Longread | De backpack-mythe: zo spannend is een wereldreis niet

Ooit zijn zij de tofste: de jonge mensen die gewoon toegeven dat ze absoluut geen zin hebben om met een klote-backpack t...

Ooit zijn zij de tofste: de jonge mensen die gewoon toegeven dat ze absoluut geen zin hebben om met een klote-backpack te slepen omdat ze de wereld ook prima op internet kunnen zien. Veel beter zelfs, en bovendien gratis.

Drie robuuste houten stapelbedden, naar wasverzachter ruikende leliewitte lakens, een zacht matras maar niet té, ieder bed een eigen leeslampje en een stekkerblok. Women only is deze hostelkamer, wel zo prettig want mannen snurken, ruiken naar zweet en maken troep. Iedereen heeft zijn eigen locker om waardevolle spullen in op te bergen (cijferhangslotje nodig, bij de receptie te koop). In het plastic hoesje op de bedrand is een papiertje met mijn naam geschoven: dit bed is bezet. Mijn kamergenotes zijn de Zuid-Koreaanse Seungyeon, de françaises Hanna en Marion, de Australische Liz en ik. Je mag niet generaliseren naar aanleiding van afkomst, maar we zijn vaak clichés van ons eigen paspoort. Seungyeon zegt weinig en zit altijd op haar Samsungsmartphone van tabletformaat te tikken.

Hanna en Marion praten vooral met elkaar, in het Frans, klagen over het eten, de hitte, eigenlijk over alles. De Australische Liz zuipt als een bootwerker en heeft het het merendeel van de tijd over katers. Ze draagt zeer korte jurkjes en rokjes waardoor ze nogal detoneert met het islamitische Maleisië. En ze is niet de enige. Ik verdenk sommigen er zelfs van nog nooit een boek te hebben opengeslagen over Maleisië. ‘Zijn het nou Chinezen of Indiërs?’ vroeg Kent, een van de vier Amerikanen die vanuit Californië op weg zijn naar Amsterdam. ‘Zijn ze hier moslim of zo?’ vulde zijn vriend John aan. Gesluierde vrouwen had hij ‘in relaxed Azië echt niet verwacht’.

Of Liz, mijn Australische huisgenoot, die zich bewust als een Oekraïense stripper kleedt omdat ze vindt dat mensen overal ter wereld maar eens in de eenentwintigste eeuw moeten gaan leven: ‘Ze hebben hier toch ook allang internet?’ Zelf vergeet ik af en toe dat we ons in Kuala Lumpur bevinden; dit hostel zou werkelijk overal ter wereld kunnen staan. Er is overduidelijk geanticipeerd op de inpandige reiziger, want naar buiten hoef je eigenlijk niet meer. En dat doen veel backpackers hier ook bijna niet. Ze hangen in de tuin of in een van de tv-kamers, kijken films en series, praten over waar ze allemaal geweest zijn en er wordt veel en lang met het thuisfront geskypet, hoe fantastisch het hier is. De ongeschreven slaapkamerregels zijn: geen vriendjes of vriendinnetjes mee in bed, als er iemand ligt te slapen knip je het licht niet aan en ga je ook niet met plastic zakjes in de weer. Je mag ook niet zonder te vragen aan iemands uitgestalde zonnebrand, deodorant of tandpasta komen en alleen jouw bed gebruiken om spullen op uit te stallen of te laten drogen. De badkamer delen wij met de gemengde kamer van vijf stapelbedden in de kamer naast ons, iets verderop op de gang. Prima, want er wordt hier twee keer per dag schoongemaakt. Waar dit hostel in Kuala Lumpur zich precies bevindt, zeg ik lekker niet. Neem maar van mij aan dat dit de doorsnee van een succesvol hostel is, de één misschien een beetje luxer, de ander aftandser, maar het concept is hetzelfde: met z’n allen in hetzelfde reisschuitje, de sterkste reisverhalen uitwisselen en samen maken we er iets moois van.

