Premium

Jack Poels: ‘Van onderop beginnen is mijn leidmotief’

De coronatijd was in creatief opzicht een zeldzaam productieve periode voor Jack Poels (63). Hij maakte eindelijk zijn soloalbum, en dan ook meteen twee, en schreef ook nog het nieuwe album van Rowwen Hèze, Onderaan Beginne. ‘Bob Ross was mijn mentor, de man die me levenslessen gaf en me tegelijk leerde schilderen.’

Jack Poels

Als je het café waar we nu zitten, Boëms Jeu in America, googelt, krijg je 112 reviews te zien. Het gemiddelde is hoog: 4,6 op 5. En in de helft van die recensies zit een verwijzing naar Rowwen Hèze. ’t Is een kwestie van geduld, en dan komt je stukje vlaai – en vele varianten daarop.

‘Wat grappig, ik heb hier nog nooit vlaai gegeten. O, dat is niet waar, realiseer ik me nu, maar dat was dan bij een koffietafel na een begrafenis, want die zijn hier ook.’

Wat is je favoriete Boëms Jeu-anekdote?

‘Die is van afgelopen zondag. We zaten hier op het terras, en er zat ook een boer, en die gaf ons allemaal een treetje eieren. Een zeker ander bandlid heeft die niet thuisgekregen, althans niet heelhuids. Die is tegen een auto aangelopen, en toen ter aarde gestort.’

Je bedoelt: een stilstaande, geparkeerde auto? Die je van honderd meter al ziet staan?

‘Ja, maar hij niet. Hij is nog wel teruggelopen hier naar binnen, heeft dat treetje woedend op een tafel gegooid. “Stik met ów eier!” De eigenaar heeft daarna nog staan schrobben, en heeft nog een nieuw treetje eieren voor hem gekocht, met op ieder ei geschreven: “Pas op!”’

Als vroeger op een parkeerplaats de deur van ons busje openging, dampte de rook naar buiten. Allemaal zenuwlijers, allemaal de stress wegroken

Dat openingsnummer van jullie nieuwe album, Onderaan Beginne, met die ‘owowow’ in het refrein: dat wordt natuurlijk een livekraker.

‘Door die stadion-yell? Ik ben daar normaal niet van, maar in dit liedje paste het zo goed. Ik wilde de plaat eigenlijk zo noemen, “Owowow”, leek me grappig met Rowowowen Hèze, maar dat kreeg ik er niet door. Vroeger werden we uitgescholden voor Limbo’s, daar hebben wij toen “Los” voor gezet, en Los Limbos hebben we toen als vaantje in onze eigen logo gezet. Als je iets omdraait op die manier haal je vaak de angel eruit, dan is het je eigen geuzennaam. Dat wilde ik met owowow dus ook doen, maar het staat nu wel groot op onze binnenhoes: “Owowow, begin ’n band.” Het nummer is ooit geschreven als kandidaat voor een officieel EK-nummer, en toen ik het eenmaal ging schrijven, kwam ik snel uit bij de thematiek van “onderaan beginnen” en “zand onder de nagels”, wat voor sporters herkenbaar is, en voor Limburgers ook. Ik vond er snel iets te veel “winnen” in zitten, legde dat iemand voor, en die zei: “Mensen willen maar drie dingen: winnen, winnen, winnen.”’

Het nummer gaat over jezelf opwerken, maar ook over niet vergeten waar je vandaan komt. Dat is in een dorp als America ook wat moeilijker, lijkt het: de norm van een kleine gemeenschap ís juist onthouden waar je vandaan komt.

‘“Stront, wie heeft je gescheten?” dat is inderdaad zo’n beetje het motto. Ik zag ooit een serie op tv, waarin een oom terugkeerde van een lange reis. “En, hoe was het in Australië?” “Jongen, het is overal stront. Maar als ik mag kiezen, kies ik de stront van hier.” Maar inderdaad, daar hoef je in een dorp als dit geen moeite voor te doen. En als je het zelf al vergeet, dan herinnert iemand anders je er hier wel aan.’

