Beste programmamaker Bahram Sadeghi,
In de Volkskrant las ik dat je over een half jaar 50 wordt. Hartstikke mooi, dacht ik. Maar dat bleek iets te simpel gedacht. Je legde in een interview uit wat er gebeurt als je 50 wordt. Je hele omgeving denkt dan: Wat vreselijk voor je. En in jouw geval ook vreselijk voor je vriendin, zo vertelde je, want die is 32 en krijgt meewarige blikken, al heb jij een goede kop en ben je fit. Het blijft een goede kop van bijna 50. Je vertelde in het interview dat volgens je huisarts jonge mannen met haar praten over hun sportblessure of hun soa, en mannen van 50 over hun bloeddruk of bierbuik.
En toen kwam het. Je vertelde dat ouderdom vaak belachelijk wordt gemaakt. Kennelijk een afweermechanisme, vermoedde je: de verandering die ons allemaal te wachten staat, proberen we ons bijna letterlijk van het lijf te houden door hem weg te lachen. En vervolgens gaf je een voorbeeld. Van een sport die speciaal is bedoeld voor 50-plussers. Een harstikke serieuze sport, vertelde je, met internationale bonden en regels en wedstrijden en alles wat er verder bij hoort. Maar steeds als je vertelde over die sport, werd er alleen maar hard gelachen, stelde je teleurgesteld vast. De sport heet walking football. Het is voetbal voor 50-plussers. Je vatte de regels samen: Het is zoals gewoon voetbal, maar je mag niet rennen, lichamelijk contact is niet toegestaan en de bal mag niet hoger komen dan kniehoogte.
Ik las het, en de tranen rolden over mijn wangen. Van het lachen. Was dat, zoals jij zult vermoeden, mijn afweermechanisme tegen mijn pijn over het moment dat ik hopelijk ook zelf de 50 haal? Wellicht. Ik sluit het niet uit. Wat ik daarentegen wél uitsluit, is dat ik ooit een sport serieus ga nemen waarin twee keer elf mannen op een veld níet mogen rennen en elkaar niet mogen aanraken, een voetbalvariant waarbij een bal op scheenhoogte al bijna neerkomt op een provocatie.
Het ergste vind ik: ik krijg die sport van jou nu niet meer uit mijn hoofd. In alles dat ik zie, ontwaar ik walking football. Ik zag beelden van Donald Trump in Saoedi-Arabië, als gast bij een optreden dans- en drumgroep die met zwaarden zwaait. Trump zwalkte als een defecte robot een beetje van links naar rechts, een beweging die naar ik vrees voor een vorm van meedansen moest doorgaan. Mijn eerste gedachte: Nog altijd meer beweging dan een veld vol walking footballers.
Ik zag de foto van schrijver Simon de Waal, die dit weekend heel Nederland doorging: in Amsterdam-Oost staat al weken lang een reiger voor een huis. Daarin woonde een vrouw die het dier iedere dag gebakken kipfilet voerde. De vrouw is onlangs overleden, en nu staat die reiger daar elke dag te wachten op iets dat nooit meer komt. Het is een ontroerend beeld, even tragisch als lief. Een vogel die zich onbewust is van de onvermijdelijkheid van het einde, maar daar zo stoïcijns op die stoep voor dat raam staat dat het bijna een statement tegen die onvermijdelijkheid wordt. Het zou bijna poëzie kunnen zijn.
Bijna, als het niet verpest werd door mijn associatie sinds jouw interview: 22 mannen even stoïcijns op een veld, ook als standbeeld, eveneens in verzet tegen de onvermijdelijkheid. Niet wachtend op een stuk kip, maar op een bal. En als die niet ver genoeg doorrolt, dan wandelen ze er naartoe. Zonder versnelling, want dat mag niet volgens de internationale regels.
Het lijkt me vreselijk om veel te vergeten als je ouder wordt. Eén voordeel: ik krijg ook dat walking football uit mijn hoofd.