Tijdens de genocide in Rwanda in 1994 werden tussen de 250.000 en 500.000 vrouwen verkracht. De kinderen die hieruit zijn voortgekomen groeiden op te midden van traumas en taboes. Nog steeds worden ze bestempeld als moordenaarskinderen. Eva de Vries reist door het kleine centraal-Afrikaanse land en spreekt met deze inmiddels volwassen kinderen en hun moeders. Ik hield niet van mijn dochter. Ze deed me denken aan alles wat ik heb meegemaakt.
Fotografie Eva de Vries
De vliegtuigcrash en moordaanslag op president Juve?nal Habyarimana op 6 april 1994 betekende het startschot van de genocide in Rwanda. In de 100 dagen daarna werden ruim 800.000 Tutsis en gematigde Hutus op primitieve wijze, voornamelijk met machetes, om het leven gebracht. Door buren, collegas, vrienden en zelfs familieleden. Volgens schattingen werden tussen de 250.000 en 500.000 vrouwen verkracht. De volkerenmoord gaat de geschiedenisboeken in als een van de bloederigste conflicten ooit.
Verkrachting is een bewust gekozen oorlogsstrategie, gebruikt om de samenleving te ontwrichten en slachtoffers hun zelfrespect te ontnemen. Het is niet alleen een aanval op het vrouwelijk lichaam, maar een aanval op de hele gemeenschap. Naast een groot psychisch trauma en discriminatie in de samenleving, hebben vrouwen vaak de rest van hun leven last van fysieke problemen. Omdat hun geslachtsdelen zijn uitgescheurd of zijn verminkt met messen, kunnen ze niet meer normaal zitten of hun plas ophouden. Soms kunnen ze geen kinderen meer krijgen.