Longread | Trump en de maffia: het zakelijke netwerk van The Donald

Onlangs kwam de Nederlandse vertaling uit van The Making of Donald Trump. Een opvallend groot deel gaat over Trumps band...

Onlangs kwam de Nederlandse vertaling uit van The Making of Donald Trump. Een opvallend groot deel gaat over Trumps banden met de maffia en de advocaat die hem met de georganiseerde misdaad in contact bracht. ‘De maffiaconnecties van Trump zijn buitengewoon wijdverbreid. Zijn leven is verstrengeld met de onderwereld.’

Fotografie Getty Images E.A.

Voor het landgoed van Donald J. Trump in Palm Beach, Florida staan toeristen in zomerkleding en gewapende bewakers. De Amerikaanse president komt hier bijna elk weekend om te golfen, te tweeten en decreten te verzinnen. Het weekendhuis voor normale presidenten ging hem na een half uur vervelen en dat valt goed te begrijpen als je het vergelijkt met zijn ‘Zuidelijke Witte Huis’, zoals hij het noemt. Het is tegen de 30 graden en het is pas maart. Een van de mooiste golfbanen van Amerika ligt op een paar minuten rijden.

Op Nieuwjaarsdag 2017 was Donald Trump ook in Mar-a-Lago. In de grootste en meest luxe zaal stonden honderden Republikeinen die duizenden dollars moesten betalen om de president weer eens te horen vertellen hoe hij Amerika groot ging maken en hij zei: ‘We bouwen de muur, jullie weten dat. We zullen een muur bouwen. Dat zal een grote, mooie muur worden. En nu we het toch over muren hebben. In Turkije vannacht, heeft iemand dat gehoord? Daar vond een grote ramp plaats waarbij vele, vele mensen zijn vermoord. Het is een horrorshow. Dus we gaan dingen anders doen.’

De lokale krant Palm Beach Daily News plaatste de volgende dag een video van de speech op hun website. Rechts van de president stond een man met een strafblad. Hij lachte als Trump iets beledigends over Hillary Clinton zei en stak twee vuisten in de lucht toen Trump beloofde het moeras in Washington te dreggen.

Maffiakenners herkenden de man. Zijn naam is Joseph Cinque, in New York bekend onder zijn bijnamen ‘Joey No Socks’ en ‘The Preppy Don’.

Drie kogels

In 1980 werd hij beschoten. De schutter wist zeker dat hij Cinque met drie kogels had gedood en ging iets te vroeg weg. No Socks overleefde en werd een vriend van John ‘The Tef lon Don’ Gotti, de voormalige baas van de Gambino-misdaadfamilie. In 1989 werd No Socks veroordeeld tot gevangenisstraf omdat hij twee Chagalls en andere gestolen kunst in bezit had. Na zijn vrijlating werd Cinque de baas van een bedrijf dat keurmerken en prijzen uitdeelt aan mensen en organisaties met grote verdiensten voor de horeca- en hotelindustrie. Entrepeneur en miljardair Donald Trump kreeg meer dan twintig Star Diamond Awards voor ‘true excellence in hospitality’. Op het nieuwjaarsfeest op Mar-a-Lago van het jaar ervoor gaf Cinque hem zelfs een One of a Kind Bronze Eagle Award, de hoogste onderscheiding. Dat Trump jaren in het bestuur zat van de American Academy of Hospitality Sciences (AAHS) zat en bijna alle andere bestuursleden zakenpartners waren, deed volgens No Socks niet ter zake.

Trump waardeerde alle eerbetonen van No Socks. Cinque krijgt sinds 2002 uitnodingen voor de nieuwjaarsfeesten op Mar-a-Lago en in 2008 zat hij ginnegappend naast Trump als jurylid van de Miss Universe-verkiezing in Atlantic City. Een jaar later zei Trump op een video die was opgenomen om Cinque te eren: ‘Er is niemand zoals hij. Hij is een speciale vent.’

Tijdens Trumps presidentscampagne leek deze uitspraak zich tegen hem te keren. Journalisten vroegen naar zijn hecht lijkende band met No Socks. Trump gebruikte een tactiek die hij vaker gebruikt: hij kende die hele No Socks helemaal niet en zei: ‘Als een vent je een prijs geeft dan accepteer je dat. Je gaat niet zijn hele levensverhaal natrekken.’ Onderzoeksjournalist en bestsellerauteur David Cay Johnson geloofde Trump niet. Johnston gelooft Trump bijna nooit. Hij won als New York Times-journalist een Pulitzerprijs en schreef twee boeken waarin hij tientallen pagina’s besteedt aan Trumps banden met drugsdealers, oplichters en maffiosi: The Making of Donald Trump en Temple of Chance: How America Inc. Bought Out Murder Inc. To Win Control of The Casinos.

