'Slim van Wilders en Baudet dat ze niet meedoen aan debatten op radio en tv'

Columnist Özcan Akyol denkt dat meedoen aan een debat op radio of televisie eerder schadelijk kan zijn voor lijsttrekkers van politieke partijen dan dat het iets oplevert. Internet is de plek om te zijn.

Özcan Akyol

Het grote (extreem)rechtse gevaar pareren, dat lijkt dezer dagen het doel van veel landelijke politieke kopstukken. Hoewel mensen als Klaver, Asscher en Pechtold in feite niets met deze gemeenteraadsverkiezingen te maken hebben, duiken ze toch veelvuldig op tijdens debatavonden of in interviews, met een ferme mening over onderwerpen die totaal niet relevant zijn.

Wat daarbij opvalt, is dat conflicten tussen deze prominenten al weken het nieuws domineren, waardoor de regionale politici, om wie het allemaal zou moeten gaan, amper of louter plichtmatig aan bod komen. Het is inmiddels een ritueel dat om de vier jaar terugkeert. We hebben het bijvoorbeeld vaak over integratie en racisme. Opmerkelijk. Want de prioriteiten zouden elders moeten liggen. Desondanks moest Baudet vorige week een NOS-debat afzeggen omdat hij de stelling ‘voor discriminatie is geen plek in onze gemeenten’ infantiel en demoniserend vond. Hij had deze keer nog gelijk ook.

Eerder had Wilders al zijn toezegging ingetrokken. Zijn uitleg: de PVV doet nooit mee aan die ‘radio-onzin van de NOS’. Dat rechtse branieschoppers wel vaker wegduiken voor debatten behoeft geen uitleg. Ze weten dat hun catchy oneliners niet zijn opgewassen tegen weloverwogen argumenten en keiharde cijfers. Maar nu zouden ze misschien weleens een trend kunnen zetten, die goed kan uitpakken voor iedere politicus.

Want wat is het nut van een radio- of televisiedebat? Toen deze kanalen nog een monopolie in de media hadden, samen met de dagbladen, was de kans inderdaad reëel dat een verkiezing gewonnen kon worden door politieke tegenstanders verbaal de loef af te steken. Maar tegenwoordig zijn er andere manieren om mensen te paaien. Als je het in een klassiek debat goed doet, is de kans groot dat een aanzienlijk deel van het electoraat dat helemaal niet meekrijgt, vanwege de dalende kijk- en luistercijfers. Daarentegen zal een verspreking of een domme fout juist overal worden uitgelicht.

Denk bijvoorbeeld aan de verwarring van Henk Krol, de voorman van 50Plus, die tijdens een interview aan het stuntelen was met de afkortingen AOW en WAO en om die reden een week lang de nationale pispaal werd, gevolgd door extreme verliezen in peilingen. Als hij die dag niet was verschenen, had zijn partij de volgende ochtend nog steeds hetzelfde aantal zetels. Een politicus die in een goede flow zit is dom als hij mee gaat doen aan dit soort debatten. Partijen als Denk en Forum voor Democratie gebruiken Facebook als hun particuliere persbureaus en werken daarmee als een magneet op mensen die dezelfde gedachten koesteren, maar zich niet vertegenwoordigd voelen door mainstream media en politici.

Dat het internet dé plek is op een beweging op te bouwen, weet inmiddels iedereen die in het publieke domein rondloopt. Maar dat tv, kranten en radio vooral schade kunnen toebrengen aan een zorgvuldig opgebouwd imago is een opvatting die nog niet overal heeft postgevat. Wat dat betreft zijn de extreme bewegingen in ons land een stap verder dan de conventionele partijen, die nog steeds zoveel mogelijk airtime opzoeken. In een tijd waarin de media gewantrouwd worden, is het misschien sowieso verstandig om niet te vaak met hen op te trekken.