60 jaar geleden vond het eerste nucleaire ongeluk ter wereld plaats, in Sellafield. Het complex aan de Engelse westkust geldt nog steeds als een van de gevaarlijkste bouwwerken van Europa. Wat doet Nederland eigenlijk met radioactief materiaal uit ziekenhuizen, laboratoria en de wegenbouw? Sven Gerrets bezocht staatsbedrijf Covra in Vlissingen, monopolist in het opslaan van radioactief afval.
Fotografie ANP
Het is 26 april 1986, rond 01.30 uur s nachts. Brandweermannen staan 30 meter hoog op het dak van reactor 4 in Tsjernobyl. Ze proberen vastberaden de brandhaarden die het nucleaire complex teisteren te blussen, terwijl hun laarzen aan het bitumineuze dak smelten.
Vladimir Pravik was een van de eerste mensen ter plaatse, nadat een kettingreactie diep in het binnenste van de centrale zorgde voor twee explosies en een grafietbrand. Een groot deel van de radioactieve stoffen uit de reactor komt vrij als Pravik met zijn collegas staat te blussen. Stil en onzichtbaar schieten gammastralen door beton, staal en uiteindelijk menselijk weefsel. Het is alsof duizenden naalden hem tegelijk in zijn gezicht prikken. Zijn mond is droog door de inspanning, maar hij proeft de metalen smaak van bloed. De intensiteit van de straling die door hem heengaat, is zo hoog dat zijn ogen spontaan van bruin naar blauw verkleuren. Enkele dagen later is hij dood.
Zijn collegas wacht hetzelfde, gruwelijke lot. De acute stralingsziekte die ze hebben opgelopen zorgt eerst voor hoofdpijn, misselijkheid en braken. Dan is er plots een moment waarop ze zich weer beter voelen, de zogeheten latente fase. Het blijkt stilte voor de storm, een cru bijeffect van de ziekte, want de straling heeft op DNA-niveau zodanig veel verwoest dat na enkele dagen interne bloedingen beginnen en de mannen alsnog overlijden.
31 jaar later sta ik slechts enkele meters boven de verzameling van Nederlands hoogradioactief afval. Ik ben in het Habog (Hoogradioactief Afval Behandelings- en OpslagGebouw) op het terrein van Covra (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval), enkele honderden meters van de kerncentrale in Borssele. In glas gegoten en in containers verpakt, ligt het afval hier onder mijn voeten te wachten. Te wachten tot we als mensheid een betere oplossing verzinnen, of tot het materiaal niet meer schadelijk is. In dat laatste geval moeten we nog even geduld hebben, want een deel ervan zal nog vele duizenden jaren radioactief blijven.