Premium

‘Wie is de Mol? zou ik geen dag volhouden’

Columnist en schrijver Marcel van Roosmalen (53) maakt op de Nederlandse televisie furore met een mediaprogramma, maar zijn diepst gekoesterde wens is een eigen talkshow. Elke dag volgaarne, met Gijs Groenteman als interviewer en hij in de rol van Jan Mulder. ‘Ik snap niet dat SBS ons nog niet heeft gebeld.’

Marcel van Roosmalen

Je hebt jezelf geüpgraded van columnist naar tv-personality. Hoe voelt dat?

‘Ik vond het altijd een beetje een vies idee, met je hoofd op tv. Waarom zou je dat willen? Tot een paar jaar geleden. Ik moest zichtbaarder worden, anders redde ik het financieel niet. Toen heb ik het besluit genomen om op tv te gaan. Ik heb daar een voorzichtig begin mee gemaakt bij Veronica Inside. Niet per se mijn doelgroep en eerlijk gezegd dacht ik dat mensen totaal op me zouden afknappen. Maar de kijkers reageerden louter positief en grappig, waarop ik dacht: oké, blijkbaar is het niet zo vreselijk. Van het een kwam het ander, maar ik zie mezelf niet als tv-personality. Hou op zeg.’

Verdient televisie beter dan schrijven voor een krant of tijdschrift?

‘Diep in mijn hart ben ik reportageschrijver, een genre waar de bladen vroeger van aan elkaar hingen, maar nu is er geen reportage meer te verkopen. Het is het ene kletsinterview na het andere, liefst met een wilde kop erboven, en dan nog wat roddelrubriekjes. En dat is dan het tijdschrift. Je moet tegenwoordig een zekere bekendheid hebben om rond te kunnen komen als journalist. Dat vind ik echt.’

Op Twitter word je inmiddels bewonderd. Je hebt heuse fans.

‘Hou dat vast, mensen.’

Wat is je geheim?

‘Ik heb een gezonde afkeer van de media en ga niet mee met de vrolijke stroom. Misschien herkennen mensen zichzelf daarin. Tegelijkertijd vind ik het prima dat ik voor allerlei programma’s word gebeld. Hoewel ik ook wel dingen weiger. Ik doe niet alles.’

Waar zeg je nee tegen?

‘Ik was gevraagd om in het panel te zitten van een programma over correct en incorrect gedrag. Dat wilde ik niet. Als ik moraliserend ga doen over wat wel en niet kan, dan word ik een persiflage van mezelf.’

De natte droom van elke semi-bekende Nederlander is Wie is de Mol? Ben je al gebeld?

‘Nee, dat vind ik zo inhoudsloos. Ik zou het geen dag volhouden. Al die BN’ers die constant op hun telefoon staren en de hele dag roepen hoe gezellig ze het vinden. Ik ben geen Roos Schlikker of Diederik Jekel. Dat zou ruzie worden met de hele groep.’

Zie je tv-maken stiekem als een noodzakelijk kwaad?

‘Nee, dan veralgemeniseer je het te erg. Ik vond het leuk om columns te schrijven voor Studio Voetbal. En ik vond het een feest om Media Inside te maken met Gijs Groenteman. In die programma’s kon ik mezelf zijn, dat was supergezellig. Minder tevreden was ik over mijn rol bij Veronica Inside. Mijn plek in het decor was op een krukje aan de zijkant, als een soort bijfiguur. Maar dat ben ik natuurlijk niet. Ik voel me niet minder dan die sportjournalist van De Telegraaf die er ook vaak zit, hoe heet hij, Valentijn Driessen. Hij zal best deskundig zijn, maar dat ben ik ook.’

Een jongen die ik ken uit café Mojo is een onderbroekenlijn begonnen en wil een Marcel van Roosmalen-onderbroek uitbrengen

Er is door de omroep een tweede seizoen besteld van Media Inside. Streelt dat je ego?