Johnston ontmoette Trump voor het eerst in juni 1988. Hij verhuisde van Los Angeles naar Atlantic City om een artikelenserie te maken over de Amerikaanse casino-industrie. Al na een paar weken interviewde hij Donald, zoals hij Trump noemt. Vooraf belde hij mensen uit Atlantic City om alvast een beeld te kunnen vormen. Trump bleek niets van casino’s te weten en werd door gokkers omschreven als een showman, een bluffer en een briljante manipulator. Johnston verzon vragen met valse informatie en Trump deed precies wat Johnston had verwacht: hij verwerkte die onwaarheden in zijn antwoorden. Op dat moment realiseerde hij zich ‘voor het eerst dat Donald een con-artist is’.

Johnston dook de archieven in en ging samenwerken met Wayne Barrett, een legendarische onderzoeksjournalist voor Village Voice die in 1992 het eerste, uitstekend onderzochte Trumpboek schreef en vorig jaar tegen CNN zei: ‘De maffiaconnecties van Donald zijn buitengewoon wijdverbreid. Zijn leven is verstrengeld met de onderwereld.’ Barrett deelde FBI-verslagen en rechtbankpapieren met Johnston en ook Johnston zag ‘een veelvoud van draden die hem aan de georganiseerde misdaad linkt’ en ‘een patroon van zakendeals met maffiafiguren’.

Genadeloos afmaken

Donald John Trump groeide op in Queens. Hij was al rijk dankzij zijn vader Fred, en wilde nog veel rijker worden. Daarvoor moest hij naar Manhattan. Hij pochte in nachtclubs dat hij de belangrijkste man van Amerika zou worden en kwam in contact met advocaat Roy Cohn, die een nationale beroemdheid werd doordat hij in de jaren 50 de belangrijkste adviseur was van de beruchte communistenjager Joseph Mccarthy. Trump zou Cohn veel later ‘mijn tweede vader’ en ‘mijn mentor’ noemen.

Cohn was kaal, dun en homo, maar verzweeg dat laatste en lachte als Trump weer eens een homofobe opmerking maakte. Hij werd in vier staten aangeklaagd voor fraude en omkoping, maar de overheid kon hem nooit veroordelen en dat vond Trump een geweldige prestatie. Cohn weigerde belasting te betalen en de maffia gaf hem een Rolls-Royce, een Bentley, een Cadillac en een huis. Beiden vonden wraak- en hebzucht prima eigenschappen, en Cohn adviseerde Trump zeer nadrukkelijk nooit zijn fouten toe te geven en tien keer harder terug te slaan als iemand je één keer had geslagen. Trump noemde Cohn eens ‘verschrikkelijk gemeen’. Dat was iets goeds. Hij was in staat mensen ‘genadeloos voor je af te maken’. Ook dat was een positieve eigenschap. Volgens FBI-informanten vergaderden de vijf maffiabazen van New York zo nu en dan in Cohns huis.

In 1973 werd Cohn voor het eerst Trumps advocaat. Vader Fred en zoon Donald moesten zich voor de rechter verantwoorden omdat ze hun mooiste appartementen niet wilden verhuren aan zwarten. De aanklager was bereid de aanklacht in te trekken als de Trumps sommige f lats zouden integreren, maar Fred en Donald hadden daar geen zin in en Cohn adviseerde een tegenaanklacht voor 100 miljoen dollar in te dienen. Het was een klassieke Cohn-actie. Als de overheid je aanvalt, dan draai je de rollen om en ga je achter de overheid aan.

Cohn werd Trumps adviseur en fixer (regelaar).

Ze belden hem elkaar vijftien tot twintig keer per dag en Cohn bracht Trump in contact met de belangrijkste mensen uit de bouwwereld. Cohn was al jaren de advocaat van Anthony ‘Fat Tony’ Salerno en Paul ‘Big Paul’ Castellano. De eerste was de baas van de Genoveses, een van de vijf misdaadfamilies van New York. Castellano was de baas van de Gambino-misdaadfamilie en een van de machtigste mannen van de Amerikaanse onderwereld.

