Longread | Zoetermeer, een stukje Oostblok in Zuid-Holland

Anonieme galerijflats, inwisselbare woonerven, leegstaande kantoorkolossen: Zoetermeer heeft het allemaal. Architect Nie...

Anonieme galerijflats, inwisselbare woonerven, leegstaande kantoorkolossen: Zoetermeer heeft het allemaal. Architect Niek Schippers ontwierp er hele wijken. Zijn kleinzoon, fotograaf Alexander, groeide er op en wilde er als tiener zo snel mogelijk weer weg. Op zoek naar de ziel van Zoetermeer. ‘Je kon niet zeggen: ik woon daar en daar, want al die woningen waren identiek.’

Fotografie Alexander Schippers

‘Een post-apocalyptische archiefkast van menselijk leed,’ meent Geenstijl. ‘Extreem onherbergzaam en naargeestig,’ schrijft Trouw. En De Speld grapt dat ‘een uitbraak van architectuur de binnenstad van Zoetermeer de afgelopen dertig jaar compleet heeft verwoest.’

Al 45 jaar bokst Zoetermeer op tegen een zwak imago. Zelf omschrijft de gemeente de wirwar aan naoorlogse bouwstromingen liever als ‘het grootste openluchtmuseum van stedenbouw in Nederland’. Ondertussen is de stad uitgegroeid tot de op twee na grootste gemeente van Zuid-Holland. Meer dan 125.000 inwoners: die kunnen daar toch niet allemaal met tegenzin wonen? Fotograaf Alexander Schippers (28) kent Zoetermeer goed want hij groeide samen met de stad op. Zijn familie had een speciale band met Zoetermeer: opa Niek Schippers (90) was een van de vele architecten en planologen die werkten aan de voortdurende uitbreidingsplannen. Die eerste generatie hemelbestormers is inmiddels overleden, maar opa Schippers leeft nog. Heel mobiel is de bejaarde architect niet meer, dus voor vragen moeten we Zoetermeer naar hem toebrengen. En daarvoor gaan we eerst een dagje bewijsstukken verzamelen.

Zwarte tand

‘Zoetermeer, dat is opnieuw proberen en weer mislukken.’ Een beetje mismoedig zegt Alexander Schippers het wel. We zitten op een van de terrassen aan het Stadhuisplein, onderdeel van het Stadshart. Gebouwd midden jaren tachtig, toen de eerste vier woonwijken van de stad er al meer dan vijftien jaar stonden. En al die tijd moesten de inwoners het zonder een echt winkelhart stellen.

‘Je zou denken dat ze daarvan geleerd hebben, maar dat is dus niet zo.’ Alexander maakt wat foto’s van de hardstenen verhoging op het plein, dat een paar jaar geleden voor veel geld is aangelegd en binnenkort weer wordt afgebroken in ruil voor meer groen. ‘Toen de wijk waar wij gingen wonen, Noordhove, werd opgeleverd, was er helemaal niets aan faciliteiten geregeld.’

Alexander woonde een groot deel van zijn jeugd in Noordhove, in 1985 in Zoetermeer-Oost gestart als wijk 28. Een fijne tijd, zegt hijzelf. Het besef dat de buitenwereld anders aankeek tegen de uitdijende groeikern kwam pas toen hij als kind bij een vriendje in Hilversum ging spelen. ‘Toen zijn moeder hoorde dat ik uit Zoetermeer kwam, zei ze: Jullie wonen zeker in een flat, hè? Het kwam er echt misprijzend uit. Het was de eerste keer dat ik besefte dat de manier waarop wij woonden niet zo normaal was als ik altijd had gedacht.’

Op deze zonnige middag is het Stadshart goed gevuld met winkelend publiek, al staan er wel wat winkels leeg. Zo oogt de verlaten V&D als een zwarte tand in een verder netjes onderhouden gebit. Even buiten de overdekte winkelgalerij toont Alexander een recent gefaald experiment: Warande, een rijtje dure winkelruimtes boven een fraai aangelegd minipark. Beneden in het groen zit genoeg publiek aan de waterpartijen, maar boven hen is geen enkel pand verhuurd. ‘De huren waren veel te hoog voor een plek aan de rand van het winkelcentrum.’ Alexander wijst naar een chique kiosk die de galerij met het onderliggende park verbindt. ‘Ik geloof niet dat hier ooit iets in heeft gezeten.’

Busstation

We slaan de hoek om en lopen naar de meest recente kapitaalinjectie voor het Stadshart: Spazio. Vier hoge woon- en werktorens waartussen alweer een nieuwe overdekte winkelstraat is gesitueerd. De hoogbouw steekt nogal megalomaan af tegen de bescheiden straatjes van het oude winkelhart. Tussen de staalconstructie van de overkapping kun je een enorme schotel zien die lijkt te balanceren op twee gebouwen.