‘Zeker. Dat vind ik heel prettig. We sprongen in het diepe, hè, ik wist van tevoren niet of het iets zou worden. Maar ik was heel blij met het resultaat.’

Waarom moest er een nieuw mediaprogramma komen?

‘Omdat er iets heel geks gebeurt in het Nederlandse medialandschap. Aan de ene kant heb je het fenomeen dat iedereen op tv elkaar fêteert, aan de andere kant is er een soort belachelijk meningencircus aan de gang. Iedere dag worden er mensen gecanceld door andere mensen, op een heel felle manier. Sommige mensen zijn amper wakker of ze hebben alweer een mening op Twitter gezet. Wij kijken daar met een zekere afstand naar, op zo’n manier dat erom gelachen kan worden. Daar was in mijn ogen behoefte aan.’

Copresentator Gijs Groenteman en jij steken jullie mening ook niet onder stoelen of banken.

‘Ja, maar wel op een luchtigere manier. De kracht is dat wij er makkelijk overheen stappen. Waar gáát dit over? Dat stralen we hopelijk uit.’

Jullie misschien wel, maar de bekende gasten in de studio waren vaak bloedserieus.

‘Dat vond ik juist cult en goed aan het programma. Ik moet zeggen dat je ook wel naar mensen toegroeit. Zo’n Tim Hofman, daar had ik allerlei vooroordelen over. Maar hij schuift wel bij ons aan. Dat neemt hem dan toch voor me in.’

Zeiden veel mensen nee op jullie uitnodiging?

‘Het regelen van de gasten vond ik het lastigste van het hele programma. Ze moesten aan allerlei eisen voldoen, want we zitten wel in de hoek jong en divers. Dat maakt me verder niet uit, ik ben een groot voorstander van diversiteit, maar dat maakte het er niet per se makkelijker op. Wat ik heel jammer vond, was dat Wilfred Genee niet wilde komen, vanwege allerlei redenen. Ik had Sven Kockelmann ook een droomgast gevonden, maar hij kon niet omdat hij Op1 ging doen. Connie Palmen vind ik ook een geweldige gast. Het verlanglijstje is nog niet uitgevoerd.’

Misschien willen ze komen als je zegt dat je dit jaar je 25-jarige jubileum in de journalistiek viert.

‘Is dat zo? Hoe leuk is het dan dat ik midden in dit jaar een duur, dik boek uitbreng dat Alles gaat heten, met daarin al mijn verhalen die ik goed vind. Daar kan ik mooi dat jubileum aan hangen. En er komt dit jaar nog iets anders uit, wat eigenlijk een bizar verhaal is. Anderhalve maand geleden werd ik gebeld door een jongen die ik ken uit café Mojo in Amsterdam, uit de tijd dat ik daar nog woonde. Hij is een onderbroekenlijn begonnen en wil een Marcel van Roosmalen-onderbroek uitbrengen. Willie Wartaal heeft er al eentje. En ik straks dus ook. Met mijn hoofd erop.’

Waar is het einde?

‘Dit is pas het begin. Ik wil als journalist nog wel geloofwaardig zijn, maar er mag van mij best een Marcel van Roosmalen-onderbroek komen. Het wordt een boxershort gemaakt van hoogwaardig organisch katoen. Heel veel onderbroeken worden gemaakt van slechte stof, wist je dat? Als ik er eentje aantrek, dan sluit ik vaak mijn ogen, denk aan het milieu en de wereld en vraag me af: jezus, is er geen andere oplossing? Daarin vonden we elkaar ook.’

Ben jij begaan met het milieu?