Poolse brigade

In een tijd waarin andere bouwtyconen de FBI om hulp vroegen de invloed van de maffia in hun industrie in te perken, maakte de ambitieuze protégé van Cohn juist gebruik van ze. Een van zijn eerste grote bouwprojecten was de Trump Tower. Het was 1979 en Trump huurde tweehonderd bouwvakkers in die vreemd genoeg niet waren aangesloten bij een vakbond, en vijftien bouwvakkers van de Housewreckers Union, een vakbond die volledig werd gecontroleerd door Fat Tony en Big Paul. De tweehonderd niet-vakbondsleden waren illegale Polen die door Trump 4 tot 6 dollar per uur kregen uitbetaald. Dat lag ver onder het minimumloon.

De ‘Poolse Brigade’, zoals het werd genoemd, bestond uit extreem arme arbeiders die van Trump het slechtste gereedschap kregen en tegen alle richtlijnen in geen hoofdbescherming droegen. Ze werkten zeven dagen per week en twaalf uur per dag of langer. Ze sliepen in de bouwput van de Trump Tower en kregen geen mondkapjes om zich te beschermen tegen asbest.

Als een andere bouwtycoon het lef zou hebben gehad illegale baantjespikkers en niet-vakbondsleden in te huren, zou de maffia meteen hebben ingegrepen door Italiaans uitziende mannen in trainingspak met honkbalknuppels op hem af te sturen. Bij Trump ging het werk altijd door en volgens David Cay Johnston en Wayne Barrett kwam dit door zijn uitstekende connecties met Fat Tony en Big Paul. Hij verkreeg zo ‘vakbondsvrede’ en had geen last van kostbare bouw- of vervoersvertragingen. FBI-agenten vroegen later aan maffiainfornanten hoe Trump dat voor elkaar kreeg.

‘Door de connecties van Roy Cohn,’ zeiden ze.

Bij de bouw van Trump Plaza werkte Trump nog nauwer samen met Fat Tony en Big Paul. Andere grote gebouwen in Manhattan werden vooral van constructiestaal gemaakt. Trump koos voor stortklaar beton. Dat was veel gevaarlijker voor de bouwvakkers, maar Trump Plaza zou zo wel een stuk sneller klaar zijn. Alle ondernemers in New York wisten dat stortklaar beton werd geleverd door een bedrijf genaamd S&A Concrete. Geen doorsnee New Yorker kende de naam van de man die op papier de eigenaar was. Iedereen kende de namen van de twee mannen die de echte eigenaren waren: Fat Tony en Big Paul.

Fat Tony was kaal, dik en droeg bijna altijd een fedora. Uit een mondhoek bungelde een groot deel van de dag een vochtig sigarenstompje. Met Kerstmis verstuurde hij foto’s van zichzelf in pyjama en een honkbalpetje op. Hij kwam bijna nooit in nachtclubs en reed in een heel gewone auto, maar was toch veertig jaar lang een van de machtigste maffiosi van Amerika. In The Simpsons komt een gebrekkig Amerikaans sprekend personage voor genaamd Fat Tony. Dat is gebaseerd op Antony Salerno.

Betonkartel

Big Paul Castellano was net als Fat Tony een ouderwetse maffioso die liever niet de aandacht wilde trekken en hij verbood zijn mensen in drugs te handelen. In de bouwwereld en andere grote industrieën viel genoeg te halen, en Big Paul werd zo rijk dat hij een villa dat op het Witte Huis moest lijken liet bouwen op Staten Island. Het meeste geld verdiende Big Paul in de cementindustrie en hij was de vertegenwoordiger van de Gambino-misdaadfamilie in de ‘Two Percent Concrete Club’, een consortium van maffiafamilies die samen het betonkartel vormden. Volgens oud-maffialid Vincent ‘Fish’ Cafaro controleerde de het kartel 75 procent van de bouwindustrie en alle bouwondernemers in New York moesten 2 procent van hun inkomsten aan de betonclub afstaan. Contracten boven de 5 miljoen gingen automatisch naar S&A Concrete en Big Paul was de officieuze baas van een vakbond, die bestond uit arbeiders gespecialiceerd in beton gieten en het vervoeren van beton naar de werkplaats. De hoofdaannemer van Trump zou later getuigen dat ‘goons’, een benaming voor potige mannen die professioneel bedreigen voor de maffia, zijn kantoor binnenstormden en een mes op de keel van een werknemer zette. Zo werd duidelijk gemaakt dat er moest worden geluisterd naar hun eisen en daar hoorden betaalde banen bij voor maffiosi die niet naar hun officiële werk hoefden te komen: de ‘no jobs’.

