Paradiso, steeds maar harder
Dit artikel is ook te lezen in de nieuwste Revu en op Blendle
‘Die ene nacht in Paradiso vergeet ik nooit meer, dat staat op mijn netvlies gebrand’, vertelt Richard Koek. ‘We stonden links van het podium in een soort van inhammetje in de grote zaal. Quazar treedt op met Seven Stars, dat nummer hadden we weleens eerder gehoord. Gert van Veen spint die break zo lang uit en die bouwt het zo op met dat snijdende synthgeluid. Toen kwam de kick erin en ik dacht echt dat het fucking dak er vanaf ging. Echt bizar. Ik zie het nog voor me. Wij waren toen nog echte hiphoppers, alledrie hadden we met verlengde vloei een gigantische joint gevouwen. Die dingen waren echt vijfendertig centimeter lang. Iedereen daar helemaal hyped onder invloed van xtc, wij superchill. Ik had nooit verwacht dat die nacht zo’n gamechanger zou worden in mijn leven. Maar vanaf het moment van die opbouw en die kick wist ik dat dit het was. Uiteindelijk was het nog niet de vorm die me later echt bij de kloten zou pakken. Je had toen nog alleen maar mellow en een combi van mellow en hardcore. Pas toen het allemaal nog harder ging was ik helemaal verkocht. Maar die nacht in Paradiso veranderde het hele spel, ik was om. Daarna ging het steeds harder en leiper, dat was natuurlijk helemaal mijn ding.’
En harder gaat het, veel harder zelfs. Langzaam splitst de hardere house zich van de mellow af. Langzaam vormt zich een scene waar Koek zich nóg beter op zijn plek voelt. ‘Het was een ander publiek, de roffe gasten die je in het begin ook in de hiphop zag gingen naar hardcore luisteren. Eerst was het nog gewoon house, maar het werd steeds harder en harder. In die tijd wist ik het. Ik had mijn plek in de muziek gevonden. Ik kwam thuis. Elke keer dacht je, dit is wel de hardste plaat die er is. En dan kwam er wéér een hardere plaat overheen. Het was één grote creatieve explosie. Ik vond het geweldig, eerst had je die slappepiemelhouse van de mellowscene. Dat was mijn volk allemaal ook niet, het was echt meer dat hipsterpubliek en de gayscene. Het meer snobachtige volk dat je nu nog weleens vindt in de technoscene, dat zich verheven voelt omdat ze naar speciale minimal techno-bullshit luisteren.’
Het is niet alleen de hardcore die zich langzaam af begint te zetten tegen de slappepiemelhouse. Ook de slappepiemelhousescene steekt haar snobistische houding tegenover de hardcore allerminst onder stoelen of banken. Om over de kruistocht van de 'serieuze' muziekjournalisten tegen de house, en de hardcore in het bijzonder, nog maar te zwijgen. In zijn column met de titel De terreur van het niets noemt Parool- en VPRO-journalist Fons van Dellen de house ‘opdringerige, doorzeurende, afstompende nihilistische non-muziek' waarbij ravers nachtenlang ‘dansen op de vulkaan’.
‘Elke keer dacht je, dit is wel de hardste plaat die er is. En dan kwam er wéér een hardere plaat over heen. Het was één grote creatieve explosie’
Ridderkerk, gewoon plaatjes maken
De Noise is de slaapkamer-studio van Marco Oudijn, die midden jaren 90 furore zal maken onder zijn artiestennaam Tails. Maar dat is begin jaren 90 nog niet het geval. Iedereen kent Marco dan nog als eigenaar van De Noise, een begrip in de regio Rijnmond. Tails: ‘Ik zat in de systeemwanden, zette die dingen door heel Nederland. Vijf dagen in de week, soms in het weekend. Ik was jong, begin twintig, gewoon gaan en rammen. Dan zat ik in de kost, in Friesland of Groningen. Kwam ik vrijdagmiddag thuis, stonden die gasten voor mijn neus. Maar ik was dan om 00:00 helemaal gesloopt natuurlijk. Maar zij wilden nog tot laat door, want ze hadden voor die studio betaald. Zo ging dat in die tijd, uiteindelijk bleven ze vaak pitten want Hoofddorp is niet naast de deur. Dan namen ze slaapzakken mee en ik ging gewoon naar bed. In de morgen stond ik op, dan dronken we een bakkie koffie en gingen we weer door. En dan gingen ze zaterdagavond weer naar huis. In het begin deden ze dat één keer in de maand, zo verdiende ik wat terug van de spullen.’
