Columnist/presentator Teun van de Keuken (45) schreef zijn eerste roman: Goed Volk, waarin hij een jaren 70-gezin schetst waar de vader een geëngageerde filmmaker is. Net als Teuns vader Johan. Ik kijk op vrijdagavond met mijn kinderen ook naar The Voice. Dat zouden mijn ouders nooit hebben gedaan.
Fotografie Corné van der Stelt
Je debuutroman heet Goed Volk. Had het tegenwoordig populaire Gutmensch ook de titel kunnen zijn?
Dat heb ik niet overwogen. Het gaat wel over de mensen die tegenwoordig zo worden genoemd, de mensen die zelf vinden dat ze aan de goede kant van het maatschappelijk debat staan in ieder opzicht; de juiste smaak, de juiste boeken, de juiste kranten. De mensen door wie ik ben opgevoed en tussen wie ik ben opgegroeid. Maar met dat woord zou er meteen een enorm afkeurend oordeel over hen in de titel zitten, en ik wil niet al in de titel een sneer uitdelen. Bovendien vind ik het woord volk cruciaal, omdat ik ook wilde schrijven over hoe die mensen zich verhouden tot volksere opvattingen. Ik hoop dat mijn boek voor een deel kan helpen verklaren waarom de kinderen van de generatie die zichzelf zo ruimdenkend en progressief vond, maar tegelijk eigenlijk op het volk neerkeken, denken hoe ze denken.
Je beschrijft dat de vader van het gezin altijd op zoek is naar briljante dingen en briljante mensen. Moest jij ook uitblinken?
Mijn vader wilde gei?nspireerd worden. Door grote denkers en kunstenaars. Mijn vader publiceerde zijn eerste fotoboek toen hij zeventien was en werd daar meteen bekend mee. Hij had een roeping, en wist dus in zekere zin al vroeg waarvoor hij leefde. Voor zijn kunst. Al je zo goed bent in je werk, ontspring je voor een deel ook het oordeel over je sociale vermogens. Ik wist al vroeg dat ik een dergelijk talent niet had, en ook niet die opvatting dat daar alles voor moet wijken. Mijn vader heeft een oeuvre gemaakt dat de tand des tijds heeft doorstaan en internationaal vermaard was. Ik wist vroeger al dat ik da?t niet ging halen. Jordi Cruijff was ook een goede voetballer, maar het was geen Johan Cruijff. Ik wilde wel altijd heel goed zijn in wat ik deed. Ik ben altijd competitief geweest. Altijd mezelf vergelijken met anderen, bezig zijn met waar ik sta. Heel vermoeiend.
Kijkt je vader nog mee? In de zin van: vraag je je bij je werk nog steeds af wat hij ervan zou hebben gevonden?
Volgens mij niet. We doen andere dingen en we hebben ook echt een andere stijl. Je hebt mensen die makkelijke dingen moeilijk willen zeg- gen, en mensen die moeilijke dingen makkelijk willen zeggen. Ik ben van die tweede categorie. Mijn vader was documentairemaker en noemde zichzelf kunstenaar, wat hij ook was, denk ik. Ik ben dat allemaal niet. Mijn voorbeelden waren Wim T. Schippers en Ischa Meijer. Ik wilde interviewer worden, hield van hun manier van ontregelen. Ik weet dat ik enigszins in mijn vaders voetsporen ben getreden, maar dat heb ik nooit gewild, ik zag mezelf als journalist. Ik vraag me af: hoe zit het eigenlijk? Hij was meer van: zo zit het eigenlijk. Ik heb zelf weinig antwoorden, amuseer me zelfs over mensen die rotsvast en overtuigd in het leven staan.