Op de meeste andere momenten profiteerde Trump juist van zijn weloverwogen keuze voor Fat Tony en Big Paul en Wayne Barrett schreef: ‘Zaken doen met het betonkartel was onvermijdelijk, maar Donald ging veel verder dan noodzakelijk was.’ Trump had via Roy Cohn vaak contact met de officiële vakbondsbaas John Cody, die drie keer was veroordeeld voor corruptie en fraude en volgens de FBI een associate van de Gambino-misdaadfamilie was. In de zomer van 1982 bestelde Cody een nationale staking. Het vervoer en gieten van beton voor de Trump Tower ging als enige gewoon door. Cody werd toen al voor de negende keer strafrechtelijk onderzocht. Een paar maanden na de opening van Trump Tower in 1983 kreeg John Cody een jarenlange gevangenisstraf voor racketeering, het onderdeel uitmaken van een criminele organisatie.

Big Paul werd in 1985 geliquideerd. Fat Tony moest zich twee jaar later voor de rechter verantwoorden voor moord, drugshandel, afpersing, het organiseren van nep-vakbondsverkiezingen en het afsluiten van veel te hoge betoncontracten door zijn bedrijf S&A. Hij werd veroordeeld tot 100 jaar. Op een tweede rechtszaak kreeg Fat Tony er nog eens 70 jaar bij en de officier van justitie noemde hem ‘de leider van een van de grootste en meest meedogenloze criminele zakenimperiums uit de geschiedenis van de Verenigde Staten’. De echte eigenaar van S&A stond ook terecht. Volgens zijn advocaat was de overname van Big Paul en Fat Tony ‘niet uit vrije wil’. Ze hadden hem ‘een aanbod gedaan dat hij niet kon weigeren’.

Clean as a whistle

Halverwege de legendarische Boardwalk van Atlantic City, New Jersey staat Trump Plaza Hotel and Casino. Dit was ooit een sprookjesachtig gebouw met paarse tapijten, kroonluchters, glitterende casinozalen en kamers met spiegels in het plafond. Sinds het faillissement en de sluiting op 16 september 2014 is het een ruïne. Trump Plaza werd in 1984 met veel bravoure geopend door Donald Trump. Drie jaar eerder overwoog hij voor het eerst een casino te bouwen. Bij een ondervraging door de FBI naar zijn achtergrond vertelde Trump dat hij ‘in de media had gelezen en van verscheidene kennissen had gehoord dat er leden van de georganiseerde misdaad in Atlantic City opereerden’. Hij wilde graag een casino bouwen in Atlantic City, maar hij wilde ‘zijn familienaam niet beschadigen’ door zaken te moeten doen met criminelen.

Trump besloot het toch te doen en de Gaming Commission startte het onderzoek naar zijn achtergrond. Normaal gesproken zou dat anderhalf jaar duren, maar Trump zweerde ‘clean as a whistle’ te zijn en ‘niet oud genoeg’ te zijn ‘om in de problemen’ te komen. Hierna dreigde hij niet in Atlantic City te bouwen als het onderzoek te grondig zou worden en Trump kreeg in 1982 na een half jaar durend ‘karakter- en integriteitsonderzoek’ zijn licentie.

Vlak erna kocht ‘The Great Builder’, ‘The Czar of Dealmaking’ en ‘The King of Cash’, zoals de lokale kranten hem op Trumps voorstel noemden, voor 1,1 miljoen dollar een stuk land om de garage van Trump Plaza op te laten bouwen. De twee verkopers waren huurmoordenaars voor de Philadelphia-maffia en stonden bekend als The Young Executioners. De vader van een van hen had als bijnaam The Chicken Man en was nog even de baas geweest van de Philadelphia-maffia. Op 15 maart 1981 werd hij opgeblazen met een spijkerbom en Bruce Springsteen zong in zijn nummer Atlantic City: ‘Well, they blew up The Chicken Man last night in Philly, and they blew up his house too.

De baas van de Philadelphia-maffia, Nicodemo ‘Little Nicky’ Scarfo, controleerde het nabijgelegen Atlantic City. In zijn kantoor hing een foto van zijn grote voorbeeld Al Capone. Scarfo wilde net zo beroemd zijn en hij gaf interviews en reed in Rolls-Royces en kleedde zich als Don Corleone uit The Godfather. In restaurants had Little Nicky altijd de beste tafel, bij bokswedstrijden in Atlantic City zat hij op de eerste rij en hij groette zijn fans en de toeschouwers fluisterden: ‘Daar loopt Scarfo.’ In een paar jaar tijd liet Little Nicky meer dan twintig maffiosi uit zijn eigen misdaadfamilie vermoorden.

