‘Dat blijft het grootste nadeel van oud worden, dat er zoveel maatjes van je wegvallen.’
Jij lijkt me van het type dat bij de Engelse variant eerder denkt aan de spelsystemen van Liverpool of Manchester City dan aan corona.
‘Nou, zo erg is het ook weer niet, corona slokt natuurlijk veel aandacht op. Neemt niet weg dat ik wel te doen heb met Liverpool, dat in de eigen competitie geen vuist meer kan maken. Dat gaat me aan het hart, wat een club! Ik bel nog weleens met Mr. Liverpool, Kenny Dalglish, dan moet ik ’m echt opbeuren. Ze missen daar twee dingen: de steun van het publiek en een fatsoenlijke achterhoede. Er zijn er een paar geblesseerd, waaronder natuurlijk onze eigen Virgil. Dat scheelt wel even een jas, een defensie met of zonder Van Dijk. Toch staan ze wel in de kwartfinale van de Champions League, dat doet me goed.’
In ieder geval maak je je reputatie wel waar. Binnen één vraag hebben we het meer over voetbal dan over corona. Maak je je daar geen zorgen om?
‘Natuurlijk wel. Zeker als ik aan m’n vrouw denk, die vorig jaar geopereerd is aan haar longen. Ik moet er niet aan denken dat ik op welke manier dan ook het virus in huis breng, want dan heb je de poppen aan het dansen. We zijn gelukkig gespaard gebleven voor corona en dat willen we graag zo houden.’
Het zou natuurlijk mooi zijn als Jordi straks het technisch beleid van Barça uitstippelt. Dan is ook daar de cirkel rond met Koeman en Jordi aan het roer
Maar ik neem ook aan dat jullie je 60-jarig huwelijksfeest in oktober op een normale manier willen vieren.
‘Dat is wel de bedoeling natuurlijk. We hebben onze vaccinaties inmiddels gehad, de maatregelen worden ook al iets versoepeld, tegen die tijd moeten we een heel stuk verder kunnen zijn. Dat zijn hoogtepunten die je natuurlijk groots wil vieren en niet enkel in kleine kring.’
Hoe beleef je het voetbal in coronatijd?
‘Het is verschrikkelijk. Ik help nu zo goed en zo kwaad als het gaat in het huishouden. Ik maak de bedden op, stofzuig de hele boel, op dat gebied heb ik veel geleerd het afgelopen jaar. Je komt het huis bijna niet uit. Even een uurtje wandelen, maar daarna zit je weer op de bank tot ’s avonds laat. Voetbal kijk ik via de tv, ik kom bijna nooit meer in een stadion. Al die sociale contacten die je hebt opgebouwd, zijn verwaterd. Ik vond het heerlijk om op De Toekomst een beetje rond te scharrelen. Een babbeltje hier, een wedstrijdje daar, dat is een belangrijk onderdeel van m’n leven. Dat is allemaal weggevallen.’
Er kwamen laatst beelden voorbij van een wedstrijd van Feyenoord waarbij Willem van Hanegem een van de weinige toeschouwers was in De Kuip. Ben jij al in de Johan Cruijff Arena geweest?
‘Bij de gratie Gods heb ik nog twee wedstrijdjes van het eerste in het stadion kunnen zien, tegen Sparta en PSV. Nee, niet meer, want dan krijg je scheve gezichten. Waarom hij wel en wij niet, dat werk. Hoewel ik vind dat er voor Mr. Ajax wel een uitzondering gemaakt kan worden, toch? Ik ben niet voor niets al meer dan 72 jaar lid. Kenny Dalglish zit als Mr. Liverpool ook steeds in het stadion, bij Manchester United zie je Alex Ferguson vaak zitten. En niemand die zich daaraan stoort. Maar bij ons is het meteen zo’n gedoe. Als mensen me dan in het stadion zien zitten op tv, krijg ik belletjes en appjes. Allemaal jaloezie. Marc Overmars stond daar gelukkig boven, die heeft er zelfs voor gezorgd dat ik een verklaring kreeg zodat ik de avondklok mocht negeren.’
