Onze man op zoek naar de laatste Mohikanen onder postzegelverzamelaars

Ooit was het een populaire bezigheid. Postzegels verzamelen kon iedereen. Er ging grof geld in om en de bijeenkomsten wa...

Ooit was het een populaire bezigheid. Postzegels verzamelen kon iedereen. Er ging grof geld in om en de bijeenkomsten waren het summum van reuring en drukte. En toen kwam het internet en verdampte de zegelliefde. Onze man ging op zoek naar de laatste Mohikanen onder de filatelisten.

Fotografie Alexander Schippers

In Heinkenszand, onder de rook van de kerncentrale in Borssele, wordt het nog altijd met volle overtuiging gedaan: postzegels verzamelen en ruilen. Hoewel de groep enthousiastelingen alsmaar kleiner en ouder wordt, is het gymzaaltje waar de Zeeuwse filatelisten samenkomen om de negentigste verjaardag van hun vereniging te vieren, nog heel redelijk gevuld. In het midden van de zaal staan allerlei ophangborden met speciale postzegels en ansichtkaarten tentoongesteld, waar sommige bezoekers met, en andere zonder, loep aandachtig naar staan te kijken.

Rond de ophangborden staan grote tafels waar mensen postzegels, postzegelboekjes en ansichtkaarten verkopen. Bij een van de tafels staat een man met een paraplu onder zijn linkeroksel geklemd, met een zuinig gezicht in een map te bladeren. Hij wijst een postzegel aan en mompelt wat onverstaanbaars. De verkoper trekt zijn wenkbrauwen op en knikt een keer. De man knikt terug. Dan slaat hij het boek weer dicht en loopt hij verder. Zijn paraplu tikt hij nu met elke stap een keer naast hem op de grond.

Bolus

Ik word op mijn schouders getikt door Peter, de secretaris van filatelistenvereniging De Bevelanden. Hij vertelt dat hij speciaal voor ons Ben en Jan, respectievelijk het oudste lid en de voorzitter van de vereniging, erbij heeft gehaald.

‘Ga maar vast zitten, dan haal ik ze even. Wil je een bolus?’

Dat weet ik niet zeker.

‘Heb jij nog nooit een Zeeuwse bolus op? Wat zeg je nou, jongen! Dan móet je een bolus, hoor!’

Oké.

Aan een tafel, midden tussen de ophangborden en de verkooptafeltjes, schuiven nu Ben en Jan aan. Ook Peter komt aan met bolussen. Alledrie beginnen ze als kleine jongetjes over hun postzegelfascinatie te praten, maar als Ben definitief het woord neemt, hangt de rest vol ontzag aan zijn lippen.

‘Ja, Ben hier,’ verklaart Peter nog maar eens.

‘Ben is de oudste filatelist van onze vereniging. En hij weet écht alles van postzegels. Echt geweldig.’

Ben knikt een keer en begint te vertellen over dat postzegels vroeger gestempeld en doorgesneden werden. Daarna vertelt hij over misdrukken. Als hij echt op dreef raakt, begint hij ineens te vertellen over ene meneer Gorgi uit Turkije, die de postzegelwereld belazerd had.

‘Ja, want die meneer,’ vervolgt hij zijn minicollege, ‘Die was geautoriseerd om bij de postzegeldrukkerijen binnen te komen. En wat ging hij dan doen, ’s nachts, of in het weekend? Dan ging hij hele series drukken, waar ie dan stiekem één zegeltje andersom legde. En die ging ie dan rechtstreeks verkopen aan handelaren in Engeland. Hé, en dan weet je het wel, hè.’

Ben kijkt me een keer betekenisvol aan en laat een kleine pauze vallen. ‘Maar dat liep fout, natuurlijk, want die kregen dus geen internationale erkenning meer. Die zegels werden dus niet gebruikt, omdat ie de hele oplage rechtstreeks aan de handel verkocht. En toen kwam de UPU, dat is de wereldwijde organisatie. En die heeft gezegd van: ja, meneer, maar zo gaat dat niet, want die zegels kunnen nooit gebruikt worden in Turkije.’

Oh?

‘Dus die hebben ze terug moeten kopen in Engeland, met lage waardes, want die konden ze makkelijk kwijt. Dus als je gaat zoeken en gaat proberen zo’n serie compleet gestempeld te krijgen, dat lukt je nooit. Want alle góeie waardes waren nooit gestempeld, want die zijn nooit in de handel geweest. Dat zijn nou precies van die dingen die het geheel zo leuk maken, als je daarin gaat spitten!’

‘Dat is niks te veel gezegd, meneer Wikipedia!’ antwoordt Peter.

30 februari

Maar Ben is los, en wil van geen wijken meer weten. Hij vertelt over postreizen, ansichtkaarten uit Zuid-Frankrijk en over datumstempels. Naast me zit Jan, enthousiast en met een hele grote lach op zijn gezicht, mee te knikken. Hoopvol kijkt hij me aan. Dan neemt hij uit pure

Jolijt ineens het woord. Alsof hij een mop vertelt, die vooral hijzelf heel erg grappig vindt, steekt hij ineens van wal over de datumstempels in februari. Bij elke zin begint hij zelf een klein beetje harder te lachen.

‘En dan die fouten natuurlijk, die daarmee gemaakt werden! Want er waren natuurlijk ook weer mensen die zeiden van: “Hé, heb je dat gezien? 30 februari? 30-02!” Ja, dat kan natuurlijk helemaal niet, want die datum bestaat natuurlijk helemaal niet.’

Nee, natuurlijk niet.

