‘Onmenselijk is een groot woord’
Tegenwoordig moeten ouders weer achter een hek naar hun voetballende kinderen kijken. Dat doet sommigen aan vluchtelingenkampen denken, maar die vergelijking gaat volgens James Worthy te ver. 'Twee onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken. Je ziet dit steeds vaker.'
Door de gaten van een hek kijk ik naar de voetbalwedstrijd van mijn zoon. In de nieuwe coronamaatregelen staat dat ouders niet meer langs het veld mogen staan. Ik sta dus achter een hek. De tweede helft staat op het punt van beginnen. Mijn zoon heeft de bal nog geen een keer aangeraakt. En toch heb ik hem nog nooit zo goed zien voetballen. Zijn loopacties, zijn inzet, de glimlach die maar niet van zijn gezicht verdwijnt. ‘Dit is onmenselijk,’ zegt de vader die naast me staat. Hij brengt een beker koffie naar zijn gezicht toe en blaast in de beker, zodat de warme lucht voor even over zijn koude wangen danst.
‘Onmenselijk is een groot woord,’ zeg ik.
‘Straks krijgt mijn kleine een bal tegen zijn hoofd en dan kan ik hem niet troosten. Het is allemaal zo tegennatuurlijk.’
‘Dat is een kleiner woord. Beter ook. Het is vervelend. Ik sta ook veel liever langs het veld.’
‘Ik haat hekken, man. Heb je het nieuws de laatste weken een beetje gevolgd? Over die vluchtelingen die gevangen zitten tussen Belarus en Polen?’ vraagt de andere vader.
‘Ik heb de beelden gezien. De vrouwen die regenjassen dragen, maar winterjassen verdienen. Mannen gevangen tussen hekken en prikkeldraad.’
‘Zo voelt het toch een beetje,’ zegt de vader.
‘Nee, niet doen.’
‘Wat?’
‘Twee onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken. Je ziet dit steeds vaker. Ook in deze coronacrisis. Hoe makkelijk mensen de Tweede Wereldoorlog erbij halen. En natuurlijk is het vervelend dat we vanachter een hek naar onze zoons moeten kijken, maar we zijn geen vluchtelingen. Onze hekken zijn tijdelijk. Die mensen daar zijn momenteel boven niemandsland aan het koorddansen op prikkeldraad. En door de hekken heen zien ze een betere toekomst liggen, althans, als ze door die gewapende soldaten heen kunnen kijken. Wij staan hier in Buitenveldert met een kopje koffie naar een voetbalwedstrijd te kijken.’
Net voor het eindsignaal raakt mijn zoon voor het eerst de bal aan. De tegenstander schopte de bal hard uit en mijn zoon is de bal halen. De bal rolt langzaam in de richting van het hek. Zijn wangen zijn rood en de veter van zijn linkerschoen zit los. Ik strik zijn veter door het hek heen. Als hij weer terug naar het veld rent, schreeuw ik dat hij een kanjer is.
Hij draait zich om, wipt de bal met zijn rechtervoet omhoog en zegt dat hij blij is dat ik achter het hek sta.
‘Waarom?’ vraag ik.
‘Je schreeuwt altijd zo.’
‘Hoe schreeuw ik?’ schreeuw ik.
‘Zoals die Duitse meneer met die kleine snor die we een keer op televisie zagen.’
- Pro Shots