Ooit moet een planoloog in een opwelling van speelsheid hebben bedacht dat het lollig zou zijn te suggereren dat er een ufo in Zoetermeer was geland. Zo kreeg Spazio zijn mascotte. Alleen bleek de winkelstraat bij oplevering zo’n windtunnel, dat afsluiting en overkapping noodzakelijk werd. Nu moet je op de ufo gewezen worden, anders zie je hem niet eens. De praktijk bleek weer eens weerbarstiger dan het initiatief, een vaststelling die wel vaker in Zoetermeer gedaan kan worden.

Recht voor de ingang van Spazio ligt het busstation. Ook hier is iets vreemds aan de hand. En dan hebben we het niet over het merkwaardige kunstwerk Het Aardappelmannnetje, dat bestaat uit drie gestapelde zwerfkeien met gouden gezichten. Nee, het busstation zou zomaar de enige plek in Nederland kunnen zijn waar trein- en busvervoer elkaar niet ontmoeten. Om na je busreis de trein naar de rest van Nederland te kunnen pakken, moet je namelijk eerst vijf kilometer met de tramlijn Randstadrail dwars door Zoetermeer rijden.

Als tiener stuitte Alexander op de tekortkomingen van deze constructie.

‘Er was een heel klein aanbod aan uitgaansmogelijkheden in Zoetermeer, plekken waar ik niet naartoe wilde. Je was voor een beetje diversiteit aangewezen op Den Haag of Rotterdam. Ik koos voor Leiden, maar om bij het station te komen was je vanuit Noordhove al een half uur onderweg in twee verschillende vervoersmiddelen. Naar Leiden ging zelfs helemaal geen trein, dat betekende twee verschillende bussen en drie kwartier onderweg. Uiteindelijk pakte ik maar de fiets als ik wilde stappen in Leiden, hopend op geen tegenwind.’

Blubber

Voor een zorgvuldig geplande stad waar absoluut geen rekening gehouden hoeft te worden met een eeuwenoude infrastructuur zijn dit onbegrijpelijke tekortkomingen. Toen de wijk Noordhove werd gebouwd, had de stad al twintig jaar ervaring met nieuwbouw. Toch herinnert Alexanders moeder zich vooral dat er in 1985 geen voorzieningen waren: ‘Nog geen stoep. Als je het huis verliet, liep je zo de blubber in. Boodschappen kon je alleen doen als de SRVman langskwam. Een keer bracht mijn schoonvader iemand van de gemeente mee, ze wilden weten hoe ik het wonen vond. Toen ik over het gebrek aan voorzieningen begon, was hij behoorlijk beledigd. Hij had echt gedacht dat ik een juichverhaal zou afsteken.’ Opa Niek Schippers had vooral op dankbaarheid gerekend omdat hij degene was die zijn zoon en schoondochter aan het nieuwe huis had geholpen. Toen had Zoetermeer nog wachtlijsten. Noordhove was Schippers’ kindje, een woonwijk met voornamelijk laagbouw, veel groen en huizen die net een tandje gevarieerder gebouwd waren dan de identieke woningwetwoningen van Palenstein en Driemanspolder.

In een verzorgingstehuis vertelt Niek over hoe gemeentes in de jaren zestig massaal kozen voor hoog. Een flat van achttien etages was niet uitzonderlijk. ‘Dat kon toen niet anders. De woningnood was hoog en er moest een grote productie geleverd worden, en snel ook.

Hoogbouw was het goedkoopste, het gemakkelijkste en het vlugste. Je had gauw een hoop mensen geholpen. Maar die hoogbouw stond ook voor de onherkenbaarheid van de mens in de massa. Je kon niet zeggen: ik woon daar en daar, want al die woningen waren identiek.’

Zodra bewoners meer te besteden hadden, wilden ze weg uit de betonkolossen. Het muntje viel bij de planologen al begin jaren zeventig dat het bouwen van galerijflats een doodlopende weg was. Schippers mocht het in Noordhove anders doen. ‘Wij zijn weer gaan zoeken naar een vorm van herkenbaarheid. Portieken, tuintjes... In die hoogbouw was dat allemaal verdwenen. En ontsluiting: hoe kom je er, waar laat je je auto? En daar een goede oplossing voor vinden. Het ging niet zozeer om een mooie baksteen, daar was nog steeds geen geld voor. Je zat vast aan de grond en het geld, die twee zaken bepaalden alles.’

In Noordhove vond een bescheiden sociaal experiment plaats. In een ruime cirkel werden koopwoningen gebouwd die om een zogenaamd ‘huureiland’ lagen: een enclave van sociale woningbouw. Het idee was dat minder koopkrachtige bewoners en welvarender huizenbezitters bij elkaar over de vloer zouden komen, waardoor de klassenmaatschappij vanzelf zou verdwijnen. Iedereen gelijk! In werkelijkheid bleek er van een mix geen sprake. Het waren en bleven twee strikt gescheiden werelden, al zat er geen muur maar slechts een reep asfalt tussen. Klassenverschillen los je kennelijk niet geografisch op. Schippers: ‘Je kunt mensen niet verplicht laten mixen. Soort zoekt soort.’

