Carry Tefsen: ‘Ik ben niet bang voor de dood, als het maar geen zeer doet’

Wekelijks keken er acht miljoen mensen naar Mien Dobbelsteen in Zeg ’ns AAA, maar Carry Tefsen (83) heeft dat typetje allang van zich afgeschud. Wat ook bij die bekendheid hoorde, was verleiding. En daar was oma Carry niet altijd tegen bestand. ‘Het hoort bij het spel. Maar dan raak je ook weleens ondersteboven van iemand.’

Carry Tefsen

U bent in Nederland wereldberoemd geworden in de rol van Mien Dobbelsteen in Zeg ’ns AAA. Heeft het Swiebertje-effect nog lang z’n naweeën gekend in uw carrière?

‘In de jaren 80, de toptijd van Zeg ’ns AAA, was het echt wel zo dat ik me nergens kon vertonen zonder dat ik werd aangeschoten door mensen voor, achter en naast me als ik ergens liep. Je had in die tijd nog maar drie zenders en zo kon het makkelijk gebeuren dat onze kijkcijfers ruim boven de 8 miljoen uitkwamen. Zelfs op Curaçao sprongen ze in restaurants naar mijn tafeltje en dan gingen ze gewoon naast me staan wijzen. Een vader die naar z’n zoontje gebaarde dat ik het was en mij gewoon aanwees terwijl hij tegenover me stond, zonder iets tegen mij te zeggen. Ik had dan zoiets van: “Hé, ik hoor je, ik zie je, ik ben een mens.” De vrouw van die man schaamde zich rot en kwam later nog excuses aanbieden. Onze eigen kinderen speelden dat soort scènes graag na. Dan grepen ze me vast en zeiden: “Bent u het écht?” Nou ja, dat soort taferelen hoorde bij de bekendheid van die succesvolle jaren als Mien Dobbelsteen. En om op je vraag terug te komen: het zal me in die tijd gerust andere rollen hebben gekost, omdat mensen Carry Tefsen allemaal aan Mien Dobbelsteen koppelden zoals Joop Doderer vastzat aan Swiebertje. Maar ja, met onze serie hadden we het ook al dusdanig druk, dat er niet veel meer bij paste.’

Heeft dat u rollen gekost?

‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik had altijd zoveel werk, dat ik het me niet eens afvroeg. Naast Zeg ’ns AAA presenteerde ik Op Goed Geluk en ik deed met André Hazes de muzikale comedyserie Zoals U Wenst, Mevrouw. Over die laatste serie hoor je trouwens nooit meer iets of iemand. Hazes schreef er speciaal liedjes voor, het was een soort musicalachtige serie met een verhaal. Het was veelal haastwerk. Ik herinner me een nacht dat we samen in een kantoortje hebben gezeten om teksten te schrijven. Hazes was heel talentvol, hij kon echt buitengewoon goed liederen maken. Hij had daar een bewonderenswaardige extra ontvangst voor. Latere rollen hebben het Swiebertje-effect wat mij betreft wel opgeheven, zoals de rol van Opoe Withof in ’t Schaep tussen 2006 en 2015 en in 2019 de rol van Leonie in Het geheime dagboek van Hendrik Groen. Anno nu word ik natuurlijk niet zo vaak meer op Mien Dobbelsteen aangesproken als vroeger. Ja, door oudere mensen soms. Die weten dat nog. De jeugd heeft echt geen idee. Eigenlijk ook wel prettig.’

U noemt uw eigen generatie vol respect ‘oudere mensen’, zelf bent u 83. U komt hier zojuist aangehuppeld alsof u 25 jaar jonger bent en in het gesprek komt u vlot en bijdetijds over. Plaagt de ouderdom u weleens?

‘Nou, ik voel het natuurlijk wel dat ik ouder word. Ik moet niet te veel op één dag doen, dat is het vooral. Maar goed, ik kom net van de tandarts vandaan en heb nu ook nog met jou afgesproken: dat zijn al twee dingen op een dag. Normaal gesproken plan ik dus maar één ding per dag.’

Hoe merkt u dat u op leeftijd bent?

