Longread | Piepjonge straatterroristen slopen de openbare ruimte

Nederland is verontwaardigd over de opkomst van de straathyena’s: tieners die hun vandalisme filmen en op social media z...

Nederland is verontwaardigd over de opkomst van de straathyena’s: tieners die hun vandalisme filmen en op social media zetten. Politiek en politie zijn het zat, maar hebben geen oplossingen. Jannes van Roermund gaat op pad met twee piepjonge straatterroristen. ‘We zijn strijders. Vergelijk ons met Nelson Mandela.’

Niko (15) slurpt aan een milkshake. Kort blond haar, sproetjes, blinkende ketting. We zitten op een terras in De Meern, vlakbij Utrecht. Hij laat een video zien, gefilmd vanaf een scooter. Als de bestuurder langs een hardlopende vrouw rijdt, slaat hij vol op haar achterwerk. Niko schatert.

‘Klats op die kont, haha!’

Zijn vriend Tyson (15) – van Molukse afkomst, tikkeltje gezet – kent een moment van helderheid: ‘Man, dat is eigenlijk aanranding, hè?’ Niko haalt zijn schouders op. Even later fluit hij twee meisjes na.

De jongens noemen zichzelf straathyena’s, net als honderden anderen in Nederland. Sommigen zijn pas acht jaar oud. De straatschoffies gooien ruiten in, vernielen bushokjes en zetten auto’s in brand. Alles wordt gefilmd. Het doel is om de filmpjes te plaatsen op sociale media. Verschillende accounts vragen om video’s in te sturen.

Strijders

De reacties op de ontluikende hype liggen voor de hand: bizar, tenenkrommend, een nieuw dieptepunt voor Nederland. De jongens vinden het prachtig. Ze noemen zichzelf ‘strijders’. Op de vraag waarvoor ze strijden, hebben ze geen antwoord.

‘Strijders hebben gewoon schijt,’ glimt Tyson. ‘Vergelijk ons met Nelson Mandela,’ oppert Niko, die de vergelijking niet kan uitleggen. Tyson zegt ‘te geilen’ op vandalisme. ‘Dat gevoel als de politie achter jouw scooter aanzit...

Man, ik heb zin om iets kapot te maken. Wil je dat zien?’

Criminoloog Jeroen van den Broek vindt het lastig om een eenduidig profiel op te stellen van de straathyena’s. ‘Bij geweldsdelicten zie je een cycle of violence: daders zijn vroeger zelf veel in aanraking gekomen met geweld. Dit is anders, het is een schreeuw om aandacht. Er moet iets aan de hand zijn met die gasten, maar er zitten ongetwijfeld ook jongens tussen die het goed doen op school en die een prima jeugd hebben gehad.’

Van den Broek schreef een masterscriptie aan de Erasmus Universiteit over jongeren die op sociale media patsen met kilo’s cocaïne en zware wapens. De groep die hij onderzocht gebruikt criminaliteit om zichzelf een bepaald imago aan te meten, om status te verwerven. ‘De jongeren uit mijn onderzoek gebruiken criminaliteit functioneel. Een succesvolle drugsdealer laat zien dat hij zelfvoorzienend is, net als wij dat doen met een goede baan.’

Deze groep jonge criminelen zal volgens de onderzoeker niet onder de indruk zijn van de straathyena’s. ‘Ze vinden de straathyena’s waarschijnlijk Roekeloos en dom.’

Gratis laptop

Tyson en Niko laten meer filmpjes zien, van bekrassingen van auto’s en bushokjes die aan diggelen worden gegooid. Aan de ene kant zijn het normale jongens. Ze lachen net als leeftijdsgenoten om rood schaamhaar en wildplassen in de brandnetels. Tegelijkertijd komen ze uit een crimineel nest. Familieleden hebben automatische geweren in de kofferbak en handelen in van alles. ‘Wil je een nieuwe laptop?’ vraagt Tyson. ‘Gratis, hè. Kan ik voor je regelen. Niet gestolen.’

Dat Niko halverwege het gesprek een vlindermes uit zijn zak haalt, verwondert niet. Beide jongens hebben misdrijven op de kerfstok. Ze beweren geld te verdienen met hun vernielingen. ‘Bijvoorbeeld als iemand ruzie heeft met z’n buurman,’ zegt Tyson. Pas als iemand ‘een opdracht’ heeft, komen ze samen.