Sowieso streamen

Waar het in hostelland allemaal om draait, is wat er ‘facilitair’ voor miniuniversum uit de grond is gestampt. Bovenstaand hostel is in het bezit van, telt u mee, een bar, een restaurant, een loungeruimte met banken, een reisbureau, een biljarttafel, een keuken met stickertjes op de kastjes zodat je precies weet waar messen, vorken, kommetjes en koosjer-snijplanken liggen, voor iedereen te gebruiken computers, verschillende tv-kamers, een lift, een tuin met hangstoelen en een zwembadje en een wasserette. Gratis wifiis er ook natuurlijk, daar gaan reizigers blind vanuit. Evenals een snelwerkende verbinding zodat je er series en films mee kunt streamen en niet alleen pal voor de receptie, maar ook vanuit je bed. Het verschil tussen een vijfsterrenhotel en een hostel is de gradatie van luxe, het jonge publiek, de privacy (of het gebrek daaraan) en de prijs. Een stapelbed in de vrouwenkamer kost hier net geen twaalf euro per nacht, inclusief ontbijt, vierentwintig uur per dag gratis koffie en thee en alle faciliteiten zijn gratis, behalve de wasmachine en de droger.

Door verre en lange reizen te maken laat je het thuisfront zien dat je avontuurlijk bent, het alleen kunt rooien, moedig bent, geen veilige haven nodig hebt. Maar heel veel backpackende twintigers reizen van hostel naar hostel en maken er eigenlijk een verlenging van een middelbareschoolpauze van. Georganiseerde pannenkoekenavonden, leer-mensen-kennen-barbecues, vliegveld pick-ups, groepstours, reisboek Lonely Planet als bijbel, kortom, van toeristenambassade naar bananenpannenkoekenhostel. Is de reiscultuur met de komst van de hostel-scene veranderd of was vroeger de bar van een herberg in wezen hetzelfde, een ontmoetingsplaats voor reizigers en andere paradijsvogels?

Het hostelleven is onder reizende jongeren in ieder geval een populaire subcultuur geworden. Eentje met twee duidelijke pijlers: zo comfortabel mogelijk ergens vertoeven en leuke mensen ontmoeten. En dat is zonder twijfel de allergrootste kracht van verblijven in een hostel: het is een kweekvijver van internationale vrienden. Je mag het rustig indrukwekkend noemen hoe ontzettend snel en makkelijk je er medereizigers leert kennen. Prettig en gezellig, maar je kunt je afvragen of reizen niet iets heel anders is: een tijdje echt op jezelf leren zijn en je expres niet in het veilige sociale vangnet bevinden. En een tijdje flink afzien op reis is zo slecht nog niet voor de verwende mens; het werkt als een wekker voor de geest. Eenmaal terug ben je je er plots van bewust hoe belachelijk goed wij het in Nederland voor elkaar hebben. Door je altijd in hostels te bevinden, ontloop je beide facetten. Veel hostels adverteren met ‘home away from home’, voel je hier bij ons net zo thuis als... Ja, als thuis dus. Een ware paradox. Je zou kunnen zeggen dat wie het thuisgevoel op reis wil blijven koesteren, ook gewoon thuis zou kunnen blijven. Of nee: voor hen bestaat nu de thuisvervangende hostelwereld.

Hoe lang is jouw lijst?

Reizen heeft voor ons jonge westerlingen een andere rol gekregen. Het is een verplicht nummer op je levens-cv geworden, iets dat erbij is gaan horen net als, zeg, studeren. Reizen als statussymbool en hoe meer landen er bezocht zijn, hoe beter het is. Hoe langer je wegblijft, hoe hoger je in de reisranglijst klimt. Drie maanden? Mwah, niet echt noemenswaardig. Een half jaar? Al beter.

Een jaar? Begint er op te lijken. Langer dan een jaar? Ja, benijdenswaardig. Maar je bent toch niet naar Australië geweest hè, of naar clichékwartet Thailand, Cambodja, Vietnam en Laos, want die rekenen we allang niet meer mee. Afrika telt wel, dubbel zelfs (behalve zuidelijk Afrika), Azie? telt nauwelijks mee (behalve China, Bhutan en Birma), Europa is alleen belangrijk voor de Amerikanen en Australie?rs, Zuid-Amerika telt gewoon (op het bezoeken van alleen Bolivia en Peru staan strafpunten) en het Midden-Oosten telt dubbel (maar daar is nooit iemand van plan naartoe te gaan behalve naar feesten in Tel Aviv of om Engelse les te geven in Saoedi-Arabie?).

