60 jaar geleden vond het eerste nucleaire ongeluk ter wereld plaats, in Sellafield. Het complex aan de Engelse westkust geldt nog steeds als een van de gevaarlijkste bouwwerken van Europa. Wat doet Nederland eigenlijk met radioactief materiaal uit ziekenhuizen, laboratoria en de wegenbouw? Sven Gerrets bezocht staatsbedrijf Covra in Vlissingen, monopolist in het opslaan van radioactief afval.
Fotografie ANP
Nadat we onszelf gecontroleerd hebben op straling, steken we over naar een gigantische, oranje betonnen bunker. Eerst een hek door met een pasje, een deur die alleen vanbinnen open kan, een gang, nog een deur, meer gangen en meer deuren. Ewoud Verhoef, plaatsvervangend directeur van Covra (Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval): De muren zijn hier 1.70 meter dik en er is 5.500 ton aan bewapeningsstaal gebruikt. Er kan zonder problemen een vliegtuig op neerstorten en het gebouw kan iedere natuurramp die hier zou kunnen optreden doorstaan.
Ook mijn doemscenarios, waarin zelfmoordterroristen binnendringen, worden simpel gepareerd. Als ze u?berhaupt al ergens in de gebouwen zouden kunnen komen, dan zouden ze weinig kunnen uithalen. Het radioactieve materiaal waarmee je bijvoorbeeld een vuile bom kan maken, is niet zonder specifieke apparatuur te hanteren. Ermee weg kom je niet, en laat je binnen iets exploderen dan zal de buitenwereld daar nooit iets van meekrijgen.
Iemand die van een trap valt is voor ons een serieus incident. Toch oefenen we op alle scenarios. We zijn professionele pessimisten, lacht Verhoef. Dat doen we intern, maar ook met externe partijen zoals de politie en het leger. Dan gaat het vooral om de communicatie. Het geweldmonopolie ligt bij de overheid; wij hebben geen geweren op de daken staan, halen geen vliegtuigen neer die overvliegen.
We volgen van hal tot hal de rails die gebruikt worden om het hoogradioactieve afval binnen te rijden. Overal steken gigantische felgele kranen uit daken en de ruimtes worden afgesloten door deuren die soms meer dan 10 minuten nodig hebben om geopend te worden. Er hangen cameras, geplaatst door het International Atomic Energy Agency, de nucleaire waakhond van de Verenigde Naties. Daarmee kunnen ze de behandeling van het radioactieve materiaal nauwlettend volgen.
Ondertussen vertelt Verhoef over de soorten afval die ze beheren: Er wordt in Nederland op veel plaatsen met radioactief materiaal gewerkt; in ziekenhuizen, onderzoekslaboratoria, maar ook in de wegenbouw of bij het baggeren. Al dat laag- en middelactief afval vindt uiteindelijk een weg
naar Covra. Dat wordt samengeperst en in beton gegoten. De splijtstof uit Borssele is een ander verhaal. Dat gaat eerst naar Frankrijk waar ze het voor een groot deel recyclen. Wat overblijft is een cocktail van elementen als cesium en strontium die nog zo lang straling en warmte genereren dat het duizenden jaren gevaarlijk is. Dat komt terug naar Nederland.
Ik zie kans voor een nieuw doemscenario, een ongeluk tijdens het transport. Verhoef: Het afval wordt opgelost in glas en in een metalen verpakking geplaatst die weer in een transportcontainer zit. Net als de bunker bestand tegen alle denkbare ongelukken. Om zeker te zijn hebben ze dat zorgvuldig getest. Bijvoorbeeld door het dwars op het spoor te zetten en er met volle vaart een trein tegenaan te laten rijden, of het vanaf een kilometer hoogte uit een helikopter te gooien.