Ondertussen was het voor Tails en alles wat er in De Noise kwam aanwaaien flink afzien. Het geld ging in de apparatuur, maar de omstandigheden waren op zijn zachtst gezegd primitief. Tails: ‘Het leek me eigenlijk alleen maar leuk om een plaatje te maken. Van één plaatje komt er een tweede en zo groeide het door. In die kamer hangt nu een centrale verwarming, maar er was eerst alleen een kacheltje. Als je aan de andere kant van de kamer zat, had je handschoenen en een muts nodig om het een beetje warm te hebben. Als de studio lang aan was dan werd pas het een beetje warm. In die tijd was het echt in de avond thuiskomen, eten en dan door de studio in. Tot een uur of 22.00 plaatjes maken, dan slapen en de volgende ochtend weer aan het werk. Na het werk even eten en dan dat hok weer in. Dag in dag uit. Ik leefde daar. Als Koek in de weekenden kwam, dan lag hij tegen de verwarming te pitten in zijn slaapzak. Die noemde hij de survivalkit. We zaten weekenden lang dag en nacht met elkaar in die studio.’
‘Pa, je moet vanavond even MTV kijken, man. Dit kan ik echt niet uitleggen, wat hier allemaal gebeurd is’
Landsmeer, hardcore breekt door
Het ‘entertainmentbedrijf’ ID&T heeft midden jaren 90 de wind al stevig in de zeilen. In samenwerking met Arcade brengt ID&T aan de lopende band Thunderdome-compilatie-cd’s uit. Want cd’s, daar zit de poen, zo leerden de jongens uit Landsmeer al snel. Net als in de rest van de muziekwereld dienden de feesten voor de promotie van de cd-verkoop. Uiteindelijk brengt Thunderdome drieëndertig Thunderdo-me-verzamelaars uit en verkoopt er meer dan vier miljoen cd’s mee. Van de bestverkochte verzamel-cd verkoopt Thunderdome er meer dan een half miljoen, een ongekend aantal. De ondernemers worden er dankzij het ontploffen van de hardcore in een razende vaart miljonair mee. Koek: ‘Ze waren begonnen met het Dreamteam van Buzz Fuzz, The Prophet, Dano en Gizmo. Uiteindelijk gaven ze Rob Fabrie als Waxweazle een label, dus hij moest op zoek naar nieuw talent. Het ging allemaal heel geleidelijk. Rob gaf ons een kans en wij haakten bij Waxweazle aan. We hebben heel hard gewerkt dan dwing je je geluk af. Je moet gewoon op de juiste plek, op de juiste tijd staan en presteren als je die kans krijgt. Op dat moment was ID&T heel erg aan het uitbreiden. Je had die gevestigde namen zoals het Dreamteam, maar ze zochten ook naar nieuw talent. Dat werden wij dus. Door Rob en ID&T konden wij meegroeien met die gabber-explosie.’
Als opvolger van het Dreamteam en als tegenhanger van het Rotterdamse Forze dj-team, start ID&T ook met een dj-team. Waar Paul Elstak de nestor van Forze is, daar is Rob Fabrie de oprichter en aanvoerder van het Waxweazle dj-team. Fabrie brengt onder zijn leiding een viertal ongeleide, jonge honden bij elkaar. Zoals alles in de begindagen, gaat ook dit weer alsof het een vanzelfsprekendheid is, beaamt de benjamin van het stel. Noizertje: ‘Rob werd door ID&T gevraagd om een dj-team samen te stellen. Hij moest ergens draaien en Berry moest voor ons draaien. Die stond me een partij te rammen daar, dus die hebben we er ook maar bij gevraagd. Naar een mc hoefden we ook niet echt lang te zoeken, dat werd Koek natuurlijk.’ Om hem heen verzamelt Rob Fabrie de groep ambitieuze gasten. Ze zijn op zoek naar succes, muziek, hard gaan, drugs, vrouwen en avontuur. Daarmee vormen ze in al hun rock-’n-roll de absolute tegenhanger van de veel rustigere Rob Fabrie, die geen drugs gebruikte. Toch wordt het dj-team in hun korte en stormachtige samenzijn een doorslaand succes.
Lees de rest van het artikel verder in de nieuwste Revu of op Blendle.
- Frank Ruiter, Suzan Alberts, ANP