Het beklaagdenbankje: ‘U weet toch dat die wapens verboden zijn?’

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewo...

Iedere week wonen journalist Martijn Neggers en illustrator Jeroen de Leijer in de rechtbank een zitting bij waarin gewone mensen ter verantwoording worden geroepen. Geen zaken die breed worden uitgemeten in de media, maar huis-tuin-en-keukenleed. Deze week: een caravan vol verboden wapens.

Illustratie Jeroen de Leijer

‘Goed,’ begint de rechter, haast onverstaanbaar zacht en mompelend. ‘We beginnen voor de verandering eens een keertje te vroeg, in plaats van te laat. Die mevrouw daar is de officier van justitie, en die zal u vertellen waar we het vandaag allemaal over gaan hebben.’

De officier van justitie bedankt de rechter, en steekt van wal. Ze legt uit dat meneer De L. wordt verweten dat hij in Drimmelen 148 patronen, twee pistolen en een kogelgeweer van categorie drie en een busje pepperspray voorhanden heeft gehad, waar hij een soort handel in had. Hoewel meneer De L. er ook van verdacht wordt dat hij meegewerkt heeft aan een soort criminele organisatie, wordt dat al vrij snel, wegens gebrek aan bewijs, terzijde geschoven.

‘Oké, meneer,’ de rechter gaat een klein beetje voorover zitten, maar is nog net zo onverstaanbaar als een paar minuten geleden. De hele rechtszaal gaat een klein beetje voorover zitten om te horen wat de rechter in ’s hemelsnaam allemaal te zeggen heeft. Binnensmonds gaat de rechter verder.

‘In uw geval hoeft u niet echt meer te ontkennen of bekennen, natuurlijk: de politie heeft onderzoek gedaan in uw caravan, en vond daar de eerder genoemde wapens. U vertelde daarover dat de wapens niet allemaal van u waren, behalve die luchtbuks en het kogelgeweer wel. Die waren van uw zoon. Maar die andere wapens, niet,’ daarna mompelt de rechter iets. Het enige wat er ongeveer verstaanbaar is, zijn de woorden wapens, munitie, personen en caravan. Maar iedereen in de zaal knikt. ‘Heeft u daar nog iets aan toe te voegen?’ murmelt de rechter zachtjes, terwijl hij naar de papieren voor zijn neus kijkt.

‘Nee, weinig,’ antwoordt De L.

‘Maar u weet toch dat het verboden is, om die wapens te hebben?’ vraagt de rechter zacht.

Massagraven opruimen

‘Nou, kijk, weet je wat het is? Voor mij is het heel simpel, hè. Ik ben een oud-militair. Ik moet al jaren twee kinderen opvoeden van 975 euro in de maand. Dat is dus zwaar onder het minimumloon – vinden jullie allemaal heel normaal. Dat jullie hier met z’n allen in alle vrijheid rechtspraak kunnen doen, komt door mannen zoals ik. En het laatste waar ik behoefte aan heb, is iemand die mij vertelt wat ik wel en niet mag doen om rond te komen. Weet je wat het is, meneer de rechter? Ik doe álles om mijn kinderen te eten te geven. Daar komt het op neer. En verder wil ik er niks meer over kwijt.’

De rechter reageert niet echt op het verhaal van meneer De L. Hij wrijft een keer met zijn handen door zijn gezicht, en met een licht rood aangelopen gezicht gaat hij verder.

‘Goed, ik zie hier, u heeft gediend in het leger...’

‘Ja, dat ging allemaal nog wel, maar hoe jullie er hier tegenwoordig allemaal mee omgaan, dat is veel erger. Dat is gewoon schandalig.’

‘Ik lees dat u massagraven heeft moeten opruimen,’ mompelt de rechter door. ‘Ik begrijp dat u daar een posttraumatisch stresssyndroom door heeft gekregen. En u zegt eigenlijk dat de nazorg van het leger inmiddels op gang gekomen is, maar u vindt dat dat te laat en het kwaad is al geschied. Ik begrijp dat u bent afgekeurd? En u geld nodig heeft om van te leven, en dat u eigenlijk vindt dat de staat daar wat u betreft niets mee te maken heeft. Dat de staat zijn handen gewoon thuis moet houden.’

‘Nou ja, thuishouden, dat wil ik niet zeggen, maar...‘

‘U gaf net gewoon aan dat u schijt heeft aan de staat.’

‘Ik ben aan het overleven, dat is iets anders,’ bijt De L. hem toe. De rechter zucht een keer en wrijft nog eens met een vermoeid gebaar door zijn gezicht.

‘Oké,’ antwoordt de rechter. ‘En als u de keuze nog eens had?’

‘Als ik de keuze had? Dan had ik wat te kiezen,’ antwoordt De L. ‘En als ik wat te kiezen had, zou ik het niet doen.’

99 dagen cel

Dan is de rechter de discussie beu. Hij neemt een slok water en gaat er nog eens extra voor zitten. ‘Oké, oké. Maar ik begrijp dat u in het verleden ook andere wegen heeft bewandeld om aan uw geld te komen? Dat u allerlei klusjes heeft gedaan? Dat is natuurlijk ook een manier om bij te verdienen. Als u in het geheim wat klusjes doet, uit het zicht van de belastingdienst, dan vind ik dat een misdrijf die van een heel ander kaliber is dan die van het verkopen van wapens en munitie.’

Meneer De L. bromt wat onverstaanbaars. De rechter mompelt wat terug. De twee schijnen elkaar te verstaan, maar om hen heen draait iedereen geërgerd zijn oren in de richting van de twee sprekers.

Uiteindelijk ontkomt meneer De L. er niet aan: toen de politie een inval deed in zijn caravan, heeft hij nog geprobeerd om wat wapens door het badkamerraampje naar buiten te werken, maar het mocht niet baten. De L. is betrapt, en krijgt daarvoor de passende en bijbehorende straf, daar kan ook De L.’s advocaat niet al te veel aan doen. Wel krijgt hij strafvermindering omdat hij vanwege zijn PTSS verminderd toerekeningsvatbaar verklaard is. Maar gestraft wordt hij toch.

Uiteindelijk wordt het net wat anders. De rechter legt hem na hoor en wederhoor 99 dagen gevangenisstraf op, waarvan er 60 dagen voorwaardelijk zijn. Terug naar de gevangenis hoeft De L. niet: van die 99 heeft hij er al 39 vastgezeten. Maar de gevangenisstraf komt wél bovenop een werkstraf van 180 uur.

Tenminste, als iedereen in de rechtszaal het laatste woord van de rechter goed verstaan heeft, natuurlijk.