Jack wijst schuin rechts naar de overkant, naar jongerencentrum Cartouche. ‘Dat ik überhaupt nog íéts kan horen. In die galmbak daar heb ik alles gehoord, van AC/DC tot alle hardrock daarna, snoeihard, tegen die tegels op de vloer en tegen het plafond.’

Hij denk even na. ‘Ik vind dat gevoel van onderop beginnen wel echt bij Rowwen Hèze passen. Dat is ons leidmotief, eigenlijk nog steeds. Als vroeger op een parkeerplaats de deur van ons busje openging, dampte de rook naar buiten. Allemaal zenuwlijers, allemaal de stress wegroken.’

Het kan ook beknellend zijn, die continue herinnering aan de plek waar je vandaan komt. Alsof je daar dan ook moet blijven, alsof je nooit over je verleden heen mag groeien.

‘Dat herken ik wel, het gevoel te willen blijven voldoen aan het beeld dat anderen van je hebben. Ik sport sinds kort weer, dan ga ik hardlopen. De jongen waar ik samen mee ren, viel het op dat ik altijd naar iedereen zwaai. En dat klopt wel, ik wil niet die ene keer dat ik níét naar iemand zwaai de gedachte voeden dat die Poels tegenwoordig ook niet meer terugzwaait.

Laatst vroeg een man van 95 of ik zijn vriend van 93 eens wilde spreken. Hij had mijn vader goed gekend, zei hij. Mijn vader had MS, reed in een invalidenwagentje. Misschien is dat ook wel een reden dat ik hier nog woon: er is toen een actie opgezet hier in het dorp, de “Jan Poels Actie”, om samen het wagentje voor hem te bekostigen, want dat werd niet betaald door de verzekering. Een state of the art-model, met zo’n joystick. Ik heb er laatst nog een gedicht over geschreven.

Vader

Mijn vader is niet oud geworden
hij werd ziek, de hongkonggriep
ik was twaalf toen hij is gestorven
ik heb een beeld dat hij nog liep

hij had al MS, liep op krukken
totdat hij in ’n wagentje zat
elektrisch, wou niet altijd lukken
en ik weet ook nog dat

hij hier toen is gevallen
op dezelfde weg waar ik nu ren
ik luister naar zijn grappen
nu ik hem in jou herken

jij leert mij hier hard te lopen
dezelfde ogen, hetzelfde haar
dit had ik nooit meer durven hopen
nog een keer rennen met elkaar

Ik kreeg laatst allemaal krantenknipsels over die actie, die mijn tante had bewaard. Zo’n heel lijstje erbij, wie er had betaald en hoeveel. “Niet naam: 10 gulden. Niet naam: 25 gulden.” Nóg ontroerender, al die mensen die het anoniem deden. Met onder meer de verkoop van broodjes knak bij het schaatsen voor die Jan Poels Actie werd het wagentje bij elkaar gesprokkeld. En bij de optocht met carnaval kwam daar links (wijst weer naar buiten) het wagentje aanrijden. Alleen zat niet mijn vader erin, maar ik. Mijn vader wilde dat niet, met zo’n optocht meerijden. Maar na het rondje stond ik op en stapte uit het wagentje, haha. Het mirakel! Mensen die ons kenden, snapten hoe het zat, maar anderen zag je echt verbijsterd kijken.

Ik had het een paar jaar geleden met Jan Smit nog over het leven in een dorp. Hij vertelde hoe het daar in Volendam ging als de voetbalclub een tekort had. Dan wordt een vergadering belegd op zaterdagavond met alle ondernemers. En als die dan naar buiten lopen, ligt het geld op tafel en kan de club weer jaren door. En er wordt verder niks meer over gezegd. Gewoon oplossen, geen gezeik, en ook “niet naam”. Ik vind dat geweldig.

