special Air Service

Op een avond in november 1941 taxieden vijf Bristol Bombay-transportvliegtuigen over de startbaan van vliegbasis Bagush aan de Egyptische kust de schemerige mediterrane mist in. Aan boord van elk vliegtuig bevond zich een zogenaamde stick van elf Britse parachutisten; 55 soldaten in totaal, bijna de volle sterkte van een uiterst geheime gevechtseenheid van de Special Air Service.

Terwijl de vliegtuigen ronkend koers zetten naar het noordwesten, begon de wind aan te trekken. Er was storm op til. Toen de zon achter de woestijnhorizon verdween, daalde de temperatuur binnen razendsnel. Plotseling was het ijskoud. Het was de eerste missie van de kersverse SAS. Operatie Squatter, zoals de codenaam van de operatie luidde, zou als volgt verlopen: parachutisten zouden ’s nachts in de Libische Woestijn achter de vijandelijke linie landen, te voet vijf vlieg velden binnendringen, explosieven op zoveel mogelijk Duitse en Italiaanse vliegtuigen plaatsen en vervolgens, bij het afgaan van de bommen, zuidwaarts trekken naar een verzamelpunt diep in de woestijn, vanwaar ze in veiligheid zouden worden gebracht.

Niet alle mannen die op 6000 meter hoogte in hun uitrusting in de invallende duisternis zaten te rillen waren beroepssoldaten. Zo bevonden er zich onder hen een portier van een hotel, een ijsmaker, een Schotse aristocraat en een Ierse rugbyspeler. Sommigen waren van nature strijders, koelbloedig en kalm, en een aantal kon je maniakale krijgers noemen. De meesten waren stilletjes doodsbang, maar vastbesloten dat niet te laten merken. Geen van hen kon zeggen volledig voorbereid te zijn op wat hun te wachten stond, om de simpele reden dat er nog nooit parachutisten in het holst van de nacht in de Noord-Afrikaanse woestijn waren geland. Maar er was al een bijzondere camaraderie ontstaan, een vreemde mengeling van genadeloosheid, geslepenheid, concurrentiedrang en eensgezinde vastberadenheid. Voor vertrek hadden de mannen te horen gekregen dat iedereen die bij de landing ernstig gewond zou raken, moest worden achtergelaten. Uit niets blijkt dat een van hen dat destijds vreemd vond.

De wind was aangewakkerd tot stormachtig toen de schokkende Bombays 2,5 uur later de Libische kust bereikten. De bakens die de Royal Air Force op de grond had aangebracht om de vliegtuigen naar de dropzone, twintig kilometer landinwaarts, te leiden waren door het opwaaiende zand en de slagregens niet meer zichtbaar. Zelfs de vorm van de kustlijn was voor de piloten niet te onderscheiden. De vliegtuigen werden opgepikt door Duitse zoeklichten aan de kust en om hen heen begon luchtafweergeschut te flitsen. Een granaat boorde zich in de bodem van een van de vliegtuigen en raakte de secundaire gastank op een haar na. Een van de sergeanten maakte een grap die niemand verstond, hoewel ze allemaal wel grinnikten.

De piloten zeiden dat de parachutisten zich moesten klaarmaken voor een sprong, al zagen ze totaal niet waar ze heen gingen en vlogen ze op de gok. Eerst werden de parachutecapsules naar beneden geworpen, met explosieven, tommyguns, munitie, voedsel, water, kaarten, dekens en medische benodigdheden. Daarna wierpen de mannen zich een voor een de kolkende duisternis in.

Lees het hele artikel op Blendle.