Deze week een verzamelaar van verboden waar met een verslavingsverleden.
Het is nog vroeg in de middag wanneer de 37-jarige meneer D., een magere man met een zongebruind hoofd, binnenstapt. Zenuwachtig gaat hij, links naast zijn raadsman, op zijn stoel in het beklaagdenbankje zitten.
D. wordt ervan verdacht een paar maanden geleden een revolver op zak gehad te hebben, daarnaast knal- en kogelpatronen, een revolver én een veerdrukpistool. Terwijl de officier de lijst opsomt, kijkt de rechter een klein beetje bezorgd naar meneer D., die met zijn voeten bijna onafgebroken tegen de poten van zijn stoel tikt. Het is niet helemaal duidelijk of de onrust in zijn benen door de zenuwen komt, of ergens anders door, maar echt op zijn gemak ziet meneer D. er niet uit. Als hij zich omdraait om nog eens even te controleren of de deur van de rechtszaal dichtzit, wordt ook ineens de opdruk van zijn T-shirt zichtbaar. Vanaf de borst van meneer D. roept een lachende Bart Simpson ‘I didn’t do it’ naar de lezer. Gelukkig hebben sommige beklaagden nog een gevoel voor humor.
Ik spaar militaria, ik heb ook een metaal detector, snapt u? En Duitse helmen en zo
‘Wat gebeurde er nou toch helemaal?’ begint de rechter voorzichtig.
‘Ik stond op straat,’ mompelt D. beteuterd, ‘en had die dingen voorhanden, dus toen heb ik ze maar ingeleverd bij de politie.’
Even is de rechter stil. Ze perst een klein moment haar lippen samen en ademt dan uit.
‘U voelde zich niet goed, las ik, en toen dacht u: die wapens moeten weg?’
‘Klopt. Het waren ook veel messen, trouwens. Ik spaar militaria, ik heb ook een metaaldetector, snapt u? En Duitse helmen en zo.’
Schreeuw om hulp
Stukje bij beetje hapert meneer D. zijn verhaal bij elkaar: hij woonde bij iemand in huis, maar kwam op straat te staan met al zijn wapens. Omdat hij zich mentaal zo labiel voelde, was hij bang dat hij misschien iemand iets zou aan kunnen gaan doen, dus is hij alles in gaan leveren.
‘De reclassering noemt uw aangifte een schreeuw om hulp. Hoe kijkt u daar tegenaan?’
‘Nou ja, dat klopt eigenlijk wel. Ik dacht: ik heb niks, ik kan nergens heen en ik zit met die wapens. Ik dacht: ik ga me melden, dan kom ik vast te zitten, want dan heb ik in elk geval wat. Ik was net vier maanden clean van de cocaïne, dus, nou ja, hè?’
De rechter knikt. ‘En, wat nu?’
Meneer D. haalt een keer diep adem. Het valt hem allemaal zwaar, dit bezoek aan de rechtszaal. Als hij zijn zenuwen weer wat de baas is, vertelt hij verder, dat hij tijdelijke woonruimte heeft, en dagbesteding, in een keuken. ‘Ik ben altijd kok geweest,’ voegt hij eraan toe.
De rechter lijkt D.’s opmerking over zijn gastronomische kwaliteiten te negeren en door te willen naar zijn cokeverslaving.
‘Maar,’ onderbreekt ze hem, ‘hoe bent u dan clean geworden?’
D. haalt zijn schouders op. ‘Ik heb gewoon rock bottom gezien. De mensen die ik daar gezien heb, die wil ik nooit meer tegenkomen.’ Terwijl D. stotterend over zijn donkere dagen vertelt, breekt zijn stem van de ellende. Even valt hij stil.
Heel erg veel drugs
‘En als u nu per ongeluk toch weer gaat gebruiken?’ vraagt de rechter ongerust. D. schudt zijn hoofd. Hij moet er niet aan denken, lijkt het.
‘Dan ben ik ook meteen alles weer kwijt wat ik opgebouwd heb, dus dat wil ik echt niet meer.’
‘En hiervoor?’
‘Hiervoor heb ik wel heel, heel erg veel drugs gebruikt, ja.’
Weer valt D. stil en krabt met zijn linkerhand aan zijn nek. Hij zweet een beetje en is licht rood aangelopen, alsof hij ook wel weet dat hij een beetje dom geweest is met zijn clandestiene wapenmuseum, terwijl hij het eigenlijk allemaal gewoon goed bedoelt. ‘Ja, kijk, ik wil dus echt niemand aanvallen of bedreigen of zo, ik bedoel, ik ben dus gewoon een verzamelaar. Dat ik me meldde bij de politie, was eigenlijk vooral een schreeuw om hulp.’
Op de goede weg
Dan is het woord aan de officier van justitie, die D. uitlegt dat de wapenverzameling die hij bij zich droeg normaliter goed is voor zes maanden gevangenisstraf en een boete van 550 euro. Toch, draait ze direct daarna bij, wil ze die straf niet eisen. Omdat hij van zo ver komt, eindelijk op de goede weg is en zélf met de wapens bij de politie kwam, krijgt hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, aangevuld met een drugsverbod, begeleid wonen én een meldplicht bij de reclassering, voor de duur van twee jaar. Als de officier van justitie uitgepraat is, knikt ze een keer naar de rechter en gaat ze weer zitten.
‘Meneer de raadsman, wilt u hier wat tegenin brengen? vraagt de rechter.
‘Nou, euh,’ bromt de advocaat van meneer D. een beetje verrast. ‘Ja, nou ja, u moet het zo zien: mijn cliënt had zijn wapens alleen maar thuis, hij ging er nooit mee lopen om mensen te bedreigen, hij had ze alleen uit interesse, en daarbij was de revolver niet eens doorgeladen. De aangifte was een doelbewuste actie op zoek naar hulp, die hij inmiddels heeft. In 2010 pleegde hij zijn laatste feit, wat al lang geleden is, én hij zit al lang vast. En ehm, nou ja, zijn hulp heeft kans van slagen.’
De rechter wacht even af of er nog iets komt, en vraagt hem dan middels een knikje of er nog een conclusie komt.
‘Nou, dus ja, ik kan me hier eigenlijk wel in vinden.’
‘Ik ben gewoon goed bezig,’ vult D. zijn raadsman nog altijd een beetje nerveus aan, tijdens zijn laatste woord.
Daar lijkt de rechter het mee eens te zijn: ze gaat mee met de straf waar zowel de officier als de advocaat zich prima in kan vinden.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer