Beste Nabil Amzieb,
Kreeg je ook nog een stille tocht. Dat was ooit een reactie op zinloos geweld tegen onschuldige mensen, maar is de laatste jaren verbreed tot de moderne, mobiele variant van de koffietafel. Ik las op social media tussen alle woordgrappen (Marokkaanse losbol, waarom geen herdenking aan de Hoofdweg, etc.) enkele snerende en verbaasde opmerkingen over een publiek eerbetoon aan een, zo begrijp ik uit de profielen van je, kleine crimineel. Daar ben ik het niet eens mee eens, om twee redenen.
De eerste is het sentiment dat er onder ligt, namelijk dat waarin er eigenlijk weinig aan de hand is als criminelen elkaar uitmoorden. Scheelt politie-inzet, sociaal werkers en cellen dat idee. Het is een gevoel dat je ook geregeld hoort als het om hooligans gaat. Zet ze maar in een weiland tegenover elkaar en laat ze elkáár slopen, in plaats van onze treinen, binnensteden, buitenlandse fonteinen en de menswaardigheid van bedelaars zoiets. Ik herinner me dat er ooit daadwerkelijk twee groepen hooligans precies dat deden; elkaar treffen op een weiland en elkaar vervolgens verrot slaan. Eén overleed daarbij, en de schok was groot. En terecht: een rechtstaat die in haar midden een vrijstaat toelaat, heeft feitelijk opgehouden te bestaan.
Bovendien kenmerkt de Mocro-oorlog zich juist door een enorme achteloosheid in het nemen van risicos voor passanten en andere buitenstaanders: die tram in Amsterdam waar vorig jaar bij een liquidatie ook wat verdwaalde kogels in terechtkwamen, was met wat pech een rijdend monument voor het ontbreken van erecodes geworden.Dus dat familieleden en vrienden oproepen tot een stop van die oorlog, is een hartenkreet die geen sneer verdient geen zinnig mens wil leven in een stad waar in de vroege ochtend een hoofd op een stoep wordt gelegd, van wie dat hoofd ook is.
Maar daarnaast speelt er nog iets anders, en dat is dit: ik ken Nabil Amzieb alleen uit de krant, en op het moment dat hij daar in stond was hij al dood. Ik lees over de Mocro-oorlog, zie een sneue kleine krabbelaar voor me die terechtkwam in een schijnbaar oneindige wederzijdse wraakoorlog over een partij verdwenen drugs. Ik lees, kortom, ongeveer het script van een gemiddelde jaren negentig-film op Veronica, dinsdagavond rond 23 uur. En ik schrik weliswaar van de macabere details van zijn dood, maar haal verder feitelijk mijn schouders op, want ik ken die gast verder niet, en zo te lezen is er ook niet veel maatschappelijke relevantie verloren gegaan op die stoep.
Maar ook een kleine criminele krabbelaar heeft ouders, en familie, en vrienden, en mensen die om hem gaven, en die hem met lede ogen zagen afglijden, en wier harten oversloegen toen ze zich realiseerden dat dat lugubere krantenbericht over hém ging, en die zich de rest van hun leven zullen afvragen hoe het ook anders had kunnen lopen. Beter, vooral. Ik vind niet alleen dat ook die mensen recht hebben in het openbaar hun gevoelens te uiten. Vooral vind ik het nuttig dat ze ons er even aan herinneren dat ook om criminelen wordt gerouwd, al is het dan niet door ons.
Meer columns van Leon Verdonschot lees je hier