Ineens was hij daar, Winston Bogarde. De neger die voor niemand buigt is als assistent-trainer van Jong Ajax terug in de dug-out, de plek die hij beter kent dan hem lief is. De oud-speler van Ajax, AC Milan, Barcelona en Chelsea begint zijn trainersloopbaan zoals hij zijn carrière als speler beëindigde: op de bank. Portret van een voetballer met een onwaarschijnlijke carrière.
Fotografie ANP, Reuters, Getty Images, HH, VI Images
Er zijn niet veel Nederlandse profvoetballers die een mooier cv hebben dan Winston Bogarde (46), de man die in de jeugd van Sparta begon als aanvaller, maar door Louis van Gaal bij Ajax werd omgeschoold tot linker verdediger. Na de Schiedamse eerstedivisionist SVV, Excelsior, Sparta en Ajax in Nederland speelde de linksback bij AC Milan met grootheden als Maldini en Weah, bij Barça met Guardiola en Xavi, en bij Chelsea met Terry en Zola. En dan hebben we het nog niet over de keur aan wereldtoppers die hij als international bij Oranje trof: Van der Sar, Blind, Seedorf, Cocu, Bergkamp, Kluivert, de broertjes De Boer... Laten we zeggen dat Bogarde tijdens zijn gehele loopbaan in goed gezelschap verkeerde.
Toch ging zijn carrière als een nachtkaars uit. Tussen 2000 en 2004 was Bogarde speler van het Londense Chelsea. Na een seizoen waarin hij terugkwam van een slepende enkelblessure en met FC Barcelona de halve finale van de Champions League haalde, wist manager Gianluca Vialli de noodrem op links tot een transfer naar de Premier League te verleiden. De Nederlander was nog niet koud geland in Engeland, of de trainer vloog de laan uit. Viallis opvolger Claudio Ranieri zag het niet zitten in de lange, houterige verdediger. In de 4 jaren dat de Italiaan de opstelling maakte, zette hij maar twaalf keer een kruisje voor de naam Winston Bogarde. Van die twaalf wedstrijden in dienst van Chelsea werden er elf in seizoen 2000/2001 afgewerkt. In de volgende drie seizoenen in Engeland kwam Bogarde niet verder dan één optreden: de met 2-1 gewonnen bekerwedstrijd tegen Gillingham, op 6 november 2002. Als invaller.
Het bleek de laatste wedstrijd van zijn profcarrière, die hij pas 1,5 jaar later zou afsluiten, als duurste bankzitter aller tijden. In de vier seizoenen die Bogarde grotendeels in de dug-out doorbracht, betaalde de club hem 10 miljoen pond, oftewel ruim acht ton per wedstrijd.