'Harry Mulisch' ego was zo groot als het Concertgebouw'

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans fileert overschatte ­personen uit de ­wereldgeschiedenis. In e...

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans fileert overschatte ­personen uit de ­wereldgeschiedenis.

In elk van de neusgaten van Harry ­Mulisch kon je een bromfiets parkeren.

Hij had verschillende bijnamen, waaronder ‘de Zeus van Haarlem’, ‘het Toppertje van de Olympus’, ‘Baron Pretentie’, ‘De Neus’, ‘De Vloermat van het Américain’, ‘De Puntkommaneuker’, en ‘Half Hetero Half Homo’. Van deze bijnamen zal ons vooral ‘De Neus’ bijblijven.

In elk van de neusgaten van Harry Mulisch kon je een bromfiets parkeren. Mochten ze hem begraven hebben met z’n neus boven de grond, dan had je een uitstekende verkeerstoren van een middelgrote luchtvaartmaatschappij gehad. Harry Mulisch kon op z’n neus vier Deense doggen laten slapen.

Hij werd geboren op 29 juni 1927 als zoon van Viktor Mulisch, die in de oorlog niet al te zuiver was, in die zin dat hij pannenkoeken bakte voor de Wehrmacht, bosbessen plukte voor de Gestapo, en blokf luitdeuntjes speelde voor de SS. Z’n beroep was in wezen chauffeur van driewielers op de lange omvaart, maar vooral verdiende hij z’n brood als verhuurder van de neus van z’n zoon aan kwekers van Duitse doggen. Deze zoon, Harry, wilde eerst chemicus worden, maar toen een experiment mislukte (hij wilde een rot ei scheikundig transformeren tot een kip), besloot hij, zoals vele psychisch niet al te zuivere pipo’s, om schrijver te worden.

Z’n eerste roman, archibald strohalm zonder hoofdletters, kreeg een of andere nietszeggende prijs, maar dat weerhield Mulisch er niet van om door te gaan met schrijven. Dit leverde zulk onzinproza op als De Aanslag; De Compositie van de Wereld; Hoogste Tijd; Van M’n Neus Af, Vieze Honden; Siegfried; De Pupil, en natuurlijk De Ontdekking van de Hemel, een broddelwerkje dat werd verkozen tot dé Nederlandse roman van de twintigste eeuw.

Dit alles zorgde ervoor dat de arrogantie van Mulisch niet verminderde, maar vertiendubbelde. Prins Claus mocht Mulisch louter aanspreken met ‘meneer’, koningin Beatrix verzocht hij om z’n schoenen te poetsen, en toen Bill Clinton op bezoek was in Amsterdam, daagde Mulisch de arme president uit tot een wedstrijd ‘wie heeft de langste neus’, en je mag drie keer raden wie met een straatlengte voorsprong deze wedstrijd won. Mulisch beweerde dat hij met tweeduizend vrouwen het bed had gedeeld, maar hij bedoelde eigenlijk twintig vrouwen, waarvan er een stuk of achttien na vijf minuten seks gillend de slaapkamer uitholden.

Hoe ouder hij werd, hoezeer z’n ego uitdijde, tot het ongeveer de grootte had van het Concertgebouw. Daarmee overklaste het zelfs de ego’s van Mulisch’ goeie vrienden Cees Nooteboom en Hugo Claus, net als Mulisch twee over het paard getilde schrijvertjes van niks, die nog geen verkeerd gepositioneerde puntkomma zouden herkennen zelfs al beet die in hun gerimpelde scrotum. De begrafenis van Mulisch werd door de televisie uitgezonden. Het overgrote deel van de kijkers zuchtte opgelucht omdat De Neus eindelijk onder de grond verdween.