‘Mijn Iraanse groenteboer houdt meer van alcohol dan van Allah’

In m’n Twitter-feed wordt breaking news van de BBC geretweet. Explosie bij een popconcert. Weer een aanslag. Een boel do...

In m’n Twitter-feed wordt breaking news van de BBC geretweet. Explosie bij een popconcert. Weer een aanslag. Een boel doden, waaronder kinderen. Ik vloek eens in mezelf. ‘Vieze, vuile tyfuslijers.’ Klap m’n laptop dicht en ga slapen. Gewoon, zoals ik ook zou slapen als er niet vijfhonderd kilometer verderop 22 mensen aan stukken waren gereten.

Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo was ik echt effe een paar dagen van slag. En ik was helemaal niet #Jesuischarlie, of zo. De cartoons die ik van ze kende, vond ik lomp en niet heel funny. Maar hé, je zou ze de kost moeten geven die mij lomp en niet heel funny vinden. Lijkt me geen reden iemand af te knallen.

Toen nog eens in Parijs op terrassen en in de Bataclan. Ik ben weleens in Parijs. Ik ga nogal eens naar rockshows. Ik ken twee liedjes van de Eagles of Death Metal en die vind ik best leuk. Als ik in Parijs was geweest, was ik misschien wel naar het optreden gegaan. ‘Zo komt het toch wel heel dichtbij,’ zeggen niet al te bijdehante mensen dan op Twitter.

Daarna die bom in de vertrekhal van Brussels Airport en die vrachtwagen op de boulevard in Nice. En was er ook niet nog iets met een Duitse kerstmarkt? Ook een vrachtwagen? Ik had vijf jaar een vriendin in Düsseldorf. Zodoende heb ik vaker dan me lief is bij zo’n stalletje met een glas glühwein in m’n kouwe klauwen staan blauwbekken. ‘Zo komt het toch wel heel dichtbij.’ Maar ik kan me niet herinneren dat ik me om die aanslag erg druk heb gemaakt. Ik ben aan het afstompen, denk ik. Aanslagen lijken er zo ondertussen gewoon bij te horen. Zoals voor die jongen die al jaren in Jeruzalem woont. Een vriend van een kennis. Ik sprak hem in een bar toen hij voor een paar weekjes terug in Nederland was. Vroeg of hij niet bang voor aanslagen was. ‘Och,’ zei hij en hij haalde z’n schouders op, ‘zolang je drukke plekken zoals de markt een beetje mijdt, is de kans dat zoiets je overkomt heel klein.’ Hij maakte zich drukker over het feit dat ie, hoewel ie Joods is, door z’n Arabische voorkomen (donker met een zwarte hipsterbaard) er op het vliegveld altijd tussenuit wordt geplukt voor extra controle.

Ik heb een Iraanse groenteboer. Aardige vent die halverwege de jaren 90 z’n geboorteland ontvluchtte. Daar hoeft ie ook niet meer terug te komen, want dan is ie de Sjaak. Hij houdt meer van alcohol dan van Allah.

‘Het is goed dat er nu ook aanslagen in Europa zijn,’ zegt hij onder het afwegen van mijn asperges. ‘Niet voor de slachtoffers, natuurlijk. Voor de slachtoffers is het niet goed. Maar daar (hij wijst in wat oostelijke richting moet voorstellen) zijn altijd aanslagen. Nu hier ook aanslagen zijn, voelt het Westen zelf eens de gevolgen van wat ze in het Midden-Oosten aanrichten. Je moet niet met een stok in een drol poeren. Want zelfs als het een hele lange stok is, komt de strontlucht een keer je kant op waaien.’

Maar strontlucht went. Ik ben opgegroeid in de Hoeksche Waard, dus ik kan het weten. Als de boeren beginnen te gieren, is de stank eerst niet te harden. Maar na een paar uur ruik je het eigenlijk al niet meer. Het went. Zolang je maar niet een van de ongelukkigen bent die de schijt vol in z’n gezicht krijgt.