Sinds Bob Marley overleed won Ajax zestien en Feyenoord vier landstitels, doorstond de mensheid drie pandemieën en ontwikkelde de mens de computer en internet. Toch maken puristen, fans en aanbidders veertig jaar na het overlijden van The King of Reggae nog altijd de heilige pelgrimstocht naar zijn geboortedorpje Nine Miles. Hier, diep in de rimboe van Jamaica, in zijn eigen mausoleum boven op Mount Zion, rust het gebalsemde lichaam van Marley, naast zijn rode Gibson Les Paul-gitaar, een bijbel en een zak wiet. Veel meer heeft dit berggehucht niet te bieden, waarschuwen ook de reisbrochures.
‘Het is wellicht raadzaam niet met al te hoge verwachtingen naar Nine Miles af te reizen, zodat u in elk geval niet teleurgesteld wordt,’ schrijft de website van Royal Jamaica. ‘Bent u geen fan van de heer Marley, dan zult u zich waarschijnlijk alleen maar storen aan de wietlucht die overal aanwezig is, het feit dat u een hoge entreeprijs moet betalen en vervolgens steeds om fooi gevraagd wordt door de gids en een bandje dat Marley-liedjes speelt, en aan het ontbreken van aanvullende informatie over het leven en het werk van de heer Marley. Ondanks dat is een excursie naar Nine Miles zeker de moeite waard.’
De digitale reisgids Ontdek Jamaica omschrijft de geboorteplaats van Marley als ‘een boerendorp met maar een paar inwoners en nog minder faciliteiten. Maar kom vooral, want er bestaat altijd een kans dat u hier oude vrienden van Bob ontmoet’. Fans die het niet kunnen laten, wordt aangeraden rond de geboortedag van Marley af te reizen. Het is de enige week van het jaar dat het uitgestorven Nine Miles transformeert tot drukke stad bomvol sterke wiet, lokale muzikanten en dansende toeristen. Het kan gezegd worden over iedere vierkante meter op Jamaica: de verjaardag van Marley is nog altijd de enige officiële feestdag op het eiland, naast de Onafhankelijkheidsdag in augustus, waarbij de bewoners vieren dat zij in 1962 als kolonie loskwamen van Groot-Brittannië. Dat de zanger zijn stempel heeft gedrukt op Jamaica en de wereld ver daarbuiten, moge duidelijk zijn. Wat maakte Bob Marley zo bijzonder?
Verhuisd naar sloppenwijk
Wij schrijven Jamaica, 1945. Wie in de geschiedenisboeken, documentaires en films over de Tweede Wereldoorlog duikt, zal goed moeten zoeken naar de rol die Jamaica daarin speelde. Terwijl elders in de wereld vele miljoenen mensen door grof geweld de dood vonden, bleef de sfeer op het zonovergoten eiland in het hart van de Caribische Zee tamelijk sereen. Tussen 1942 en 1943 diende de voormalige Britse kolonie als uitvalsbasis voor 10.000 Amerikaanse soldaten en talloze Europese vluchtelingen, maar daar houdt de militaire geschiedenis van Jamaica tijdens WOII wel een beetje op. Nee, op de oorlog zal door eilandbewoners vooral worden teruggeblikt om een veel gezelliger motief. Op 6 februari 1945 werd hier de nationale trots, Robert Nesta Marley, geboren. De man die wereldwijd bekend zou komen te staan als de onbetwiste King of Reggae, leefde een bewogen jeugd tussen de palmbomen. De tegenstrijdigheden tussen zijn vader en moeder konden niet groter zijn.
Zijn moeder was Cedella Malcolm, een zwarte tiener en afstammeling van de Cromanty-stam, waarvan de voorvaderen aan het front stonden van de bloederigste slavenopstanden op Jamaica. Zijn vader was Norval Sinclair Marley, een veertig jaar oudere, blanke kapitein in de marine en opzichter van een Britse plantage.