‘Ik ben heel erg bezig met bomen. Mijn vader had niet veel in zijn leven, maar hij ging vaak met zichzelf wandelen. Elke dag hetzelfde rondje door Velp, waar we woonden, met prachtige bomen op de route. Pas na zijn dood bleek dat hij in zijn leven het meest heeft genoten van die bomen, ze staan ook op zijn begrafeniskaart. Ik heb die liefde voor bomen ook, zeker nu ik in Wormer woon, waar alles kaal is. Als ik in de richting van Velp rij, waar ik geen reden meer toe heb omdat mijn moeder sinds vorig jaar in een verzorgingstehuis in Mook woont, schiet ik bij Wageningen al vol. Vanaf de bijrijdersstoel, want ik heb geen rijbewijs. Dan denk ik: wat zijn bomen toch mooi en rustgevend. En wat háát ik de biomassacentrales. Ik vind het vreselijk dat kutmilieupartijen als GroenLinks en D66 daar schuldig aan zijn. En maar bomen kappen, onder het mom van natuurbescherming. Daar kan ik me enorm over opwinden.’

In je laatste boek schrijf je eerlijk over je jeugd, je dementerende moeder en wat dat proces met jou doet. Een bepaalde krant ging daar op een sensatiebeluste manier mee aan de haal, waarna je in een soort mediastorm terechtkwam. Wat deed dat met jou?

‘Ik kan het wel handelen als mensen onaardige dingen over me schrijven, maar voor mijn familie ligt dat anders. Mijn broer woont begeleid in Brabant, hij is blind gecombineerd met psychische klachten, mijn zus werkt in de zorg. Zij worden ergens bijgesleept, wat in mijn boek genuanceerd staat opgeschreven. Maar als dat dan ongenuanceerd in de krant en op internet komt, dan krijgen zij dat voor hun kiezen. Op de Facebook-pagina van mijn zus werd er schande van gesproken. Daar komt zij mee naar mij, in eerste instantie verontwaardigd, wat ik snap. En dan moet ik zeggen dat ik het niet op die manier heb verteld. Over mij mag je alles zeggen, maar ik neem het zo’n krant kwalijk dat ze niet langer nadenken over de gevolgen voor mijn omgeving.’

Was je boos?

‘Ja, ook op mezelf. Ik ben zo ijdel dat ik de deur wijd openzet voor iedere klungel die hier een verhaal komt halen. Maar nadat deze journalist me had gecondoleerd met mijn moeder die nog leeft, en vervolgens bleef beweren dat ik dat had opgeschreven, had ik moeten zeggen: joh, stuur maar een andere interviewer. Sowieso is het boek een beetje verdwenen in de hele coronatijd. Dat is jammer, want het is een goed boek. Ik ben ook heel trots op mijn boek Nederland onder het systeemplafond. Dat vind ik een van mijn beste boeken, omdat er ook heel saaie reportages in staan. Het is een gesamtkunstwerk.’

Had jij onder een systeemplafond gezeten als je geen journalist was geworden?

‘Ik vermoed dat ik tot mijn 35ste zo’n vrolijke kroeghanger was geweest die dacht dat hij een hip leven had. Daarna was ik waarschijnlijk een soort scharrelaar geworden. Een geschiedenisdocent die geen orde kan houden, weet je wel. Wat dat betreft heb ik voor mezelf best wel wat bereikt.’

Heb je alles op eigen kracht gedaan?

‘Ja. Ik heb een non-media-achtergrond. Mijn ouders woonden in een rijtjeshuis in Velp. De helft van de straat werkte op het provinciehuis in Arnhem, net als mijn vader. Ik had nul ingangen. Toen ik in Amsterdam ging wonen, was ik 28 jaar. En zo vreselijk bleu. Als ik in Amsterdam was opgegroeid, dan had ik vijftien jaar geleden al op de plek geweest waar ik nu ben. Omdat je dan veel eerder leert spreken in het openbaar, hoe je op een podium moet staan, op welke manier je moet netwerken. Je hebt echt achterstand als je op een plek opgroeit waar je jezelf aan niemand kunt optrekken. Dat is een van de redenen dat ik het zo treurig vind dat ik mijn kinderen laat opgroeien in Wormer. Ik heb Eva (Hoeke, columniste en zijn vriendin, red.) beloofd niet meer te vaak los te gaan over de Zaanstreek, maar ik vind het fascinerend, het burgerlijke dat er in Wormer uit knalt. Er is hier niks.’