Het leven verandert hier ook veel minder snel, volgens mij. Dat past wel bij mij: ik ben wel ouder geworden, maar ik ben voor mijn gevoel niet veel veranderd. De manier waarop ik over het leven denk, of naar vrouwen kijk, of naar muziek luister, is voor een groot deel nog steeds hetzelfde als vroeger. Natuurlijk staan hier in het dorp de ramen ook open, en komen discussies over racisme en Zwarte Piet en genderneutraliteit hier ook voorbij. Maar het verstomt ook een beetje in de zoete anarchie van het dorp, het landt hier allemaal wat zachter, en dat vind ik ook wel prettig. Die vertraging, waardoor de harde kantjes er wat afslijten, die bevalt mij wel.’

Je hebt het afgelopen jaar eindelijk gedaan wat je al een eeuwigheid wilde: een soloalbum maken, Blauwe Vear. En dan kwam er ook meteen al de opvolger, II. Die twee was tegelijk het logo van de pauzeknop, van het leven in pauze tijdens corona. Hoe had je dat bedacht?

‘Ik kwam er maar niet uit met die titel. Toen speelde ik in Hengelo, en heb ik het de mensen in de zaal maar gevraagd: jongens, we zoeken nog een titel voor de tweede plaat. Dat leverde echt leuke antwoorden op. Een van de bezoekers stelde voor “Schelpen kraken”, de eerste twee woorden van het nummer Hartenvrouw, dat we toen al speelden. Hij legde ook uit waarom: “Dat is fijn en niet fijn tegelijk. De schelpen kraken zo mooi omdat je loopt, maar je maakt tegelijk ook iets stuk.” Een ander zei: “Je moet de plaat Tweeduuster noemen, Drents voor schemering, want dat zit ook in je muziek.” Zo kwam ik op die twee. Iets later speelde ik ergens anders in een theater, en daar had een vrouw bij de catering een mondkapje met twee streepjes erop. Iemand maakte toen de grap: “Wat handig, die kun je ook uitzetten!” Maar door die twee streepjes dacht ik: wacht eens even, dat is de twee, dat wordt ’m.’

Het was eigenlijk voor jou zelf de meest onterechte titel ooit. Heel Nederland was in rust in coronatijd. Heel Nederland? Nee, in het dorpje America zat een man dríé platen te schrijven.

‘Ik kan me de avond dat Rutte bekendmaakte dat de kroegen om 18.00 uur dicht gingen nog zo goed herinneren. We hadden toen een whiskyproeverij, en daarna zouden we hier naar Boëms Jeu gaan om bier te drinken. Onze trompettist Smidje geloofde het niet, die is weggelopen bij de proeverij, hier naar Boëms Jeu: “Jullie toch niet?” “Jawel, wij ook.” Hij kwam helemaal verbijsterd terug bij de proeverij: “Zij gaan óók dicht!”

Vanaf die avond had ik ineens alle tijd. Er ging een kraan open in mijn hoofd, en ik ben gaan schrijven, en blijven schrijven. De eerste soloplaat, de tweede, de nieuwe Rowwen Hèze-plaat, een dichtbundel. Ik ben veel gaan schilderen, en ben begonnen met de eerste aanzet voor een band met een paar neven van mij, die band gaat Nevenproject heten.’

Haha!

‘Zo had ik nog iets bedacht: ik had om een nagetekend bierglas een loden frame laten lassen. Het heet Glas In Lood. Maar Nevenproject wordt dus een band van mij en familieleden, en of daar ook een plaat van gaat komen of niet: ik heb er nu al heel veel lol in, al hebben we nog niet samengespeeld. Nog nooit, ook als kinderen niet. Ik heb mijn achterachterneef nog nooit horen drummen, maar hij is wel al de drummer van de band, haha! Maar alleen al in het nadenken over het artwork, met onze familiewapens, en in het schrijven van de nummers, waarin het familiethema ook een rol speelt: een en al plezier. Al kan de eerste repetitie natuurlijk al meteen uitlopen op een variatie op Festen.’

