Tientallen doden vallen er jaarlijks met basejumpen, de? sport voor de extreme daredevil. Sven Gerrets loopt een nachtje mee met basejumper Wouter Wellen, die voor zijn ogen van een woontoren in Rotterdam naar beneden stort.
Fotografie 321BASE, The Base Girl E.A.
'Heb je tijd?' vraagt Wellen. Het is zulk mooi weer, zonde om niet nog een sprong te doen. We rijden door naar een plaats in de buurt van Rotterdam, waar een gebouw staat waar hij eerder vanaf is gesprongen. Een luxe appartementencomplex van 130 meter hoog. Hek over, even klimmen, richeltje en dan hebben we via de brandtrap vrij baan naar boven. Hier is geen haast om weg te komen, dus je kunt mee naar boven als je wil.
Dat laat ik me geen tweede keer zeggen. Achter het gebouw ligt een groot parkeerterrein dat met een 3 meter hoog hek is afgezet. We wandelen langs het hek, maar precies op de plek waar hij er al eens eerder overheen klom, staan twee mannen te kletsen. 100 meter verderop, door een bocht uit het zicht van de mannen, staat hij stil. Vlakbij een deur die op slot zit, ligt een verhoogd perkje. Daar kunnen we het proberen, zegt Wellen, en katachtig beweegt hij over het hek, soepeltjes manoeuvreert hij zich langs de puntige uiteindes. Iets minder gestroomlijnd, klauter ik achter hem aan.
Eenmaal boven met mijn gewicht half aan de andere kant kom ik vast te zitten. En precies op het moment dat ik mezelf langzaam op het hekwerk aan het spiezen ben, zie ik uit mijn ooghoek een gestalte aan komen wandelen. Wat zijn we aan het doen? klinkt het kalmpjes uit een imposant gespierde man. Terwijl ik mezelf met grote moeite verder over het hek werk en aan de andere kant naar beneden laat zakken, bliept de man met een pasje het hek open. Ondertussen heeft Wellen eerlijk gezegd wat zijn plan is en laat zijn parachute zien. De man is verbaasd over deze twist, maar laat zich overtuigen dat we geen inbrekers zijn. Nou, laten we dan niet moeilijk doen met brandtrappen. Dat wil ik zien, loop maar mee.
De man blijkt in het penthouse op de bovenste verdieping te wonen en loodst ons het gebouw in. Enkele tellen later staan we op de 33ste etage. Wellen vouwt zijn parachute, de slapende vrouw van de man die ons toegang tot het pand verschafte, wordt uit bed gehaald om mee te kunnen kijken. Dan gaat hij op de reling staan, controleert nog een keer zijn uitrusting, haalt een paar keer diep adem en stort zich naar beneden. Omdat we hoger zijn dan bij de eerste sprong duurt het iets langer, maar wederom klapt de parachute met een harde knal open. Terwijl ik met twee vreemden over de balustrade hang, verbonden door verwondering, zien we de parachute uit het zicht verdwijnen, opgeslokt door het zwart. Even later sta ook ik weer op de begane grond. Netjes met de lift.