Reisbestemmingen zijn net zo aan trends onderhevig als de koffiebars in Amsterdam-West. Plots zijn plekken heel erg in en de trendy hippies en hipsters met baarden, flipflops, haremof pyjamabroeken, T-shirts van een Thais biermerk, gebreide incatassen en iPhones komen er massaal op af. Er worden hostels geopend, meer en meer, daarop volgen de restaurantjes, ontbijttenten, een yogastudio en nog meer hostels. Al snel is de reisbestemming getransformeerd in een heuse hostelstraat en platgewalst door enthousiaste backpackers uit de beroemde reisnaties: West-Europa, Canada, de Verenigde Staten, Israël, Australië, Nieuw-Zeeland en een handjevol uit Brazilië. En zoals dat gaat met acute hipheid: opeens duikt er weer een nieuwe je-van-het-plek op. Je begint er steeds vaker over te horen, te lezen, een reisprogramma maakt er een aflevering, ook de buren zijn er net geweest en voilà, de meute flashpackers met overvolle rugzakken en handige reisgadgets verhuist naar een volgend stukje authentieke wereld. Ik kijk in mijn glazen bol: Colombia. Daarna wordt thuisblijven het nieuwe reizen.

Lekker thuisblijven

Reizen is een allemanshobby geworden, maar ik geloof daar niet in. De hostels maken het ons ongelooflijk gemakkelijk, helemaal waar, maar door buitenlanden reizen en rondtrekken is niet voor iedereen. Je moet flexibel zijn, goed tegen verandering en hitte kunnen, een hondenneus hebben voor sjacheraars, boeven en hachelijke situaties en kilometers ver vooruit kunnen denken en kijken. Ik durf te beweren dat er momenteel mensen zijn die op reis gaan omdat ze zich gedwongen voelen. Omdat reizen er nu eenmaal bij hoort, omdat iedereen het doet. Stel je een kroeggesprek over reizen voor, en jij bent de enige die nooit verder is gekomen dan Italië of Kroatië. Dan heb je toch het gevoel dat je iets groots hebt gemist? Nooit lekker lang weggeweest? Nou, straks met een gezin kan het niet meer, hartstikke jammer toch?

Populistische onzin, vind ik. Een reis onderneem je omdat de passie voor reizen je trekt, je er ontzettend zin in hebt, je er vrijheid in ziet, het bij je past en niet omdat je er dan tijdens verjaardagen over kunt meepraten. Ik ben ze op reis veelvuldig tegengekomen en ik noem ze voor het gemak maar even de heimwee-types, die eigenlijk helemaal niet van reizen houden. Die zich vooruit slepen, altijd maar de berichten op hun computer checken, nergens zin in hebben behalve facebooken en skypen en overal proberen een McDonald’s te vinden omdat ze het lokale eten vies, te pittig én te eenzijdig vinden. (Dit zijn trouwens vaak de mensen die maanden na terugkomst nog klagen over hun jetlag.) Vertrekken met de verkeerde beweegredenen is zonde van je tijd en geld en let maar op, ooit zijn zij de tofste: de mensen die gewoon toegeven dat ze absoluut geen zin hebben om te reizen, honkvast zijn, geen zin hebben om met een klote-backpack te slepen omdat ze op internet de wereld ook prima kunnen zien, veel beter zelfs, en bovendien gratis.