De glas is halfvol-versie: eindelijk, na al die jaren maak je een soloplaat, zelfs twee. De glas is halfleeg-versie: maak je eindelijk je soloplaat, gaan veel optredens door corona niet door, en als ze wel doorgingen, dan voor maximaal honderd, vijftig of dertig mensen, anderhalve meter uit elkaar. Welke versie verkies jij?

‘Ik had het eigenlijk niet anders willen doen dan hoe het nu is gegaan. We hebben hier ook vier shows gedaan, heerlijk geïmproviseerd, met mensen die hier in het café hun bier moesten halen, dat al bijna was verschraald toen ze terug waren in het openluchttheater. Iedereen hielp, en het was perfect. Er zaten dan wel veel minder mensen overal, maar met zóveel aandacht. Natuurlijk baal ik van shows die uiteindelijk niet zijn doorgegaan, zoals een uitverkocht Paradiso. Maar toch, mij had je niet blijer kunnen maken.’ Jack wijst naar de hoek van het café. ‘Hier zijn we begonnen. Bart-Jan Baartmans, Jan Hendriks en ik. Bart-Jan zei tegen het publiek: “Kom nog iets dichterbij. Als het gênant voelt, is het goed.”’

Je bent inmiddels een veteraan in de Nederlandse popmuziek. Maar vergeleken met Jan ‘Doe Maar’ Hendriks, je compagnon in je solowerk, ben zelfs jij een groentje.

‘Ik was fan van Doe Maar, de Beatles van Nederland. Ik stond op Pinkpop mensen appels uit de handen te slaan die Doe Maar daarmee wilden bekogelen. En Jan is zó bedaard, zo heerlijk bedaard. En ook zo relativerend over het succes van Doe Maar. Hij wil alleen maar lekker spelen.’

Jullie houden elk jaar enkele ‘Slotconcerten’ in jullie eigen dorp. Terwijl iedereen eigenlijk wist dat ze niet konden doorgaan door corona, waren ze vorig jaar toch meteen uitverkocht.

‘Alle 22.000 kaarten, ja, nog sneller dan normaal.’

Dus als jij door je dorp loopt, heb je eigenlijk bij iedereen een lening uitstaan.

‘Haha, ja. We horen dat ook vaak van theaters: jullie hebben het meest trouwe publiek dat er is. Dat is echt een groot goed.’

Er staat een nummer op het nieuwe album, De Berge van Bob, met een zin die jullie ook hebben gebruikt richting jullie fans: ‘Weej hebbe ow nuudig’. Toch gaat dat nummer niet over muziekliefhebbers of bands, maar over een andere kunstenaar die jij bewondert: schilder Bob Ross.

‘Op Vice werden op een gegeven moment de afleveringen van Bob Ross herhaald, om 23.00 uur, een keer of twee, drie per week. Dan lag iedereen al in bed, maar zat ik naar Bob te kijken. Ik kende hem al vanuit de jaren 80, toen zijn eerste reeks begon. Ik hoorde hem nu op Vice dingen zeggen die ik gewoon al die tijd bleek te hebben onthouden. En dan zag ik hem weer een zonnetje schilderen, met die rustgevende stem van hem. “Well, let’s see, the sun over here,” en dan binnen een paar bewegingen het perfecte zonnetje creëren. Met goudgeel en dan draaien. Ik zag het, en dacht: verrek, zo schilder ik al jaren al mijn zonnetjes. Dat heb ik dus van hem! Hij was mijn mentor, de man die me levenslessen gaf en me tegelijk leerde schilderen. Hij was pretentieloos en tegelijk heel ambachtelijk. Met die nat-in-nat-techniek van hem kun je ook binnen een half uur een schilderij maken, gewoon tijdens een uitzending. Als je het eerst moet laten drogen, lukt dat nooit. De meester van de suggestie was hij. Met een rolletje witte verf en een spatel een berg neerzetten, gewoon in één beweging, je ziet het voor je ogen ontstaan. Ongelooflijk. Zijn zoon heeft het ook geprobeerd, maar die zag je soms worstelen. Bob nooit.’

