In de haven van Lima woedt een oorlog tussen rivaliserende bendes die zich een toegang tot de containers willen verschaffen om cocaïne met honderden kilos tegelijk naar Europa en de VS te vervoeren. Nieuwe Revu ging langs bij een drugskartel dat de grootste uitvoerhaven van Latijns Amerika controleert. Het blijft verleidelijk. Het verdient zo goed.
Tekst: Jurriaan van Eerten
De bloederige geschiedenis van de havenstad Callao begint bijna vijfhonderd jaar geleden. In 1537 stichtte conquistador Francisco Pizarro de haven langs de rotskust van het huidige Peru, om zijn geroofde goud terug naar Spanje te verschepen. Veel Incas werden door de Spanjaarden opgehangen of gevierendeeld en wie wel bleef leven, moest aan het werk in de mijnen.
Pizarro had destijds niet kunnen weten dat de cocabladeren waarop de Incas kauwden om het harde werk vol te kunnen houden, een kleine vijf eeuwen later de grondstof zouden vormen voor cocaïne: de partydrug die met kilos tegelijk via diezelfde haven Peru uit wordt gesmokkeld en het land in zijn greep houdt.
Lees ook: 7 feiten over de krankzinnige cocaïne-industrie in Peru
Callao, dat intussen vergroeid is met de hoofdstad Lima, is vanwege het internationale vliegveld voor toeristen een tussenstop onderweg naar de Inca-ruïnes van Machu Picchu. Vanuit hier wordt de partyscene in steden als Amsterdam, Berlijn of New York bevoorraad met het witte poeder. Volgens schattingen van de crimesite InsightCrime verlaat jaarlijks tachtig tot 250 ton Peru; andere schattingen spreken van meer dan driehonderd ton per jaar.
In november vorig jaar werd de noodtoestand uitgeroepen in Callao. De politie was niet langer in staat het geweld te stoppen en wilde sneller kunnen reageren. Nadat een strijd was uitgebroken tussen bendes die ieder hun deel van de haven beheren, steeg het aantal moorden in Callao; in 2015 werden ruim 140 mensen vermoord. De inzet van de strijd is toegang tot de zeecontainers in een van de belangrijkste uitvoerhavens voor cocaïne in Zuid-Amerika.