'Ik ben een routinier, de Mick Jagger van het stotteren'
Eens in de zoveel tijd krijgt James Worthy e-mails van jonge stotteraars. Stuk voor stuk prachtige berichten, waarvan er eens in de zoveel tijd één echt uitspringt. 'Zijn ouders wilden een taalwonder van hem maken, maar hij werd een stotteraar'
Een paar keer per maand krijg ik e-mails van jonge stotteraars. Ik krijg deze mails omdat ik een oude stotteraar ben. Ik ben een routinier. De Mick Jagger van het stotteren, dat ben ik. Het zijn de meest prachtige berichten van kinderen die zich ongehoord voelen. Je hebt overigens twee soorten ongehoord. De eerste soort is dat mensen niet naar je willen luisteren, omdat ze weten wat je gaat zeggen. De tweede soort is nog iets pijnlijker. Mensen luisteren niet naar je, omdat je zelf niet weet wat je gaat zeggen.
De laatste mail die ik kreeg, kwam van een jongen uit Friesland. Hij begon met stotteren op zijn vierde. Zijn ouders wilden hem naast Algemeen Beschaafd Nederlands ook Fries leren. Jong geleerd is oud gedaan, dachten ze, maar het liep anders. Zijn ouders wilden hem twee talen leren, maar zijn lichaam kon het niet aan. Ze wilden een taalwonder van hem maken, maar hij werd een stotteraar. De beste stotteraar van het dorp. Hij werd een ander soort wonder.
De jongen schreef over een bezoekje aan de plaatselijke kapper. Over hoe hij in de stoel ging zitten en over hoe die lieve vrouw een kapmantel bij hem omdeed. Hij verliet de zaak met gemillimeterd haar. Zijn haar was voor het eerst in zijn leven korter dan zijn zinnen.
‘De krullen mogen w...w...w...’ De krullen mogen wel blijven. Dat is wat hij wilde zeggen, maar de kapster begreep dat de krullen wel weg mochten.
Hij schreef over zijn verliefdheid en had een foto aan de mail vastgemaakt. Toen ik op de foto klikte, zag ik een jongen met sproetjes en een surfketting om zijn nek.
‘Wat zie jij als je naar hem kijkt? Jij bent goed in kijken. De meeste stotteraars zijn bang voor taal. Ik ook, maar jij bent niet bang. Je hebt van het hol van de leeuw een thuis gemaakt.’
Ik printte de foto uit en hing hem in mijn werkkamer. De foto hangt er nog steeds. Ik kijk nu naar de geliefde van de jonge stotteraar. Naar de sproetjes die als eendenkuikens in zijn gezicht drijven. En ik kijk naar zijn rommelige kapsel. Ik ken hem niet, maar ik denk dat zijn kapsel nog rommeliger is dan zijn studentenkamer. Ik vind dat knap. Zijn ogen zijn bruin. Snoepfabrikant Napoleon maakt van die zwartwitkogels gevuld met salmiakpoeder. Zijn ogen lijken op die snoepjes.
‘Is je vriend een goede surfer?’ vroeg ik in de mail die ik terugstuurde.
‘Nee joh, hij kan helemaal niet surfen. Ik heb die koraalrode surfketting voor hem gekocht. Als ik in mijn woorden verdrink, komt hij op zijn plank aangesneld. Het is meer een stotterketting dan een surfketting. Hij trekt me elke dag wel een paar keer zijn plank op,’ schreef hij terug.
‘Dus hij mag wel blijven?’
‘Ja, de sproeten mogen wel blijven.’
- iStock