Wat hebben Jantje Rolex, Cor Kut, Jan de Bollenbakker, Parijse Leen, Zwarte Lola, Koplamp, Jode Anne, Mooie Manus, Vette Lap, Blonde Mien, Hupmetjekut, Zwarte Joop en Haring Arie met elkaar gemeen? Ze behoorden ooit tot de Amsterdamse penose. Arnold-Jan Scheer leidt ons rond over de Wallen.
Fotografie Arnold-Jan Scheer
Via een kennis leerde ik ome Frits Adriaanse kennen, beter bekend als Frits van de Wereld. Hij was begonnen als snorder en sigarettensmokkelaar. Hij kwam van over het IJ, het Blauwe Zand, berucht als asocialenbuurt.
Zijn oma was Mien Veth, hoerenmadam en beheerder van de penosebank, van wie pooiers geld leenden tegen een rente van een kwartje per gulden; bij de ABN konden ze niet terecht. Ze woonde op de hoek Zeedijk/Oudezijds Kolk, met uitzicht op haar hoerenkastjes.
Frits was een legende vanwege zijn hasjboot de Lammie, die door de marine naar de zeebodem werd geschoten. Toen had hij de buit allang binnen. Wat gidsen nu dagelijks verhalen, voor het pand waar hij woonde.
Frits zat het liefst met een shaggie en een kop koffie achter het raam naast zijn kapitale pand op de Zeedijk, waar hij speciaal voor zichzelf een koffiehuisje had gehuurd, met zijn gebit op een schoteltje naast hem. Hij was multimiljonair, eigenaar van het gokhuis Mata Hari op de Achterburgwal, bordeelhouder, ex-pooier, maar vooral een geboren smokkelaar.