Waarom zijn jullie in niks gaan wonen?

‘We woonden in Betondorp, waar we voor 1500 euro per maand een kleine etage onderhuurden van een journalist. Dat alleen al, het idee dat je geld naar een slimmere collega brengt. Het was ook te klein met twee kinderen, dus zo begon onze zoektocht naar een koopwoning. We hebben gekeken in Osdorp, maar dat voelde niet eens als Amsterdam. Noord leek leuk, maar daar vroegen ze veel te veel geld voor een huis. Vervolgens gingen we kerst vieren bij de moeder van Eva, die in Wormer was neergestreken. Ik stond op het balkon, rook de cacao, keek uit over het veld en dacht: wat een ruimte! Toen we terugliepen naar het station, heel idyllisch door de sneeuw, liepen we langs een huis dat te koop stond. Een heel mooi huis, dus ik dacht: ideaal. Ik zag er zelfs wel een boekje in: Marcel gaat naar het dorp. Maar ik was er na twee weken al achter dat Wormer een heel andere wereld is dan Amsterdam. Mensen vinden het hier totaal niet interessant dat je in de media werkt, wat op zich verfrissend is, maar ze zijn ook ronduit vijandig. Op het schoolplein zei iemand laatst uit het niets tegen me dat ik er slecht uitzag op tv. Niets in mij zou die neiging hebben om dat met iemand te delen, maar in Wormer is dat heel normaal.’

Wat vindt je vriendin Eva ervan?

‘Zij wil ook weg. We willen onze kinderen laten opgroeien in een normale buurt, waar ook iemand de krant leest en het eens over iets anders gaat dan het weer. Ik denk de laatste tijd vaak terug aan Velp, op een melancholische manier. Wat een onrecht heb ik die plaats aangedaan. Godverdomme.’

Denk je veel terug aan vroeger?

‘En aan de dood. Het zal de leeftijd zijn, maar af en toe heb ik zo’n fase met allerlei bespiegelingen. Waar slaat het allemaal op? Waar zijn we mee bezig? Voortplanting is dan het enige doel dat overblijft.’

Daar ben je goed mee bezig, met de derde op komst.

Lachend: ‘Daar ben ik keihard mee aan de slag gegaan, er zit geen rem op.’ Even later: ‘Het is goed voor me geweest dat ik kinderen heb gekregen. Ze geven je het idee dat je het ergens voor doet. Ik ben daardoor echt harder gaan werken. Vroeger toen ik in De Pijp woonde, ging ik om 07.00 uur naar bed. Nu sta ik op rond die tijd. Ik ben zo’n energiek type geworden.’

Waar denk je tijdens je bespiegelingen nog meer over na?

‘Ik probeer rationeler te worden in alles wat ik doe. Gijs Groenteman zei laatst in zijn podcast dat hij kosten-batenanalyses maakt van zijn vriendschappen. Als je erover nadenkt, dan is dat niet zo’n slechte houding. Wat heb ik aan deze vriendschap? Haal je nog wel uit mensen wat je eruit wilt halen? Ik ben vrij trouw, maar veel vriendschappen verwateren omdat je uit elkaar groeit.’

Heb je veel vrienden in de mediahoek?

‘Ja, en een paar van vroeger, maar die negeren een beetje wat ik doe. Daar voel ik me kut door, want jezus, ik ben op tv. Je kunt toch wel één woord wijden aan de programma’s die ik doe? Al zeg je maar dat je het niets vond. Ik vind het armoedig dat ik daar zelf over moet beginnen, want op mijn beurt probeer ik wel mee te leven met de gebeurtenissen in hun leven.’