Trump Plaza werd gebouwd met de hulp van Scarfo’s betonbedrijf Scarf Inc. en de Godfather van Atlantic City rekende aanzienlijk meer dan een regulier bedrijf zou doen. De onderbaas van Scarfo was de officieuze eigenaar van een staalbedrijf en Trump huurde ook hem in om Trump Plaza te bouwen. Later sloot Trump nog een leasedeal met een man die volgens een FBI-rapport de investeringsbankier van Little Nicky was en ‘de maffia’s voornaamste dealmaker’.

Volgens George Anastasia, schrijver van een standaardwerk over Little Nicky Scarfo, had Trump geen keus. Andere casino-eigenaren deden hetzelfde en de grip van Scarfo op Atlantic City was zo groot dat er ‘geen andere mogelijkheden waren’, zegt Anastasia. Zijn oud-collega bij de Philadelphia Inquirer David Cay Johnston denkt hier anders over. Trumps zakendeals in Atlantic City zijn voor hem een zoveelste bewijs dat Trump altijd bereid was samen te werken met criminelen en hij ontkent dan in een later stadium die mensen ooit te hebben ontmoet, laat staan dat hij zaken met ze heeft gedaan. Desnoods onder ede.

Donald John Trump stelde zich in 2014 voor de tweede keer kandidaat voor het presidentschap. Tijdens zijn campagne stelde biograaf David Cay Johnston 21 vragen op die collega’s of politici op persconferenties of bijeenkomsten aan hem moesten stellen. Waarom is hij zo close met Joey ‘No Socks’ Cinque en hoe zat dat precies met S&A Concrete? Waarom klaagde hij de maffiosi van het betonkartel niet aan, zoals collega’s wel deden, en waarom deed hij zo vaak zaken met de bedrijven van de Philadelphia-maffia?

The next big score

Bijna niemand durfde of wilde die vragen stellen en daarom schreef Johnston een artikel in Politico over Trumps verleden met criminelen. Een paar weken voor publicatie stuurde hij Trump een e-mail voor hoor en wederhoor.

Op 1 april 2016 werd Johnston door hem gebeld op zijn thuisnummer. Het was ‘klassiek Donald’ volgens Johnston. Eerst probeerde hij hem ‘te charmeren’ en hij zei: ‘Hey David, hoe is het, veel te lang niet gesproken man. Ik houd echt heel erg van je werk, weet je dat?’ Na een paar minuten zei Trump zich de meeste namen en zaken uit het artikel niet te kunnen herinneren en hij dreigde: ‘Als het stuk me niet bevalt dan klaag ik je aan.’ Johnston zei: ‘Je bent een publiek figuur en ik probeer de waarheid te achterhalen.’

‘Dat snap ik. En toch sleep ik je voor de rechter.’ Daarna hing Trump op.

Het telefoontje verraste hem, zegt Johnston. ‘Ik doe dit werk inmiddels 50 jaar en ik heb spionnen, CEO’s en moordenaars ontmaskerd. Toch probeerde Donald me door intimidatie het zwijgen op te leggen. Bij anderen werkt dit helaas wel, want dit werd het tweede artikel uit mijn loopbaan dat kranteneigenaren aanvankelijk liever niet wilden publiceren. Later bleek dat Donald ze had opgebeld en had gedreigd ze kapot te procederen. Die tactiek leerde hij van Roy Cohn. Daarmee zegt hij: ik heb veel meer geld dan jij en kan je ruïneren. De meeste mensen laten zich hierdoor het zwijgen opleggen. Ik niet.’

Johnston maakt er geen geheim van niet erg pro- Trump te zijn. Hij zegt dingen als ‘Donald is niet heel slim’ en noemt hem onder meer ‘een 13-jarige in het lichaam van een 70-jarige’ en ‘a man who tricked society who is all wise and powerfull’. Zijn boek The Making of Donald Trump wordt daardoor vaak wel heel subjectief, maar Johnston blijft benadrukken: ‘Ik verzin niets, het zijn allemaal feiten die zijn gehaald uit FBIdossiers en rechtbankverslagen. Kijk, eerst begreep ook ik niet waarom Donald het risico nam zaken te doen met beroemde criminelen als Scarfo, Salerno en Castellano. Maar Donald is een gebruiker van andere gebruikers en er zijn eigenlijk maar twee dingen waar hij zijn aandacht bij kan houden: een vrouw die haar blouse losknoopt en het verdienen van geld. Hij gebruikte die maffiosi om geld te verdienen en net als bij die maffiosi draait bij Donald alles om the next big score.