Jan lacht een keer hard en gaat een klein beetje voorover zitten. Licht samenzweerderig beeldt hij met zijn handen uit hoe dat gegaan moet zijn, met die stempel. ‘Dus wat hadden ze dan gedaan? Die hadden natuurlijk niet nagedacht, bij de post, en hadden ze gewoon bij de datum die stempel doorgedraaid. Naar 30, en niet gekeken – terwijl dat het 1 maart was natuurlijk! Want 30 februari bestaat natuurlijk helemaal niet!’

Aan tafel lachen alle filatelisten nu hard om het datumverhaal van voorzitter Jan. Trots kijkt de voorzitter om zich heen.

Wat een dolle boel.

‘Nou, hè? Dat vind ik nou zo mooi aan postzegels verzamelen. Dat soort kleine gekkigheid-

Jes.’ Weer lachen de mannen hard om het verhaal, dat ook na een tweede overpeinzing een dijenkletser blijft.

Ansichtkaartenboys

Na mijn filatelische bijscholing van de drie heren van de vereniging maak ik in mijn eentje een rondje langs de postzegeltafels. Een van de verkopers, een beetje in de hoek van de zaal, lijkt een beetje overgeslagen te worden door de bezoekers. Ik loop naar hem toe.

Hoe gaat het hier?

‘Goed hoor,’ mompelt hij terug. Dan houdt hij zijn mond weer en kijkt naar de postzegelmappen voor zijn neus. Hij legt een van de mappen een beetje recht.

Wat fijn! Al wat verkocht vandaag?

‘Nee.’

Oh, sorry.

‘Oké.’

Ik besluit de man met rust te laten en wandel verder langs de tafels. Ineens komt voorzitter Jan weer naar me toe. ‘Ik dacht, ik wil je toch dit nog even laten zien,’ vertelt hij half lachend, terwijl hij wijst naar een ophangbord met een aantal ansichtkaarten eraan. ‘Kijk, dit hebben we hier ook tentoongesteld. Dat zijn wel geen postzegels, maar ansichtkaarten, maar dit is ook

Prachtig, hoor.’

Maar hebben de ansichtkaarten dan geen recht op een eigen tentoonstelling?

‘Nou, ik zal jou vertellen,’ antwoordt Jan. ‘Het gekke met die ansichtkaartenboys is toch wel een beetje: die verenigen zich maar niet!’

De ansichtkaartenboys verenigen zich niet?

‘Precies! Gek, hè? Terwijl, er zijn van die boys echt wel een hoop mensen te vinden in Nederland, maar op de een of andere manier verenigen ze zich maar niet. Er is gewoon geen plek, of geen ruimte, ik weet het niet. Dus hebben wij ze maar een klein beetje geadopteerd, hier. Kijk. Mooi, hè?’

Zeker. Toch zonde, dat ze zelf geen club zijn. Anderzijds, zo profiteren de postzegelboys er maar wel weer mooi van.

‘Ha! Zo kun je het natuurlijk ook bekijken!’ lacht Jan.

Ik bedoel maar. Weet je wat, Jan, ik kijk nog even verder, oké?

‘Ja, is goed hoor!’

Oostblokzegels

Aan de andere kant van de zaal staat een man die een soort vest heeft gemaakt van een oude PTT-postzak. Hij heeft een beetje een rafelige snor en is al de hele middag met zijn postzegels in de weer. Jan vertelde me dat hij vooral zegels uit het Oostblok verkoopt. Dat dat eigenlijk zijn specialiteit is. Achter zijn tafel staat een hele grote kast met tientallen laatjes erin.

Ik hoorde van Jan dat u dé Oostblokzegelspecialist bent.

‘Het Oostblok? Het Oostblok? Zo zou ik het niet willen noemen, meneer, maar als u wat te vragen heeft, dan hoor ik het wel.’

Oh, pardon. Maar oké. Wat is nou hét land voor zegels, als je naar Oost-Europa kijkt?

‘Toch Rusland, denk ik.’

Rusland, ja?

‘In Rusland zijn de zegels anders.’

Ah, ja. En waarom dan?

‘Nou, kijk alleen al naar het land. De geografie, de omtrek, de mensen. Eigenlijk is alles daar anders. En het is daar echt nog een hobby.’

En hoeveel is dat dan anders dan bijvoorbeeld Litouwen?

‘Nou ja, niet. Nee, dat kan ik niet zeggen, dat ligt er veel te dichtbij. Als u me vraagt hoe anders Rusland is dan Nederland? Of Frankrijk? Dan zeg ik: ja. Dat is anders. Maar Litouwen, nee.’

Wat is het verschil dan?

‘Tussen Rusland en Frankrijk? Nou, wat een rare vraag. Alleen al de ligging natuurlijk.’

Oh ja.

‘Ja, nou ja, dat snap je toch? Frankrijk ligt in het westen. En Rusland in het oosten. Nou, dat is al anders. En Rusland is groter. Dat zijn alleen al grote verschillen.’

Oké. En deze postzegels zijn uw hobby?

‘Om de dooie donder niet, meneer! Dit is geen hobby, dit is een investering! Ik ben hier geld aan het maken, hoor!’

Sorry.

‘Ja, als je alleen al kijkt: ik moet hier 21 procent btw betalen over mijn omzet!’

Oké, oké, en loopt het een beetje met de omzet?

‘Nee. Allerminst.’

Oei, sorry. Maar morgen is er nog een dag, toch?

‘Nou, dat zal ook wel weer vies tegenvallen.’

Ik krijg langzaam maar zeker het idee dat u een klein beetje negatief in het leven staat.

‘Nee hoor, ik zit gewoon al heel lang in dit wereldje.’