Een gelukkig huwelijk was niet aan hen besteed. De familie van Norval Sinclair Marley keurde diens interesse in andere rassen af. Uit angst voor onterving verdween kapitein Marley kort na de geboorte van zijn enige kind ver uit zicht. De dagen dat Bob Marley zijn vader zag, zijn op één hand te tellen. Maar of hij zonder zijn vader de grote, muzikale vertolker van liefde en eenheid zou zijn geworden, lijkt onwaarschijnlijk. Als mixed race-baby zou Marley zich later niet alleen sterk maken voor zwarte mensen die overal en nergens in de wereld terechtkwamen wegens kolonisatie en slavernij, maar ook voor eenheid tussen zwart, wit en alles ertussenin.
Om iets van een toekomst te hebben, verhuisde Bob Marley als tiener met zijn moeder naar de sloppenwijken van Trench Town, een niet ongevaarlijke buitenwijk van hoofdstad Kingston. Ook hier dringen nog altijd de lokale gidsen met dikke rastavlechten en grote, gekleurde regenboogmutsen om de aandacht en de portemonnee van toeristen en reggaeliefhebbers. De recensies zijn wisselend. ‘Niet gaan!’ waarschuwt Howard uit Canada op Tripadvisor. ‘Dit is een heel gevaarlijke plek. Geen aanrader om gezellig met je familie heen te reizen.’ Andere bezoekers zijn positiever. ‘Een ruwe, maar mooie stad. De thuisbasis van reggae en talloze grote kunstenaars.’
Op elke straathoek van Trench Town hangt een bordje met de artiesten die in de wijk opgroeiden. De jaren 60 en 70 gelden als de glorietijd, waarin een nieuwe reggae- of ska-artiest er om de haverklap doorbrak. Toch is Trench Town door grootscheepse rellen, drugsbendes en politieke afrekeningen altijd het getto gebleven waarin Bob Marley zijn tienerjaren doorbracht. Op de verpauperde straten leerde Marley overleven. Als straatvechter verdiende hij weliswaar de stoere bijnaam Tuff Gong; ambities voor een leven als crimineel had hij allerminst. Veel liever zou hij over de ellende die hij dagelijks meemaakte, willen zingen. Want naast geweld waren muzikale invloeden minstens zo sterk aanwezig in de steegjes, pleintjes en yards van Trench Town.
De stem van de armen
Als klein jongetje had Marley weleens gepingeld op een zelfgemaakt gitaartje. In de straatjes van Nine Miles verdiende hij hier zelfs een bescheiden zakcentje mee, maar het vonkje werd pas een vlam rond zijn vijftiende. De overgewaaide sound van r&b-muziek uit het Amerikaanse New Orleans, de stemmen van Ray Charles, Elvis Presley en Fats Domino, het tropische ritme van Jamaica en het ruige straatleven van Trench Town vormden de basis voor het Bob Marley-geluid.
In het verpauperde getto leert Marley overleven. Als straatvechter heeft hij de stoere bijnaam Tuff Gong
De schoolbanken liet hij voor wat ze waren en ook zijn uit de hand gelopen hobby van handlezen, met toekomstvoorspellingen die volgens de eilandbewoners van Jamaica steevast ‘akelig waar’ bleken, werden ingeruild voor een muzikale carrière. Marley had een voorliefde voor ska, de opgewekte jazzversie van Jamaica. Vergelijkbaar met het latere lot van hiphopmuziek, door politici en media bestempeld als bron van geweld en agressie, genoot ska een dubieuze reputatie. De opgefokte muziek zou de lokale jeugdbende Rude Boys alleen maar aanwakkeren in hun geweldsplegingen, was de heersende gedachte. De vele steekpartijen tijdens beruchte skafeestjes in Kingston hielpen niet mee.
