Helaas heb ik de opmars van Pim Fortuyn nooit bewust meegemaakt. In die tijd, iets na het millennium, was ik een opgeschoten puber, die veel liever op straat ging voetballen, of achter de meisjes aanliep. Het politieke en intellectuele debat ging derhalve langs me heen.
Pas op de studie journalistiek, vijf jaar later en ruim na de dood van de markante politicus, ben ik me met terugwerkende kracht gaan inlezen, puur omdat ik de veranderende stemming van Nederland wilde begrijpen. Mensen met publieke functies uitten zich brutaler. Wilders kon met een ultraconservatief geluid opstomen tot in de Tweede Kamer. En moslims werden niet langer met fluwelen handschoenen aangepakt, mede door alle (inter)nationale aanslagen.
Er was iets veranderd dankzij Pim Fortuyn, die het maatschappelijke discours had gestript van alle politieke correctheid, en de dingen en zaken gewoon bij naam noemde. Als ik interviews met hem terugkeek, vielen drie dingen in het bijzonder op: de bevlogenheid waarmee hij sprak, het antisentiment onder journalisten en tegelijkertijd de redelijkheid van Fortuyn. Hij was weliswaar kritisch op de multiculturele samenleving, maar hij wilde niemand het land uitzetten. Ik herinner me de uitspraak: Het zijn onze Marokkaanse rotjongens. Dus ze zijn ons probleem, of iets in die trant.
In elk geval staan die woorden symbool voor iemand die (nog) niet de jungle van het uitzichtloze populisme had betreden. Dat kunnen we van zijn zelfbenoemde ideologische erfgenamen niet zeggen. Inmiddels betekent het gedachtegoed van conservatief Nederland dat er zoveel mogelijk moslims en Marokkanen of Turken beledigd moeten worden. De heersende opvatting is dat die houding tot iets vruchtbaars zal leiden.
Het verbaasde me daarom weinig toen afgelopen weekend de Pim Fortuyn Prijs aan Ebru Umar werd uitgereikt. Dat is een onderscheiding voor opiniemakers, politici of bestuurders die het gedachtegoed van Fortuyn het beste uitdragen. Volgens het juryrapport verdient de columniste van de gratis krant Metro deze waardering vanwege haar kritische geluid, de gave van haar pen en haar verbale kwaliteiten. Best ironisch. Als ik naar haar mediamomenten van afgelopen maanden kijk, zou ik denken dat bovenstaande opsomming perfect weergeeft waartoe zij juist níet in staat is. Heel hard schreeuwen en schelden, dat kan Umar goed. Een voorbeeld: KUTMOCROS, IK HAAT JULLIE IK HAAT JULLIE IK HAAT JULLIE IK HAAT JULLIE EN IK HAAT JULLIE MOSLIMBROEDERS EN ZUSTERS OOK> FUCK YOU ALL.
Ik weet niet wat u van deze uiteenzetting vindt, maar als we het over Pim Fortuyn hebben, die erudiete, beschaafde en eloquente man, snap ik niet zo goed hoe een jury tot de conclusie kan komen dat Umar het gedachtegoed van Fortuyn een dienst bewijst. Ik zou het eerder bevuiling noemen, die nota bene door zon jury in stand wordt gehouden.
De tragiek van Nederland is dat veel idealisten graag Fortuyn willen imiteren, maar daar totaal niet in slagen. Kijk naar de geradicaliseerde Geert Wilders, die tegenwoordig zelfs flirt met de Holocaust-ontkenners van Front National, iets wat Fortuyn nooit van zijn leven zou doen dat heeft hij nota bene zelf gezegd. De nieuwe conservatievelingen in ons land zijn niets meer dan schuimbekkende dorpsgekken die geen constructieve ideeën hebben. Het is bizar dat zon jury van de Pim Fortuyn Prijs deze waanzin in stand houdt. Ik ken namelijk genoeg rechtse denkers die veel eerder voor een dergelijke onderscheiding in aanmerking zouden komen. Maar dat zijn geen krijsende psychopaten. Wellicht is dat media-technisch onhandig voor de jury. Jammer.