Je bent van een generatie die de oorlog nog als kind heeft meegemaakt. Maakte die avondklok nog iets bij je los?
‘Je kan het natuurlijk niet vergelijken met die periode. Toen had je enge Duitsers, nu enkel boa’s, waar ik overigens alle respect voor heb. Als je toen niet op tijd thuis was, dan zwaaide er wat. En op straat struikelde je niet over de fietskoeriers van Thuisbezorgd. Wij hadden amper te eten thuis. Er werd soep gekookt van aardappelen en we aten koolraap en een soort broodpap. Niet te eten, maar je was blij dat je wat te bikken had. In die zin mogen we nu natuurlijk niet klagen, niemand lijdt honger, maar ik prijs de dag dat we van corona af zijn. Ik steun de maatregelen wel, voor mensen die niet solidair zijn met ons ouderen kan ik weinig begrip opbrengen. Natuurlijk gun ik de jongeren hun feestje, ik mis ook het terras of het etentje in het restaurant. En dat de horeca het nu zwaar heeft, gaat me ook aan het hart. Ik hoop dat in ieder geval de terrassen snel open kunnen, dan hebben ze tenminste nog wat inkomsten. En tot die tijd vind ik wel dat we solidair met elkaar moeten zijn. Je doet het met z’n allen, het is net één groot voetbalteam. Maar veel is anders nu, ik heb zelfs gestemd per post, dat heb ik nog nooit gedaan.’
Ik heb een beeld van jou, op een bank voor een groot tv-scherm, en dan vloekend en tierend als een scheidsrechter of speler je niet bevalt, onderwijl uitschreeuwend dat je zelfs op je 82ste nog een betere voorzet in huis hebt dan de huidige rechtsbuitens van dienst.
‘Van die bank klopt wel. Of maak daar maar een zitkuil van, want dat is het inmiddels. Ik lig bijna op de grond. Aan de slijtplekken kun je precies zien, waar ik heb zitten kijken. Als we van corona af zijn, gaat ie meteen de deur uit. En dat gevloek en getier vallen reuze mee, ik erger me alleen dood aan die Var, daar heb ik geen goed woord voor over. Stoppen ermee! Prima dat de doellijn in de gaten wordt gehouden, en dat er aantoonbare grote fouten worden rechtgezet, maar dat millimetergedoe bij buitenspelsituaties is toch te erg voor woorden? Bijna niemand durft meer te juichen na een doelpunt omdat vijf minuten eerder misschien iemand met een teennagel buitenspel stond. En dat nakijken duurt allemaal maar. Op deze manier gaat toch de hele charme van het voetbal verloren?’
Hoe kijk je naar het huidige Ajax? Drie seizoenen geleden plaatsten ze zich nog bijna voor de Champions League-finale, maar sindsdien moeten ze zich vooral richten op de Europa League.
‘Ja, echt meedoen in de Europese top is misschien wat te hoog gegrepen, ook omdat je je beste spelers altijd weer snel kwijtraakt. In onze tijd kon je bouwen aan een elftal, nu kun je na één goed seizoen weer bijna opnieuw beginnen. Maar in die zin is Ajax goed bezig. Kijk hoe knap ze Lille, toch de koploper van Frankrijk, uitschakelen en nu weer makkelijk langs Young Boys gaan. Kijk ook hoeveel nieuwe talenten er altijd weer doorbreken, en het mooiste van allemaal: er worden geen consessies gedaan aan de speelstijl. Bij hoeveel clubs gruw je niet van de manier waarop ze zich presenteren? Alleen maar de nadruk leggen op tegenhouden, op het ontregelen van de tegenstander. Hoe kun je daar nou lol in hebben? Zoals Paris Saint-Germain laatst thuis tegen Barcelona. Zat geen beweging in, niks. Reactievoetbal, hopen op een foutje bij de tegenstander en dan toeslaan in de counter. Nee, dan kijk ik tien keer liever naar Ajax, Bayern, Manchester City of Barcelona.’