Van den Broek twijfelt aan dat verhaal. Collega Henk Ferwerda, directeur van adviesbureau Beke, neemt het ook met een korreltje zout. ‘Maar er worden vaker strafbare feiten gepleegd omdat anderen dat willen. De huurmoordenaar is het meest bekend. Alles wat je kunt bedenken, gebeurt. Dit ook, al hoor ik het niet vaak.’ Dankzij hun criminele milieu lijken Niko en Tyson een verloren zaak. ‘Als je thuis constant normen hoort die pro-crimineel zijn, ga je dat vanzelf internaliseren,’ stelt Van den Broek.

‘Je moet die jongens opnieuw normen en waarden aanleren, maar dat lukt zelden.’

De meeste straathyena’s zijn nog te redden. Ze hebben toevallig de verkeerde vrienden en gaan anderen nadoen. Dit kopieergedrag is van alle tijden, maar dankzij sociale media is het fenomeen revolutionair veranderd. ‘Die straatcultuur is een hyperrealiteit geworden,’ zegt criminoloog Van den Broek. ‘Niemand kan beoordelen wat echt is. Oudere jongens kunnen op internet een beeld schetsen dat niet strookt met de werkelijkheid. Jongens van tien, twaalf jaar hebben dat niet door. Zij gaan het spiegelen.’

Erbij willen horen

Ouders hebben vaak de boot gemist, stelt Frank van Strijen. Hij is jongerenwerker, auteur van opvoedboeken en oprichter van Jeugd Enzo. ‘Als kinderen thuiskomen van school, vragen ouders: hoe was het? Als ze terugkomen van sporten idem dito. Maar niemand vraagt: hoe is het op Facebook?’ Wacht even – moeten we dat echt aan kinderen gaan vragen? Van Streijen:

‘Absoluut. Voor de jeugd is het domein van sociale media net zo reëel als het echte leven.’

Sociale media geven straatcriminaliteit een nieuwe impuls en het is de vraag of het toppunt is bereikt. Ferwerda promoveerde op het onderwerp criminele carrières van jongeren. Hij ziet nu een kantelpunt. ‘In de jaren zestig en zeventig lieten veel jeugdgroepen van zich horen. Als zij een ruit ingooiden, bleef het daarbij. Je had een klein publiek. Vervolgens kwamen de graffitispuiters die hun werk gingen fotograferen. De huidige fase gaat nog verder: je kunt mensen live mee laten kijken.’ En dat heeft consequenties: ‘Een incident heeft veel meer impact. Het gevoel van onveiligheid zou daardoor kunnen stijgen.’ Nog een gevolg: tegenwoordig voelen niet alleen de usual suspects als Niko en Tyson zich aangetrokken door straathyena’s, iedereen is vatbaar. ‘Vroeger was de jeugd gefragmenteerd,’ zegt jongerenwerker Van Strijen. ‘Dat zag je op het schoolplein: de kakkers stonden bij de kakkers, de alto’s bij de alto’s, de metalheads bij de metalheads. Vandaag vallen alle scheidingen – sociaaleconomisch, geografisch, subculturen – weg met een klik op de muis of een druk op de telefoon.’

Volgens Jeroen van den Broek is er nog niets verloren. De criminoloog doet onderzoek naar het concept ‘verbinding’ aan de Hogeschool Leiden. ‘We onderzoeken de stelling dat iedereen erbij wil horen, gezien wil worden en belangrijk wil zijn. Veel jongens willen diep in hun hart best wat anders. Dat ‘anders’ zou kunnen met de hulp van de aandacht van jongerenwerkers. ‘Die moeten jongens laten zien dat ze om hem geven.’

Straf, zorg en begeleiding

Jongerenwerkers of niet, het vandalisme van straathyena’s wordt meestal met vergelding beantwoord. De politie opteert voor een harde, repressieve aanpak. ‘Dat is de enige optie,’ verklaart een politiewoordvoerder. ‘Het zijn misdrijven die we met wortel en tak moeten uitroeien.’

Jongerenwerk Utrecht vindt de problematiek vooral ‘een zaak van de politie’. Jongerenwerker Monaim El Ghalbzouri sluit zich daarbij aan en voegt toe dat straatcoaches en jongerenwerkers vooral ‘een signalerende functie’ hebben.

