‘Niets kan mij zo raken als de dood van een collega-schrijver’
Hafid Bouazza was geen fan van zijn werk, maar wel van de rondjes die James Worthy gaf in de kroeg. ‘Ik vond hem intrigerend. Hij was zo eerlijk, dat hij oneerlijk leek. Hij keek op tegen de bodem, zoals alle goede schrijvers uit het verleden naar de bodem opkeken.'
Niets kan mij zo raken als de dood van collega-schrijvers. Er is er vorige week weer één gesneuveld. En natuurlijk leef ik mee met het gezin en met de familie, gecondoleerd en in gedachten ben ik bij jullie, maar ik voel ook zeker de pijn van het bureau. De werkplek. De boeken. Die stoel bij het raam. De gewichten onder je bureau. De gewichten die je kocht, omdat je gezonder wilde gaan leven. Maar ja, als je echt gezond had willen blijven, was je überhaupt nooit met schrijven begonnen. Schrijven is een logboek bijhouden op een schip dat sneller zinkt dan je kan schrijven. Schrijven is de bodem van je afduwen, bovenkomen, ademhalen, naar de lucht kijken en alles opschrijven, zodat je aan de bodem kunt laten lezen hoe wonderschoon de lucht is en andersom. En als je het mooi genoeg doet, sparen ze je allebei. Schrijven is in genade leven met de bodem.
Ik ben de laatste jaren veel collega’s verloren. Ik haat het om collega’s te verliezen, omdat de meeste collega’s gewoon mensen zijn die je kunnen begrijpen. De worstelingen. De waanzin. Schrijven is pure waanzin. Na de ene zin voel je je God en drie pagina’s later ben je de bijbel in het nachtkastje van het allergoedkoopste snelweghotel van Vlaanderen. Een tube glijmiddel lekt op de bladzijdes en zorgt voor een meer dan stroeve leeservaring. Je bent niets. Minder dan niets. Vissenpoep in een vissenkom. Dat ben je. Een lintworm in de twaalfvingerige darm van een slingeraap. En dan opeens, uit het niets, tikken de twaalf vingers van diezelfde darm een zin die je bureau laat kwispelen. Je bent de beste. Nee, het beste. Ach, wat maakt het allemaal ook uit?
Niets kan mij zo raken als het bureau van een overleden schrijver. De tientallen koffiekringen die eruitzien alsof het Audi-logo met het olympisch symbool aan het vrijen is. De brandplekken in het hout. Veel schrijvers steken in de nacht een sigaret op om wakker te blijven, maar in de nacht kan vermoeidheid het verschil tussen een rookgordijn en een warm dekentje onmogelijk zien.
Op het bureau van de overleden schrijver staat een laptop. Op de laptop staan honderden schetsen en opzetjes. In de steek gelaten steekwoorden. Plannen die nooit meer zullen worden dan een plan. Volwassen dromen, voor altijd in de kinderschoenen.
Ik kwam de overleden schrijver vroeger vaak tegen in een kroeg op de Haarlemmerstraat. Hij was geen fan van mijn werk, maar wel van de rondjes die ik gaf. Ik vond hem intrigerend. Hij was zo eerlijk, dat hij oneerlijk leek. Hij keek op tegen de bodem, zoals alle goede schrijvers uit het verleden naar de bodem opkeken. Mijn bodem was zijn plafond. En zijn plafond was prachtig. Maar zijn bodem was wonderschoon.
Rust zacht, schrijver.
En rust zacht, bureau.