Denk je er weleens aan hoe je leven zou zijn geweest als je acteur was geworden, je jeugddroom?

‘Dat leek me oprecht heel leuk, maar dat was nooit iets geworden. Ik kan typetjes nadoen, maar ik ben een slecht acteur. Acteurs hebben ook een groot nadeel, namelijk dat ze in het echt altijd tegenvallen. Ze nemen zichzelf veel te serieus.’

Wat zijn bomen toch mooi en rustgevend. En wat háát ik biomassacentrales. Vreselijk dat kutmilieupartijen als GroenLinks en D66 daar schuldig aan zijn

En als ze je toch bellen voor een rol, omdat je nu eenmaal een tv-personality bent geworden?

‘Ik ben dat niet, maar tuurlijk. Dat lijkt me heel leuk. Maar het allerliefst zou ik een talkshow hebben. En dan echt iedere dag. Met Gijs Groenteman als interviewer en ik als een Jan Mulder erbij. We voelen ons het meest op ons gemak bij NPO, maar we zijn wel twee witte mannen van 40-plus. Ik snap niet dat SBS ons nog niet heeft gebeld.’

Wat zouden jullie anders doen dan de bestaande talkshows?

‘Ik denk dat het per definitie anders wordt als je ons neerzet. Wij hebben een bepaalde relaxedheid over ons, het is niet geformatteerd. Daar is ook zeker een publiek voor. Een andere diepe ambitie is om elke week op een laat tijdstip in een soort preek de week door te nemen, à la Simon Carmiggelt, op vrijdagavond op NPO 1 rond middernacht. Dat probeer ik al tijden te verkopen.’

Wanneer is het voor jou af en geslaagd?

‘Joh, ik ben er nog lang niet. Ik wil een keer een boek schrijven dat nummer 1 op de bestseller top-60 staat. Ik wil een talkshow. Ik wil dingen bereiken. Ik wil dingen doen. Maar het meest trots ben ik op mijn column in NRC.’

Ontleen je daar je identiteit aan?

‘Zeker, waar anders aan? Als ik niet kan werken, dan word ik ongelukkig. Ook vanwege het geld. Ik heb veertig jaar lang geleefd met te weinig geld, dus ik weet hoe dat is. Het lijkt me heerlijk om een soort onbekommerd leven te hebben. Ik stel me dan een huis voor in Arnhem, een groot goed gazon, met kinderen die op een leeftijd komen dat ze een hapje serveren en gezellig met elkaar spelen. Een gewone basisschool, dat je denkt: andere ouders, leuk. Lekker naar het café gaan af en toe. Zo rol je dan naar het einde. Een beetje een neutrale opstelling in het leven, dat vind ik wel prettig.’

NIEUWE REVU ONTMOET MARCEL VAN ROOSMALEN

Waar?

Bijna in Wormer, maar uiteindelijk telefonisch.

Nog iets genuttigd?

Tijdens de terugrit van Wormer naar Utrecht dronk ik een blikje cola light, bemachtigd bij een tankstation. Ik at er een gevulde koek bij.

Verder nog iets?

Van Roosmalen is weinig te spreken over het idee om bestaand beeld van hem te gebruiken bij het interview. Hij staat er meestal niet goed op, dat zijn zijn woorden, niet die van ons. Het loopt hoog op, maar uiteindelijk wordt er een gulden middenweg gevonden. Een vriend van Van Roosmalen, tevens Zilveren Camera-winnaar, levert de foto’s voor een schijntje, waarvoor veel dank. De volgende kink in de kabel dopen we De Vergeten Afspraak. Stelt u zich de interviewer voor, voor de deur van het huis van Marcel van Roosmalen in het door hem zo gehate Wormer, en Van Roosmalen die de statige voordeur opentrekt met de woorden: ‘Is het interview nu? Nee hè, maar ik kan niet!’ Een week later is er de herkansing, en wat voor eentje.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Showbizz
  • Elmer van der Marel