Rowwen Hèze is een band, maar ook een bedrijf. Dat betekent dat jullie ook gebruik konden maken van de coronasteunmaatregelen. Jullie crew bestaat vooral uit freelancers. Jij hebt die tweedeling dus van dichtbij gezien.

‘Zeker, ik zag opeens voormalige crewleden in Horst rondrijden in een bestelbusje. En ik ken ook voormalige crewleden die iets heel anders gingen doen, in de haven werken bijvoorbeeld, of die dakdekker werden, en die het opeens ook prettig bleken te vinden dat ze ’s avonds wél eens thuis waren. Ik ken ook crewleden die het juist wel misten, en weer terugkeerden de muziekwereld in.’

Ben jij attent, in het geval van afscheid nemen?

‘Brian Jones heeft ooit gezegd dat hij wilde stoppen bij de Rolling Stones. Daarop zei Keith Richards dat hij dat niet pikte, en hem dan zou ontslaan. Want niemand stopt met de Stones. Ik herken dat wel een beetje. De jongen die terugkwam, kreeg binnen een uur een berichtje van me: “Weej hebbe ow nuudig.” Met de mensen die weggaan, doe ik dat niet. Kennelijk ben ik daar ook een beetje Keith Richards in. Maar ik ben sowieso niet zo attent, vrees ik. Als ik met met mijn vrouw Jolanda in de auto zit naar een feestje, neemt ze onderweg de feiten met me door van de mensen waar we op bezoek gaan. Kinderen? Twee. Namen? Leeftijden?’

Hier komen ook discussies over racisme en Zwarte Piet en genderneutraliteit voorbij. Maar het verstomt ook een beetje in de zoete anarchie van het dorp

Jullie nieuwe album is ook op vinyl verschenen. Koop jij platen?

‘Cd’s, sowieso van alle artiesten waar ik van jat. Als ik bijvoorbeeld een gitaarriffje gebruik dat ik heb gehoord bij Bryan Adams, koop ik de cd waar het nummer op staat. Uit schuldgevoel. Heeft Bryan zijn royalty’s toch terug. Maar volgens onze bassist Wladimir kán ik helemaal niet jatten, omdat ik de akkoorden niet eens ken.’ Lachend: ‘Ik ben volgens hem een veel te slechte muzikant om te kunnen jatten.’

Streamingdiensten als Spotify zijn genadeloos transparant: je kunt bij ieder nummer van jezelf zien hoe vaak het is beluisterd.

‘Ik vind dat systeem vele malen rechtvaardiger dan hoe het ooit ging. Laatst was die prachtige documentaire over Gert en Hermien op televisie. Gert kwamen wij weleens tegen bij festivals, en die was altijd aan het loeren: loopt hier nog ergens een plugger of zo rond? Dat was de tijd waarin je dat nog moest doen: aanpappen met pluggers, of muzieksamenstellers, of programmamanagers. Dat vond ik de meest oneerlijke periode in de muziekindustrie. We hebben ooit een prachtig duet met Nynke Laverman opgenomen, in het Limburgs en Fries, met een heel erg mooie clip erbij. Op een van de grootste publieke zenders is dat nummer nooit gedraaid, met als argument: “Ik versta het niet.” En dat was het dan. Ik ben zo blij dat we de tijd min of meer achter ons hebben liggen waarin een man of vier bepalen welke muziek wij horen. Bij Spotify geldt gewoon: het liedje dat mensen het mooist vinden, is het liedje dat het vaakst wordt gestreamd. Dat is inderdaad genadeloos, maar wel eerlijk.’

NIEUWE REVU ONTMOET JACK POELS

Wanneer?

Op donderdag 10 juni om 14.00 uur.

Waar?

In café Boëms Jeu in America.

Iets genuttigd?

Een paar koffie (Jack) en een cola zero (Revu).

Verder nog iets?

Jack had die ochtend een wortelkanaalbehandeling gehad. Het was niet te merken.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct