De afkeer van migrantenkinderen en hun moeizame aanpassing is zo groot, dat het inmiddels salonfähig is geworden om er in schunnige taal over te schrijven.
De afgelopen dagen zag ik de termen woede-allochtoon, klikturken en NSB-tuig regelmatig in onze vaderlandse kranten verschijnen, dikwijls opgetekend door iemand die het wangedrag van jongeren met een bepaalde etnische achtergrond hekelde.
De multiculturele samenleving heeft haar krediet verspeeld, of beter gezegd: de afkeer van migrantenkinderen en hun moeizame aanpassing is zo groot, dat het inmiddels salonfähig is geworden om er in schunnige taal over te schrijven, niet in de hoop op verbetering, maar vooral met een zucht naar vernietiging.
Eerder waren deze sentimenten alleen terug te vinden in de duistere krochten van het internet, nu worden notoire racisten zelfs door de Nederlandse Publieke Omroep gesubsidieerd zodat ze uiting kunnen geven aan hun fervente vreemdelingenhaat.
Ik vind het allemaal prima: het zijn de geneugten van een liberale samenleving en een open democratie, dat iedere hooligan, constructief of niet, zijn oorlogstaal met de rest van de wereld kan delen, zonder meteen opgepakt te worden door een fatsoenspolitie.
De keerzijde is wel dat we langzamerhand terugkeren naar een verzuilde samenleving, waar groepen mensen elkaar definitief hebben afgeschreven en daarom niet op korte termijn nader tot elkaar zullen komen. Het verschil met de klassieke verzuiling, die aan het einde van de negentiende eeuw begon en medio jaren zestig afbrokkelde, is dat er nu veel meer onderlinge onverdraagzaamheid bestaat. Als we kijken naar de onderbuik van Nederland, die zich bijvoorbeeld voor een deel bij de PVV aansluit, lezen we veelvuldig terug dat Marokkanen beter het land kunnen worden uitgezet, omdat ze voor onrust en overlast zorgen.
Er wordt vergeten dat de probleemjongeren op wie men doelt gewoon hier zijn geboren en dus een uitvloeisel zijn van ons mislukte systeem. Omdat de meeste ontevreden burgers het niet willen begrijpen, kan het niet vaak genoeg worden benadrukt: dit zijn óók Nederlanders.
Aan de andere kant: veel Turkse en Marokkaanse Nederlanders hebben zich moedwillig geïsoleerd, trekken zich niets aan van sociale instabiliteit en leven daarom ook in een nieuwerwetse zuil, waarbij religie, gevoelens van uitsluiting en andere culturele gedachten doorslaggevende factoren zijn. Er is helemaal geen wil om aansluiting bij de dominante groep te zoeken. Dat wordt ook niet heel erg aantrekkelijk gemaakt: een rechts-extremistische beweging bepaalt al maandenlang in ons land welke debatten we moeten voeren, en als er eens een afgevaardigde van een minderheidsgroep op televisie verschijnt, is het steeds iemand die het contact met de mensen die hij zogenaamd vertegenwoordigt volledig kwijt is geraakt.
En zo kan er dus een nieuwe verzuiling ontstaan, enerzijds door onwil en onkunde, anderzijds door relzucht en onwetendheid. We moesten van de overheid decennialang onze verschillen vieren, bijvoorbeeld met gesubsidieerde theehuizen, culturele verenigingen en vergezochte diversiteitsorganisaties. Het wordt inmiddels duidelijk dat al deze initiatieven het tegenovergestelde hebben gepresteerd van wat zij beoogden: niet eerder was het wij-zij-denken zo groot. De samenleving is een puinhoop, de mensen die uit zijn op verzoening worden overschreeuwd, de enige manier om in het maatschappelijke discours te worden gehoord. Er zijn inmiddels saboteurs, opruiers, parasieten, baantjesjagers en meer mensen onder ons die helemaal niet uit zijn op het herstellen van de verdeelde maatschappij, voor zover die ooit een eenheid vormde. Daarom lezen we tegenwoordig in onze kranten krachttermen die met de week platter en haatdragender worden. En of ze nu links of rechts georiënteerd zijn, één ding hebben ze gemeen: ze zullen nooit de mensen bereiken om wie het gaat. Die zitten veilig in hun eigen zuil.
Lees hier meer columns van Özcan Akyol