Edwin Struis

'Sommige atleten kijken vier jaar uit naar olympische deelname, ik kijk slechts uit naar de sluitingsceremonie'

Sommige mensen doen niets liever dan de godganse dag naar de Olympische Spelen kijken. Onze rasoptimist Edwin Struis hoort daar niet bij. 'Ik gun iedereen zijn olympische cyclus, maar ik kijk nog liever naar Feyenoord tegen Drita'

Edwin Struis

Breedtesport, je moet ervan houden. Toen ik laatst nietsvermoedend ’s ochtends de tv aanzette, viel ik midden in een shot met een wildwaterkano. Een mevrouw, het kan ook een meneer geweest zijn, er zaten wat druppels op de lens, deed veel moeite haar bootje in bedwang te houden. Ook moest ze tussen poortjes door waarbij ze haar hoofd niet mocht stoten, anders kreeg ze strafsecondes. Hoewel deze kano-mevrouw als zevende eindigde van de tien, werd haar prestatie als ‘zeer knap’ omschreven. Zevende van de tien, zucht. Tot zover het live kijken naar de Olympische Spelen. Als ik kano’s van dichtbij wil zien, loop ik wel naar de schappen van de supermarkt.

Als ik de geschreven media moet geloven, heb ik met name in de eerste week van de Spelen het nodige amusement gemist. Er was een boogschutter met zeurende koppijn, een huilende judoka, een mountainbiker die de plank missloeg en een wielrenster die als tweede over de finish kwam, maar niettemin dacht dat ze goud had gewonnen. En er was ook nog iets met een skateboarder, een sport die ook opeens olympisch blijkt te zijn. Er komt vast nog wel een moment dat rolschaatsen, knikkeren, hoepelen en schijten achter grote motoren ook de olympische status krijgen.

Ik gun iedereen zijn olympische cyclus, maar ik kijk nog liever naar Feyenoord tegen Drita (kan ook Tweta geweest zijn) of een andere willekeurige voetbalwedstrijd dan naar welke olympische race/match dan ook. Van de 33 sporten met al zijn vertakkingen kan me hoogstens één onderdeel bekoren: de finale van de 100 meter sprint. Ook omdat je weet dat die binnen tien seconden weer verleden tijd is. Wat ze verder allemaal uitspoken in Tokio zal me chorizo zijn.

Ik las ergens dat een oververhitte technisch directeur van de NOCNSF als een volleerde Calimero tekeerging over de in zijn ogen rammelende organisatie, terwijl de bond toch zelf al die atleten, officials en andere hotemetoten bij elkaar (en door elkaar) had gezet op één vlucht. De vroegere hockeycoach, omhooggevallen richting NOCNSF, was ontstemd over de huisvesting van zijn quarantainegevallen en wist met de hulp van de ambassadeur betere omstandigheden (lees: een raam dat wél open kon) af te dwingen voor de kleinbehuisde pechvogels. Alsof we niet wisten dat Japanners niet alleen klein zijn, maar er ook van houden. Toen ik in een ver verleden het miniatuurland bezocht, moest ik altijd en overal niet alleen buigen, maar ook bukken. Zelfs als ik wilde slapen. Geen bed was groot genoeg om mij (1,87 meter) languit te herbergen, dus krulde ik me maar weer op in de foetushouding.

De kritiek op de organisatie kwam de Nederlandse delegatie goed uit, we moesten even afgeleid worden van de abominabele prestaties van de Oranje-ploeg. Van der Poel miste een plankje, Van Vleuten een vooruitgesnelde mathematicus uit Oostenrijk, en wat we vooral allemaal misten, waren podiumplaatsen. We gingen goud delven, maar tot dat moment was er slechts hout dat blonk. Gelukkig heeft de roei-equipe (nog zo’n sport waarvan je je afvraagt waarom mensen het beoefenen) dat gemis een beetje opgeheven en krijgen we straks best nog wel wat met goud omhangen landgenoten voor de kiezen.

Sommige atleten kijken vier jaar uit naar olympische deelname, ik kijk slechts uit naar de sluitingsceremonie van komende zondag, lekker vroeg in de middag al. Dan kunnen we ons weer richten op echte topsport in plaats van surrogaat- en breedtesport. Het slechte nieuws: over drie jaar zijn er alweer nieuwe Spelen.

Sport
  • Pro Shots