‘Kinderen zijn net mensen: er zitten leuke tussen, maar ook hufters’

Naast Revu-columnist en zanger van voornamelijk vieze liedjes ben ik ook de schrijver van een dik honderd titels tellend...

Naast Revu-columnist en zanger van voornamelijk vieze liedjes ben ik ook de schrijver van een dik honderd titels tellende kinderboekenserie over een ventje dat Borre heet.

Er zijn mensen die daar met hun hoofd niet bij kunnen. Hoe kan je nou vuilbekken in een rockband én voor kinderen schrijven? Dan moet je wel een totaal gespleten persoonlijkheid hebben. Ik zeg dan altijd: ‘Als je bij je oma op de thee bent, ben je gewoon jezelf, toch? En als je bovenop je meissie ligt, ben je ook jezelf, niet? Maar ik mag toch hopen dat je je bij de één anders gedraagt dan bij de ander.’

Behalve dat ik boekjes voor ze schrijf, heb ik niet zoveel met kinderen. Maar ook niet per se iets tegen ze. Eigenlijk zoals Annie M.G. Schmidt eens zei: ‘Als er eentje langs komt lopen, zal ik ’m niet meteen schoppen.’ Kinderen zijn gewoon net mensen. Er zitten leuke tussen. Maar ook klootzakkerige hufters (m/v). Zelf heb ik geen kinderen. Weinig kinderen in m’n omgeving ook. Twee nichtjes heb ik. Die zijn leuk. En ik heb wat vrienden met kinderen. Daar zitten gelukkig ook weinig etters tussen.

Maar zoals een filmmaker (ik kan zo snel effe niet herinneren wie, maar Annie M.G. Schmidt was het niet) eens zei: ‘Er zijn drie dingen die je eigenlijk niet in je film wilt hebben, omdat ze zich nauwelijks laten regisseren: water, dieren en kinderen.’

En ik moet (want werk is werk) in de hoedanigheid van kinderboekenschrijver met enige regelmaat bij een basisschool, bibliotheek of festivalletje op komen draven om uit Borre voor te lezen. Aan kinderen dus. En dan loopt het mij dun door de pijpen.

Ik ben eigenlijk nooit zenuwachtig als ik voor volwassenen moet optreden. Het is maar zelden dat iemand obstinaat door je voordracht heen gaat zitten ouwehoeren. Volwassenen staan namelijk niet graag voor lul. Kinderen daarentegen maakt dat geen fluit uit. Die doen waar ze zin in hebben. Als ze het verhaaltje al kennen en weten hoe het afloopt bijvoorbeeld, dan kun je het krijgen: ‘Deze hebben wij thuis ook! De papegaai heeft alle krentenbollen gestolen!’ Meestal zijn hun ouders erbij en kan je niet roepen dat ze hun bek moeten houden. Moet je als Frank van Sesamstraat zeggen: ‘O ja? Wat leuk. Maar dan lees ik nu even verder voor de andere kindertjes.’ Ik ben daar niet zo goed in.

Afgelopen weekend moest ik weer. In Nijmegen. Op een middag die Stoere kinderen, sterke verhalen heet. In de trein had ik al buikpijn.

Eenmaal in Nijmegen aangekomen, moest ik in een pauwenstoel gaan zitten. Terwijl achter mij de illustraties op een scherm werden geprojecteerd, las ik vier Borre-verhalen voor. Niemand lulde er doorheen. Alle aanwezige koters hielden braaf hun smoeltjes. Langzaam ebde de buikpijn weg. En toen kwamen er vragen uit het publiek. Naast klassiekers als ‘Wat is je favoriete dier?’ zaten er ook erg goede bij, zoals ‘Lees je graag op de wc?’ en ‘Wat voor kleur onderbroek heb je aan?’ Waarop ik werd aangemoedigd ten overstaan van zo’n vijftig kinderen mijn broek te laten zakken en m’n blauwe boxers te tonen. Ze scandeerden nog net niet ‘Broek uit! Broek uit!’, maar verder was het net een rockshow en voelde ik me gewoon helemaal mezelf.