‘Leve de NBA, leve The Knicks!’
Vorige week kreeg Edwin Struis de kans om de basketbalwedstrijd tussen de Knicks en de Lakers in Madison Square Garden bij te wonen, onder één voorwaarde. 'Of ik iets positiefs wilde schrijven over de NBA en/of The Knicks. Bij dezen dan.'
Je kan veel van Amerikanen zeggen, maar niet dat ze bescheiden zijn. The World’s Most Famous Arena staat er pontificaal op de gevel van Madison Square Garden. Omdat mijn zoon studeert in de staat New York liep ik vorige week een paar daagjes rond in The Big Apple. Vanuit het al even fameuze hotel New Yorker zag ik aan de overkant de aankondiging dat de New York Knicks het op zouden nemen tegen de LA Lakers.
Voor de voetbalfans onder u: dat is een basketbalwedstrijd tussen twee van de meest tot de verbeelding sprekende ploegen uit de NBA. Het behaagde een van de grootste sportbonden ter wereld om een morsige sportjournalist from the Netherlands, bij toeval ter plekke, een ticket aan te bieden voor dit spektakel. Nee, niet op de perstribune, maar of een rij niet al te ver verwij- derd van vaste seizoenkaarthouders als Kevin Bacon (Footlose), Trevor Noah (haha) en Ellen Pompeo (Grey’s Anatomy) ook in orde was. Zelfs voor de vorm sputterde ik niet tegen. En o ja, of ik iets positiefs wilde schrijven over de NBA en/of The Knicks. Bij dezen dan: leve de NBA, leve The Knicks!
Mijn basketbalverleden beperkt zich tot bezoekjes aan The Eve & Adam Stars, begin jaren tachtig een aardig ploegje uit Haarlem, waar je als student voor een rijksdaalder naar mocht kijken in de Beyneshal. Ik herinner me het fameuze Amerikaanse duo Tony Parker/Wayne Armstrong, de zoon van eerstgenoemde zou later met de San Antonio Spurs liefst vier keer NBA- kampioen worden. Maar ook mindere goden als Simon de Bruijn en Cees Amama. De laatste kwamen we daarna nog vaak tegen in de plaatselijke kroeg waarbij we steevast het Cees Amama-lied inzetten: ‘Kee-sie A-ma-ma, la-la-la-la-la; super Kee-sie A-ma-ma, laaaa-la-la-la-la-la.’
Plaatsgenoot Mart Smeets dook aan het eind van het jaar altijd op tijdens de Basketbal Week in de Kennemersporthal, uit de tijd dat de Haarlemse Sportweken nog wat voorstelden. De Studio Sport-presentator en oud-speler van Levi’s Flamingo’s had een eigen stand van waaruit hij zijn Basketbal Jaarboek aan de man probeerde te brengen. Het toernooi had een uitstraling tot ver buiten de landsgrenzen, het was de plek waar we ons vergaapten aan latere NBA-sterren als Arvydas Sabonis en Drazen Petrovic en aan, testosteronbommen die we toen nog waren, de Luvabulls, de cheerleaders van de Chicago Bulls.
Dat spookt er allemaal door m’n hoofd als ik de Madison Square Garden betreed, samen met nog 20.000 fans. Een rondgang door de catacomben is al een belevenis op zich. Ik zie de Defining Moments die de grootheid van het complex benadrukken. Het is de plek waar Muhammad Ali en Joe Frazier in 1971 elkaar troffen in The Fight of the Century, waar John F. Kennedy in 1962 werd toegezongen door Marilyn Monroe en waar de grootste artiesten ter wereld optraden.
Terwijl om me heen men bier drinkt uit bekers waarin je kan verdrinken en er pizzadozen worden aangerukt waar je in kan wonen, voel ik me klein en nietig in The World’s Most Famous Arena.