James Worthy

‘Al mijn mooiste herinneringen wonen in voetbalstadions’

‘Geld is leuk, maar je kunt er geen kippenvel mee kopen,’ zei zijn neef. En James Worthy wist dat hij gelijk had. ‘Wat mottenballen voor motten zijn, is geld voor romantiek.’

James Worthy

Als ik aan voetbal denk, denk ik aan romantiek. Het geluid van een wapperende hoekvlag. Een lauwe hotdog op een warm broodje. Ik denk aan de geluksketting die al een jaar geen geluk meer geeft, maar ik toch blijf dragen. Ik denk aan de vergeelde tickets die in onze boekenkast staan. Soms ruik ik aan mijn oude tickets. Mijn neus ruikt op die momenten niets, maar mijn hart ruikt alles. Als ik aan voetbal denk, denk ik aan onvoorwaardelijke liefde.

En ik weet dat ik mezelf compleet voor de gek hou, maar ik kan niet anders. Als ik aan voetbal denk, denk ik aan kippenvel. Al mijn allermooiste herinneringen wonen in voetbalstadions. Mijn vader die een sjaal voor me koopt. Dat eerste doelpunt. Mijn vader die zo hard schreeuwt dat ie duizelig wordt en even moet gaan zitten. Ik heb die schreeuw van hem geërfd. Als mijn team scoort, ben ik de koning van de jungle. Soms schreeuw ik zo hard dat ik na het schreeuwen mijn geschrokken zoon moet troosten.

‘Waarom schreeuwde je zo, pap?’ vraagt hij dan snikkend.

‘Het heeft met geluk te maken, jongen. Sommige dingen zijn zo mooi dat ze je hersenen kunnen laten smelten. Voetbal kan mijn hersenen laten smelten. Dan kan ik alleen nog maar in soep denken.’

En natuurlijk weet ik dat het anders zit. Ik hoef alleen maar terug te denken aan de Champions League-finale van 2019. Er zaten die avond 69.000 mensen in dat Spaanse stadion. 16.000 fans van Tottenham en 16.000 fans van Liverpool om precies te zijn. Dus nog niet eens de helft van dat stadion was gereserveerd voor supporters. Ik weet nog hoe hard ik schreeuwde na de 1-0 van Salah en dat de man die voor me zat aan me vroeg of ik het wat rustiger aan kon doen. ‘Ik kom hier voor mijn plezier,’ sloot hij af.

Ik vond dat zo gek. Dat iemand voor zijn plezier in een voetbalstadion zat. Ik dacht aan mijn neef in Liverpool die er alles aan had gedaan om naast mij in het stadion te zitten die avond. Hij had die maand twintig uur per dag gewerkt om naar de finale te kunnen, maar het was hem niet gegund. Hem niet, maar die plezierzoeker dus wel. Mijn neef gaat nooit voor plezier naar het stadion. Die luxe heeft hij niet. Hij gaat omdat hij niet anders kan. In het stadion vergeet hij hoe kut zijn leven in feite is. Het stadion is zijn kerk. Hij smeekt om vergiffenis in de vorm van zang. Hij schreeuwt om genade en de spelers schenken het hem.

Ik belde gisteren met mijn neef. Hij was dolblij dat de Europese Super League van de baan is.

‘Geld is leuk, maar je kunt er geen kippenvel mee kopen, James,’ zei hij. Ik wist dat hij gelijk had. Wat mottenballen voor motten zijn, is geld voor romantiek.

Column
  • ProShots