Criminoloog Van den Broek countert: ‘Volgens mij hebben we een integrale aanpak afgesproken. Dat die nog moeizaam werkt, is geen geheim. Het is ook lastig: een jongerenwerker heeft een ander doel dan een wijkagent. Maar het heeft geen nut om jongens op te sluiten om ze vervolgens aan hun lot over te laten.’ Ferwerda beaamt dit: ‘Alleen straffen heeft geen zin. Jongeren hebben een cocktail van straf, zorg en begeleiding nodig.’ Hij pleit ervoor de aanpak te richten op de zogenaamde accounts en diens beheerders. Dat laatste is juridisch gecompliceerd, maar het zou moeten kunnen.

De daders alleen berechten is een stuk gemakkelijker. Toch haalt de politie niet alles uit de kast, zo merkte Jeroen van den Broek na het schrijven van zijn scriptie. ‘Ik was verbaasd hoe weinig de politie deed. Stel: je bent wijkagent en je treft niets aan na een rondje door de buurt. Ga dan achter de computer zitten.’ Volgens Van den Broek is er op de werkvloer veel draagvlak voor verandering, maar komt er in de praktijk nog te weinig van terecht. ‘De politie is een logge organisatie.’

De Amsterdamse politie zei onlangs in De Telegraaf dat video’s nooit het startpunt van een onderzoek zijn. Pas na een aangifte neemt de politie een video mee. Een woordvoerder van de landelijke politie beweert anders: ‘Als we filmpjes aantreffen met vernielingen, kan dat een reden zijn voor een onderzoek. Dat gebeurt, al is het niet de standaard.’ Zowel wijkagenten als landelijke eenheden houden sociale media in de gaten: ‘Dat gaat op dezelfde manier als op straat: ook daar kunnen we niet 24 uur per dag aanwezig zijn.’

Waar zijn de ouders?

Dat laatste moet in Rotterdam nog eens worden uitgelegd. Criminoloog Van den Broek, woonachtig in Rotterdam-West, ziet veel ouders de verantwoordelijkheid in de schoenen van politie schuiven. ‘De straat is hun domein, zo wordt er gedacht, naar mijn idee vooral in de Marokkaanse cultuur. In mijn straat worden dingen vernield...’ Hij zucht en pauzeert kort. ‘Ouders zitten op een paar meter afstand en doen niets. Hoe kan dat nou?’

Het is misschien wel de meest gehoorde vraag over de straathyena’s: waar zijn hun ouders? Van den Broek zegt er ‘voorstander van te zijn dat ouders hun kinderen weer gaan opvoeden’. Datzelfde argument gebruiken de beheerders van het Instagram-account Straathyena’s: ‘Ouders zijn verantwoordelijk voor het opvoeden van hun kind,’ zeiden ze recentelijk tegen RTL Nieuws.

Wat gaat er fout in de opvoeding? Een ervaren wijkagent uit Breda had zijn antwoord klaar in de regionale krant BN Destem: ‘Tegenwoordig werken beide ouders. Vroeger was er altijd wel een vader of moeder thuis die de kinderen in het gareel hield. En wat doe je als je thuiskomt en er is niemand thuis? Dan ga je de straat op.’ Jongerenwerker Van Strijen heeft een tip: gebruik sociale media. ‘Ik zit soms te whatsappen met jongens die in dezelfde woonkamer zitten. Ouders vinden dat abnormaal. Ik ook, maar zo kom je tenminste in hun leefwereld.’ Ook jongerenwerkers en leraren zouden moeten inzetten op dat online domein, denkt Van Strijen. ‘Alleen zo kun je ze beïnvloeden. In een gesprek komen ze er vaak niet uit.’

Van Strijen gelooft verder niet in de maakbare samenleving, zoals CDAfractievoorzitter Sybrand Buma dat ogenschijnlijk wel doet. De politicus stoort zich al langer aan het ‘nieuwe normaal’ in de samenleving: bussen worden bekogeld, journalisten in het gezicht gespuugd, conducteurs aangevallen. Zijn oplossing: herinvoering van de dienstplicht. ‘Burgerschap betekent ook dat je samen iets doet. De verbinding moet terug,’ liet hij in De Limburger optekenen. ‘Het moet verplichtend zijn voor iedereen, jongens én meisjes. Maar laten we beginnen met de raddraaiers. Een hele grote groep dreigt de aansluiting met de maatschappij te missen.’

In dit artikel zijn de namen van Niko en Tyson gefingeerd omdat het minderjarigen betreft. Hun identiteit is bekend bij de redactie.