Clubs die allemaal creatief en aanvallend voetballen met aan het roer oud-spelers als Ronald Koeman en Pep Guardiola. Is dat de erfenis van Johan Cruijff ?
‘Ja, 100 procent! Koeman en Guardiola voetbalden en geven nu training in de geest van Johan, zoals ook Ajax dat doet. Het zou natuurlijk mooi zijn als zijn zoon Jordi straks het technisch beleid van Barça uitstippelt. Dan is ook daar de cirkel rond met Koeman en Jordi aan het roer. En hopelijk tekent Messi nog een jaartje bij. Daar genieten we al dertien jaar van. En dan hoor je steeds maar weer die verslaggevers het einde van een tijdperk aankondigen. Vreselijk vind ik dat. Terwijl hij nog lang niet op is. Weet je, ook al speelt ie enkel nog ’s nachts, dan zet ik m’n wekker.’
Het is deze week precies vijf jaar geleden dat Johan Cruijff overleed. Weet je nog waar je was toen je het trieste nieuws hoorde?
‘Ik was thuis en voelde de grond onder me wegzakken. M’n voetbalmaatje overleden, waar ik zoveel mee heb beleefd, zowel binnen als buiten het veld. We belden elkaar regelmatig, zeker in de tijd dat hij ziek was. Ik kon het bijna niet geloven, ook al omdat ik hem nog niet lang daarvoor aan de lijn had gehad met goed nieuws. Hij was helemaal schoon verklaard, de longkanker was onder controle. Man, man, wat waren we blij. Ik kon ’m wel kussen, alleen zat hij in Barcelona en ik in Amsterdam. Maar korte tijd later kwam de klap, de kanker was teruggekomen en zat nu ook in z’n hoofd. Toen ging het heel snel bergafwaarts. Amper te bevatten.’
Welke beelden komen bovendrijven als je aan Cruijff denkt?
‘Ach, zoveel. Ik denk elke dag wel even aan hem, ook vanwege mijn ambassadeurschap voor zijn foundation. Zolang ik het nog kan doen, zet ik me daarvoor in. Ja, ik mis ’m nog elke dag. Gelukkig komen er om de haverklap filmpjes en foto’s voorbij. Die iconische foto van Paul Huf met Keizer, Cruijff, Nuninga en mij erop, zie je vaak. Laatst overleed Ton Thie, de oud-doelman van ADO, dan zie je die weergaloze lob natuurlijk weer uit 1972. Ik zag ’m als broekie binnenkomen bij Ajax, hij was negen jaar jonger dan ik. Ik was zeventien toen ik aansloot bij het eerste elftal, voordat je zelf aan de bak moest, ging je altijd even kijken bij de jeugd. Johan was welp, zo heette dat toen, een spichtig joch, als het waaide, mocht ie niet over straat, haha. Hij schoot ballen terug als wij trainden onder Vic Buckingham, de trainer die me altijd vergeleek met Stanley Matthews. Onder hem debuteerde Johan ook, in 1964. Zijn opkomst en doorbraak bij Ajax heb ik van begin tot eind meegemaakt. Ik zie z’n vader Manus nog zo staan, die overleed toen Johan 12 jaar was. Later nam ome Henk die plek over, hij was terreinknecht in De Meer en kreeg wat met Cruijffs moeder. In die familie stond alles in het teken van voetbal.’
Onderkende je meteen zijn klasse?
‘Dat droop er vanaf, meteen al. Het was een genot om naar hem te kijken. Als jonkie liep ie tegenstanders voorbij alsof ze niet bestonden. Hij had alles wat een topspeler moet hebben: overzicht, techniek, leiderscapaciteiten; zulke voetballers zijn zeldzaam. Het zat in zijn dna, het was een geboren voetballer. Hij deed alles op z’n gevoel. Voor iets modalere spelers als hij was het een genot om samen met hem in een team te zitten. Hij wist medespelers blindelings te vinden, je hoefde alleen maar de ruimte in te sprinten, dan wist je al dat de bal op een presenteerblaadje jouw kant op kwam. We voelden elkaar aan als geen ander.’