Busstationbuurt

Nee, niet íedere reiziger verblijft in hostels, reist met Lonely Planet en boekt een tijdelijke standplaats via hostelworld.com. Er zijn ook genoeg mensen die zelfvoorzienend met een eigen auto reizen, liftend de evenaar volgen, hun eigen boot bouwen en de Amazone-rivier afvaren en op de fiets van Ethiopië naar Zuid-Afrika rijden en in krakkemikkige, volgepropte, snikhete kippenbusjes van het ene dorp naar het andere gehucht trekken. De ware reiziger is nieuwsgierig, zoekt dat wat onbekend is en verlaat daarmee een leven dat zich op de automatische piloot afspeelt; hij kan de drang loslaten ergens bij te willen horen. Waar slaap je als budgetreiziger als je niet aan hostels doet? Want wat je er ook van vindt, de prijs van een bed in een gemiddeld hostel is onevenaarbaar laag. Het alternatief is een goedkope kamer in een familiepension of logeren bij mensen thuis. Via Airbnb bijvoorbeeld, maar nog beter is de ouderwetse aanpak en dit komt neer op tijd, geduld en mazzel. Uitgenodigd worden om bij de locals thuis te logeren, gebeurt als je rondhangt in parken, koffiedrinkt in cafés waar oudere mannen rummikuppen en ijsbeert langs welk gebedshuis dan ook.

Je leert de bevolking kennen, de echte, dus niet de mensen die ervoor betaald worden om aardig tegen je te zijn, zoals taxichauffeurs, obers en receptionisten. Pas als locals je op sleeptouw nemen en over hun leven vertellen, ontvouwt een land zich van binnenuit aan je. Een andere tip uit eigen doos is een kamer betrekken in een zogenaamd love-hotel, altijd scherp geprijsd en niet-toeristisch (kan je er ook een kamer per uur boeken, dan is het er gegarandeerd eentje). Ik ben ze overal tegengekomen, van Japan, Zuid-Korea en Brazilië, van bondagekamers, van plafond tot bed gehuld in roodpluche, geheel in gevangenisstijl, iedere kamer een ander Disney-thema; u noemt, het bestaat. Je kunt ook een pension zoeken dat zich zo dicht mogelijk bevindt bij het busstation. Je logeert dan gegarandeerd in een schimmige buurt waar nauwelijks toeristen komen. Hier zitten de cafés, theehuizen en buitentoko’s waar de intrigerendste karakters rondhangen. Zij kunnen je inwijden in de wereld die het ijzeren gordijn van tours, praatgrage gidsen en comfortabele hostels juist voor ons probeert te verbloemen. Vorig jaar sliep ik in zo’n kamer, tweehonderd meter van het busstation van Suva, de hoofdstad van de eilandengroep Fiji. Je denkt er meteen ‘paradijs’ bij, maar dat is het verre van. Stel je eerder Mumbai in India voor en dat op een tropisch eiland waar wel palmbomen maar geen witte stranden zijn. ’s Nachts, ik lag te slapen, werd mijn kamerdeur ingetrapt en binnen twee minuten was ik op mijn paspoort na al mijn waardevolle bezittingen kwijt. Zo werd ik vaste klant bij geldtransferkantoor GWK, waar ik de door mijn ouders opgestuurde euro’s in Fijiaanse dollars ophaalde, wekenlang, totdat mijn nieuwe bankpasjes eindelijk op Fiji aankwamen en ik weer verder kon reizen. En zo makkelijk heb je er een sterk reisverhaal bij.

Is de essentie van reizen goede verhalen verzamelen? Een goed verhaal voor thuis? Of hoort reizen thuis in het rijtje ‘op zoek naar jezelf’? Leer je jezelf op reis echt beter kennen? Mijn antwoord zou ‘ja’ zijn, maar dan toch vooral op de momenten dat ik alleen was, me ontzettend eenzaam voelde, doodziek was en niemand had om mee te praten. Toen ik geplet tussen manden en mensen dagen op een stuurloos bootje dobberde en niemand me verstond. Toen vroeg ik me pas af waarom ik eigenlijk op reis was, waarom het zo moeilijk is om echt alleen te zijn en waar het dichtstbijzijnde hostel zich bevond.

Iris Hannema (1985) is reisschrijver en wereldreiziger. Haar tweede reisboek Het bitterzoete paradijs is net uit (De Arbeiderspers). Volg Iris tijdens haar reizen via @irishannema.