‘Ik ben de laatste maanden ook veel agressiever dan normaal’
Een verkeersruzie is bij columnist James Worthy nooit zomaar een verkeersruzie. Eerder een verkeersgroepsknuffel.
‘Loop eens door, slome!’ schreeuwt de besnorde man die uit het raam van een bestelwagen hangt.
Ik besluit nog trager over te steken. Als een schildpad met de ziekte van Pfeiffer loop ik over het zebrapad.
‘Lamlul, ik waarschuw je. Dit is niet de dag om ruzie met me te zoeken,’ zegt de man voordat hij uitstapt.
Ik kijk naar hem. De man is groot, maar ook oud en moe. Ik kan hem makkelijk hebben.
‘Waarom moet ik juist vandaag geen ruzie met je zoeken dan?’ vraag ik.
‘Dat is een lang verhaal.’
‘Ik heb geen haast, dat had je al kunnen zien aan de manier waarop ik overstak.’
‘Mijn bedrijf gaat niet zo lekker. Ik heb gisteren twee van mijn beste timmermannen moeten ontslaan.’
‘Werkten ze al lang voor je?’
‘Allebei meer dan dertig jaar. En dan moet je ze opeens aan de kant zetten. Ik had cadeautjes voor ze gekocht, maar ja, wat koop je voor iemand die je pijn moet gaan doen?’
‘Een doosje paracetamol en een nieuwe rolmaat?’
‘Ik zat zelf aan een splinterpincet te denken. Maar dan een dure. Van goud of zo. Ik kon die dingen nergens vinden, dus toen heb ik maar flessen whisky voor ze gekocht. Van die Schotse van zeventien jaar oud. Heb jij weleens iemand moeten ontslaan?’
‘Nee, ik heb een eenmanszaak.’
‘Wat doe je dan?’
‘Ik schrijf verhalen.’
‘Hebben mensen daar nog tijd voor? Voor verhalen?’
‘Ik weet het niet, maar om eerlijk te zijn doe ik het daar ook niet voor. Ik schrijf, omdat ik wil schrijven, niet omdat andere mensen willen lezen. Als ik schrijf, begrijp ik het leven, als ik niet schrijf, doe ik eigenlijk maar wat.’
‘Zo voel ik het ook, hoor. Als ik timmer, verschijnt er een soort stilte in mijn hoofd. Een hamer stelt geen vragen. En spijkers, ik word zo gelukkig van spijkers. Je ziet ze bijna niet, maar ze houden alles bij elkaar.’
‘Net zoals leraren en ziekenhuispersoneel dat doen.’
‘Sorry dat ik zo naar je aan het schreeuwen was,’ zegt de man.
‘Maakt niet uit, ik ben de laatste maanden ook veel agressiever dan normaal. Het heeft vast iets met hormonen te maken. Ik wil mijn gezin verdedigen. Ik wil dat ze het goed hebben. Dat ze niet merken dat het geld opraakt. Dat niemand ze ziek maakt.’
‘Stak je daarom zo langzaam de straat over? Wil je nog niet naar huis toe? Ik ook niet hoor. Thuis is waar mijn verantwoordelijkheidsgevoel door de gang aan het ijsberen is.’
Getoeter. Een rood bestelbusje staat vast achter het busje van de timmerman.
‘Van welke debiel is dat busje? Dit is toch geen parkeerplek,’ een man met getatoeëerde handen hangt uit het raam.
De timmerman en ik lachen naar elkaar.
‘Nogmaals. Van wie is dat klote busje?’
‘Dat klote busje is van ons!’ schreeuwen we tegelijkertijd. En voor heel even zitten we aan elkaar vastgespijkerd.
- iStock