Welke specifieke wedstrijd staat je nog helder voor de geest?
‘Er zitten natuurlijk een paar legendarische tussen zoals de mistwedstrijd tegen Liverpool, of de ECI-finales van begin jaren 70, maar daar heeft iedereen beeld bij. Mij schiet vooral een oefenwedstrijd te binnen tegen Everton in 1967. Stonden we binnen drie zetten voor de goal. Suurbier passte op mij, ik gaf meteen zo’n strakke jongen over de stopper heen op Johan, die nam de bal met z’n rechterhak mee om ’m daarna met links in de kruising te jagen. Een wereldgoal. Als je nu spelers een voorzet ziet geven, pfff, dan kan wat extra training geen kwaad.’
Johan was welp, zo heette dat toen, een spichtig joch, als het waaide mocht ie niet over straat
Jullie waren destijds jarenlang het beste team van de wereld. Een mens zou er bijna weemoedig van worden.
‘Nou, zeker als je beseft dat veel medespelers overleden zijn. Ik noemde net al de naam van Wimpie Suurbier. Johan, Pietje Keizer, Velibor Vasovic, Gerrie Mühren, Barry Hulshoff, Dickie van Dijk; allemaal spelers van het gouden Ajax die er niet meer zijn. Dat blijft het grootste nadeel van oud worden, dat er zoveel maatjes van je wegvallen.’
Ben je bang voor de dood?
‘Ja. Het schiet vaak door m’n hoofd. In juli word ik 83, de jaren gaan tellen.’
Het is niet zo dat als je ouder wordt je je meer gaat verzoenen met de eindigheid van het leven?
‘Nee, wat mij betreft zeker niet. Het speelt al jarenlang een rol in m’n leven, al vanaf het moment dat m’n moeder op jonge leeftijd overleed, ze werd slechts 38. Toen was ikzelf tien. Dat heeft wel iets in gang gezet. Ouder worden hou je niet tegen, was het maar waar. Op een dag moeten we er allemaal aan geloven, maar ik hoop dat moment nog een tijdje uit te kunnen stellen.’
Daar train je anders hard voor. Twee keer per week doen jullie toch de grote rondo bij Zeeburgia?
‘Klopt. Hoewel het wel even stilgelegen heeft door corona. Maar nu pakken we de draad weer op. Ik doe dit al bijna 48 jaar, sinds ik gestopt ben in 1973. Iedereen is welkom, maar wel met één restrictie: je moet wel kunnen voetballen. Anders ga je maar hardlopen. Guus Hiddink komt vaak, Viggo Waas, Frank Lammers, en verder veel oud-spelers als Kiki Musampa, Olaf Lindenbergh, Simon Tahamata, Marcel Looijer en Gerrie Blokzijl. Ja, we hebben zelfs Freek de Jonge aan het ballen gekregen, die kon in het begin werkelijk he-le-maal niks. Tien man is ideaal, dan staan er twee in het midden met acht man eromheen. Lummelen heet dat. Als je het goed speelt, staan die twee lummels minutenlang in het midden.’
Sta jij weleens in het midden?
‘Nooit.’
NIEUWE REVU ONTMOET SJAAK SWART
Waar?
In zijn auto op een parkeerterrein bij Zeeburgia, waar hij twee keer per week traint. Vanwege corona neemt Swart geen enkel risico. Hij draagt een mondkapje en zet het raampje aan de bestuurderskant wagenwijd open.
Nog iets genuttigd?
Helemaal niets.
Verder nog wat?
Als Swart verneemt dat in september 14 de musical in première gaat, reageert hij meteen enthousiast. ‘Fantastisch vind ik dat. Als we weer mogen, ga ik kijken.’ Of het niet tijd wordt voor eenfilm/toneelstuk/ musical over zijn leven? ‘De hoogste tijd, haha. En een titel lijkt me niet al te moeilijk: Mr. Ajax. Wie mij moet spelen? Zou ik het zelf nog kunnen? En anders denk ik aan Frank Lammers, mits ie z’n PSV-shirt thuislaat.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Pro Shots