Geest van het communisme

Bouwen is politiek: opa Niek Schippers herhaalt het als een mantra. ‘Als in een bestuur linkse mensen zitten, krijg je een linkse invloed op alles. Je had in de tijd eigenlijk weinig rechtse bestuurders. Het is nu niet meer voor te stellen, maar het Oostblok was toen echt een voorbeeld. De geest van het communisme waarin alles gelijk is, opgaan in de massa. Dat speelde vooral heel sterk in Amsterdam, maar ook in Zoetermeer.’

We laten Schippers foto’s zien van leegstaande galerijflats in Palenstein, Zoetermeers oudste nieuwbouwwijk, uit 1966. Ondanks een recente renovatie gaan de kolossen nu alsnog tegen de vlakte. Ze worden vervangen door ‘gevarieerde nieuwbouw met veel groen en water,’ aldus de wijkvisie. Op een steenworp afstand van de sloopplaats staan de eerste nieuwe straten. Mooie eengezinswoningen gebouwd in meerkleurige baksteen. De bejaarde architect geeft ons een masterclass bakstenen. Hoe zijn leermeester Co Brandes in de jaren dertig in Den Haag schitterende appartementencomplexen en villa’s liet verrijzen, gebouwd met de dure oranje Vechtsteen. En hoe in de jaren zestig de mooie handgevormde bakstenen werden ingeruild voor gladde fabrieksstenen van goedkope klei.

Op Schippers’ kamer staan de nieuwjaarskaarten van zijn eigen architectenbureau. Afbeeldingen van villa’s in de populaire jarendertigstijl. Hij knikt goedkeurend: ‘Beetje Brandes-achtig.’ Hij grinnikt als we hem op de ironie wijzen. Na 75 jaar zakelijk en saai is in de Nederlandse bouw de door de architectenwereld als burgerlijk verworpen mooie detaillering weer helemaal de norm. ‘We hebben die moderne tijd gehad, met vlakke muren, alles steen. Nu zie je weer erkers, overstekken, diepliggende voegen. Het is bewezen dat het toen beter was.’

Sterfhuisconstructie

We laten de bouwmeester alleen met zijn herinneringen. Kleinzoon Alexander wil nog een keer een ronde doen voor wat laatste foto’s. In Noordhove fotografeert hij een tevreden bewoner voor diens koopwoning. Als we hem vragen of hij zich een echte Zoetermeerder voelt, moet hij het antwoord schuldig blijven. Hij heeft daar eigenlijk nooit zo over nagedacht. Maar hij vertelt iets interessants: als zijn vrouw en dochter gaan shoppen, doen ze dat nooit in Den Haag of Leiden. ‘De markt in Den Haag is best leuk, maar als je weggaat moet je vijf euro aan parkeren afrekenen. Dat is een stuk minder leuk.’ In Zoetermeer is parkeren voor de bewoners de eerste drie uur gratis. Het Stadshart mag dan de knusheid van de Leidse binnenstad ontberen, je kunt er wel overal je auto kwijt. ‘Ik kom eigenlijk nooit meer buiten Zoetermeer,’ stelt de bewoner vast. Hij lijkt er zelf nog het meest verbaasd over. Gratis parkeren als bindmiddel? Er zijn slechtere methoden denkbaar.

En er is nog een manier waarop Zoetermeer zijn bewoners aan zich bindt. Wie zijn starterswoning is ontgroeid, kan zonder problemen binnen de gemeente overstappen naar een ruimer of luxer huis. Zo zag de moeder van Alexander al veel vriendinnen vertrekken uit de sobere wijkjes van Noordhove naar de duurdere buurten van Rokkeveen. Onderdak van wieg tot graf: dit ideaal van de communistische bouwmeesters lijkt zowaar werkelijkheid geworden.

Op nog geen vijf minuten lopen van de sloopflats aan de Florens van Brederodelaan ligt de oude Dorpsstraat. In het oorspronkelijke bestemmingsplan uit 1962 moest die maar helemaal weg. Gekozen werd uiteindelijk voor een sterfhuisconstructie waarin de middenstand langzaam kapot zou worden geconcurreerd door de nieuw te bouwen winkelcentra elders.

Alexander herinnert zich de Dorpsstraat nog als treurige no-go-area en kijk nu eens. Winkeltjes, een vaart, terrassen en zelfs op een doordeweekse dag een gezellige drukte. Hier is tegen de verdrukking in een ouderwetse winkelstraat tot bloei gekomen. Oudhollandse gevels aan een klinkerstraat: een schrikbeeld voor de navolgers van Le Corbusier en consorten. Maar als straks de flats van Palenstein vervangen zijn door laagbouw, sluit de oudbouw van de Dorpsstraat bijna naadloos aan op de nieuwbouw van Zoetermeer anno 2016. En is na een halve eeuw van woest bouwen toch een soort balans gevonden.

We eindigen aan de noordrand van de stad waar Alexander het spectaculaire uitzicht over de Zoetermeerse Plas toont. Dure villa’s kijken uit over het water en we moeten beiden toegeven: hier zal het goed wonen zijn. ‘Misschien ben ik vandaag al die pogingen om er steeds weer iets van te willen maken meer gaan waarderen,’ zegt Alexander. Hij staart over de plas. ‘Je moet Zoetermeer de tijd gunnen.’