Bob Marley gebruikte het geluid in 1962 voor Judge Not, zijn allereerste single. Clement ‘Coxsone’ Dodd, destijds de grootste speler in de Jamaicaanse muziekscene, raakte gecharmeerd van de jonge zanger en diens nieuwgevormde groepje, de Wailing Wailers. Samen met onder anderen jeugdvriend Bunny Wailer en een andere opkomende zanger, Peter Tosh, maakte Marley furore op zijn eiland. Met hun liedje Simmer Down had het aanstormde talent op 18-jarige leeftijd al twee mijlpalen te pakken: zijn eerste nummer 1-hit en een muzikaal thema – de stem zijn van de arme mensen op straat, wat hij zijn volledige carrière met daverend succes zou blijven.
Het heilige kruid
Jamaica kende zijn naam, maar de grote doorbraak van Bob Marley liet op zich wachten. In de tussentijd versleet de jonge zanger een rits aan baantjes als lasser, kelner, bandwerker, heftruckchauffeur en assistent in een laboratorium. Halverwege de jaren 60 nam Marley zijn intrek in de studio van zijn muziekproducent, Clement Dodd, terwijl zijn moeder Kingston inruilde voor het Amerikaanse Delaware. Direct na de bruiloft van Marley Rita Anderson, een jonge zangeres en alleenstaande tienermoeder, overtuigde Cedella haar zoon om haar te volgen naar de VS. Marley bleef er maar kort – hij kon er zijn draai niet vinden en miste zijn vrouw en thuisland – maar tijdens zijn afwezigheid was er veel gebeurd in Jamaica. Een zekere Haile Selassie, de keizer van Ethiopië, had Jamaica bezocht. Bij thuiskomst trof Marley een eiland dat volledig bezeten leek te zijn van de nieuwe rastafari-beweging. Het geloof ging dat deze keizer Selassie, geboren als Ras Tafari, een soort levende god was, de reïncarnatie van Jezus Christus, die vooral fungeerde als baken van hoop voor de arme, zwarte mens. Dat Marcus Garvey, de activist die deze geclaimde profetie zou hebben gedaan deze uitspraak zelf altijd stellig ontkende, werd door de eilandbewoners voor lief genomen. In werkelijkheid genoot Selassie weliswaar een reputatie van vredesstichter, maar hij was ook niet vies van mensenrechtenschendingen en etnische zuiveringen.
De rastafarians binden zich niet aan een duidelijke leer, maar leunen liever op een verzameling volkse wijsheden en wereldbeelden. De belangrijkste – en bekendste – is het geloof dat gebruik van het ‘heilige kruid’ marihuana de mens naar grotere, spirituele hoogten brengt, dichter bij ons ware zelf. Een eveneens veel besproken ‘feit’ op rasta-verjaardagen: de westerse maatschappij is het moderne Babylon, een corrupt en moordlustig koninkrijk, gebouwd op de ruggen van de armen en onderdrukten. Maar Babylon eigenhandig omverwerpen is geen optie, want het gebruik van geweld is binnen rasta-kringen not done. Afwachten dus, zo luidt het credo. Tot het zover is, zullen de haren van de rasta’s niet worden geknipt.
Naast ongewassen dreadlocks, een wietverslaving en warrig taalgebruik heeft hij ook een politieke boodschap
‘Wat is er gebeurd met jouw haar?’ zou Marleys eerste vraag dan ook hebben geluid aan zijn bekeerde vrouw Rita toen ze elkaar weer zagen. Zij wist haar man te overtuigen van haar nieuwe geloof, waarna Marley uitgroeide tot hét boegbeeld van de omstreden rastafari. Naast de oppervlakkige kenmerken van ongewassen dreadlocks, een hardnekkige wietverslaving en warrig taalgebruik breidde de muzikant zijn muzikale boodschap uit met het belang van sociale progressiviteit en een kritische houding tegen het politiek en economisch ongelijke klimaat van de westerse wereld.
IJzingwekkende sfeer
In de tussentijd had de skamuziek zich opnieuw uitgevonden als een ritmische, langzamere variant: reggae. Met producent Lee ‘Scratch’ Perry namen Bob Marley & The Wailers platen op die kenners nog altijd rekenen tot hun beste werk. De kennismaking met de wereld buiten Jamaica kwam echter pas in het voorjaar van 1973. Via het Britse platenlabel Island Records van de in Jamaica opgegroeide Chris Blackwell vond Marley zijn langgezochte opening naar de wereld van commerciële muziek. Met Catch a Fire hadden de Wailers het eerste, echte reggae-album ter wereld in handen.
Ondanks teleurstellende verkoopcijfers groeide de naam en faam van Bob Marley met rasse schreden. Het besluit van Eric Clapton om in 1974 Marleys I Shot the Sheriff te coveren, afkomstig van het album Burnin’ uit 1973, was het hek van de dam. Met een onnavolgbare stroom klassiekers – Catch a Fire, Burnin’, Natty Dread, Live! en Rastaman Vibration drukte Marley in de eerste helft van de jaren 70 met zijn tropische reggaesound een onuitwisbare stempel op de wereld. Niet zozeer vanwege denderende verkoopcijfers, maar wel om zijn creatieve genialiteit en speels gemak waarmee hij simpele maar tijdloze melodieën in elkaar knutselde, wijzen de groten der aarden – van Paul McCartney tot Stevie Wonder – nog altijd naar Bob Marley als één van hun grootste invloeden.
De King of Reggae verdiende zijn titel niet enkel met vrolijke muziek. Het zonnige eilandleven mag dan wel van zijn kenmerkende hits afspatten, wie iets beter naar de teksten van Marley luistert, hoort de hel van de minderbedeelden in geuren en kleuren beschreven worden. Met de naderende verkiezingen op Jamaica tussen de People’s National Party (PNP) en de Jamaica Labour Party (JLP) in 1976 kreeg de rol van Marley als vrijheidsstrijder een nieuwe lading. Om de ijzingwekkende sfeer op het eiland te sussen, organiseerde de PNP een gratis concert – Smile Jamaica – waarin Marley werd uitgenodigd zijn landgenoten tot kalmte en eenheid op te roepen. Dat was tegen het zere been van tegenstander JLP. Nog voordat Smile Jamaica plaatsvond, werkte Marleys toezegging averechts. Op de avond van 3 december, twee dagen voor het concert, arriveerden twee witte auto’s op de oprit van Marley. Gewapende mannen omsingelden zijn huis. In een kogelregen werd Rita Marley in haar hoofd geraakt; Marleys manager ving vijf kogels en de artiest zelf kwam met een schampschot in zijn borst en een kogel in zijn arm met de schrik vrij. Rita overleefde de aanslag wonderwel en twee dagen later speelde Marley alsnog zijn muziek op Smile Jamaica, waar hij zijn shirt optilde en zijn wonden toonde aan de massa. Hij weigerde te buigen voor zijn aanslagplegers en de spanningen op zijn eiland, maar na de moordpoging maakte een gedesillusioneerde Marley zich noodgedwongen los van zijn geboorteland. Het reggae-icoon verkaste via Delaware en Miami naar Londen.
Marleys vele slippertjes leveren hem veel kinderen op. In 1972 krijgt hij zelfs drie kinderen in één maand tijd
Slechts als bezoekend vredesstichter keerde hij in 1978 terug naar Jamaica. Op het One Love Peace Concert flikte Marley het om de twee rivaliserende politieke leiders op het podium te krijgen om elkaar de hand te schudden. Marley zou voor deze actie door de Verenigde Naties worden geëerd met de Peace Medal of the Third World, maar in Jamaica bleef de verzoeningsactie jammerlijk steken bij een ongemakkelijk gebaar. De PNP won de verkiezingen, de leefomstandigheden voor een groot deel van de Jamaicanen bleef erbarmelijk, politiek geweld bleef aan de orde van de dag.
Zijn laatste concert
Vanuit de muziekstudio in Londen en podia over de hele wereld bleef Marley doen waar hij goed in was. Met The Wailers maakte hij het album Exodus. Met liedjes als Three Little Birds, Jamming, Waiting in Vain en One Love maakte Marley zich onsterfelijk. Zijn grote succes met The Wailers vierde hij door op gepaste wijze in het automerk rond te rijden dat dezelfde initialen droeg als zijn band: een dikke BMW. Als hij tijd over had, genoot de superster van zijn andere grote liefde: voetbal. Fanatiek als hij was, trapte hij zijn rechtervoet in 1975 bijna aan gort tijdens een vriendschappelijk potje. Het medisch advies om nooit meer te voetballen, sloeg Marley in de wind. In 1977 was het weer raak met dezelfde voet, maar dit keer bleek er veel meer aan de hand. De artsen vonden op zijn teen een kwaadaardig melanoom. Alleen amputatie kon hem redden, maar met de beroemde woorden ‘Rasta no abide amputation’ weigerde Marley opnieuw te luisteren naar zijn arts.
De koppige artiest begon in 1980 aan zijn volgende grote tour, ditmaal door de Verenigde Staten. Op het podium van het New Yorkse Madison Square Garden viel Marley bijna flauw. De volgende dag ging hij tegen de vlakte in Central Park. Ditmaal kon de stervende Bob Marley niet langer om de realiteit heen. De kanker was uitgezaaid naar zijn hersenen en longen. Hij had hooguit nog tien weken te leven. Het weerhield de zichtbaar verslechterde zanger er niet van om op 23 september 1980 zijn laatste concert tot het einde uit te spelen. Zijn opnames in ziekenhuizen in New York, Miami, Mexico en Duitsland hielden hem acht maanden in leven, maar konden het onvermijdelijke einde niet stoppen. Op 11 mei 1981 overleed Bob Marley op 36-jarige leeftijd. Hij was onderweg naar Jamaica om te sterven, maar kwam niet verder dan Miami.
Negen dagen na zijn dood lag Bob Marley in het midden van de Kingston National Arena. Zo’n 12.000 mensen aanschouwden zijn levenloze lichaam op een nationale rouwdag. Buiten stonden 10.000 mensen te wachten om hetzelfde te doen. De rit van zijn kist naar zijn laatste rustplaats op Mount Zion werd gevolgd door honderden toeterende auto’s, langs de weg stonden duizenden huilende Jamaicanen. De impact van Bob Marley op de wereld was niet eerder zo zichtbaar als tijdens zijn uitvaart. Veertig jaar later staat die invloed nog fier overeind. Zijn grootste onderscheidingen ontving Marley lang na zijn dood, waaronder zijn inwijding in de Rock & Roll Hall of Fame in 1994, de benoeming van One Love als ‘Song of the millennium’ door de BBC in 2000 en zijn Grammy Lifetime Achievement Award in 2001.
De uiterst vruchtbare zanger liet veel kinderen achter bij verschillende vrouwen. Met Rita deelde hij drie kinderen: Cedella, David (Ziggy) en Stephen. Ook adopteerde hij Rita’s dochter Sharon. Marleys vele slippertjes, die zijn echtgenote vijftien jaar lang door de vingers zag, leverden hem nog eens zeven kinderen op. In 1972 kreeg hij zelfs drie kinderen in één maand tijd. Hoeveel kinderen Bob Marley precies heeft, blijft een van de ingewikkeldste pubquizvragen. Zijn muzikale kroost, met name Ziggy, Stephen en Damian, veroverden in de laatste veertig jaar de wereld, in het kielzog van hun onsterfelijke vader. Door hen leeft Bob Marley voort. Zijn voorspellende talenten als jong handlezertje leek hij dus nooit te zijn verloren: ‘Don’t worry about a thing, cause every little thing is gonna be all right.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Bruno Press