‘Lichamelijk. Ik kan niet meer zo hard rennen en mijn gebit moet worden herzien. Op de plekken waar mijn tanden en kiezen zwak zijn, krijg ik implantaten. Daar kijk ik wel tegenop, vooral omdat het zo lang duurt voordat het helemaal klaar is. Maar dat is wel logisch, want menselijk vlees moet helen: er worden eerst tanden en kiezen getrokken, daarna moet ik langere tijd met een halflege mond rondlopen en pas dan komen de implantaten erin. Daarbij komt het wel aardig uit dat je nu overal mensen met mondkapjes ziet, zo kan ik me er aardig achter verbergen. Het ziet er toch niet uit, die zwarte holtes in je mond.’

Bent u ijdel?

‘Ja, ik ben wel ijdel, ja. Ik wil vooral dat ik er behoorlijk uitzie. Ik weet niet hoe ijdel dat dan is? Als alle mensen zo ijdel zouden zijn als ik, zag iedereen er een beetje beter uit, haha.’

Besteedt u veel aandacht aan uw uiterlijk?

‘Niet zo heel veel. Ik wil wel altijd opgemaakt de deur uit. Ik heb heel witte oogharen en wenkbrauwen, want ik ben van nature blond. Ik teken er dus altijd even een gezichtje op voordat ik wegga. En ik zorg voor mijn haar, dat moet ik goed bijhouden en bijkleuren.’

U heeft ook enkele ingrepen moeten doen om te kunnen blijven deelnemen aan de maatschappij.

‘Ja. Ik heb twee kunstheupen, godzijdank doen die het nog goed. Ik heb daar verschrikkelijk veel geluk mee gehad, want ik hoor ook weleens verhalen van mensen die het minder hebben getroffen. Meteen na de operatie in 2004 moest ik erop lopen met krukken. Meteen gewicht erop. Dat deed wel pijn, maar ik zette door. Een paar jaar later volgde de andere. Ze konden me niet garanderen hoelang ik ermee kon doen, want het was een nieuw soort heup. Ik klop het even af, maar ze werken nog perfect voor me. Verder heb ik lenzen laten implanteren, dus ik hoef voorlopig geen bril op. Ook ben ik een beetje doof, dus ik heb hoordingetjes in. Die vind ik vreselijk, het klinkt soms alsof ik met een emmer over mijn hoofd aan het praten ben. Maar in lawaaiige omgevingen ging het gewoon niet meer, ik kon niemand meer verstaan. Ik moest er wel aan. Maar als ik nu in een restaurant zit te kletsen, hoor ik het praten aan het tafeltje achter ons net zo goed als het gesprek aan mijn eigen tafeltje. Ik zet ze best vaak uit. Vind ik veel rustiger.’

U bent overal van op de hoogte, u maakt actuele grapjes, u whatsappt. Hoe bent u geestelijk?

‘Ik ben wel aardig bij, vind ik zelf. Doordat ik altijd met jongere mensen heb gewerkt, ging dat vanzelf. Ik moest wel bijblijven om in theatergezelschappen mee te kunnen praten. Bovendien heb ik op iets latere leeftijd kinderen gekregen, wat betekent dat mijn ene zoon bijna vijftig is en mijn dochter bijna zestig. Toen we nog in Bussum woonden, hadden onze kinderen hun slaapkamers boven op zolder en dan dreunde het hele huis als ze hun keiharde metalmuziek op hadden gezet. Maar goed, daar groei je ook in mee. Op die manier blijf je bij de tijd. Toen ik in 2014 en 2015 tourde met de musical Billy Elliot waarin ik oma speelde, hoefde de rest van de cast maar op een knopje te drukken of ik kon iets over een bepaald onderwerp vertellen. Omdat ik al zo lang leef, kan ik overal wel over meepraten. Maar als ik dan een verhaal vertelde uit pakweg 1984, zei er steevast iemand uit de cast: “Toen ben ik geboren.” In zo’n groep voel je je met elkaar verbonden, vanwege de onderlinge sfeer, maar er zitten natuurlijk generaties leeftijd tussen.’

Als alle mensen zo ijdel zouden zijn als ik, zag iedereen er een beetje beter uit

Over leeftijd gesproken: bent u bang voor het levenseinde?

‘Ik ben op zich niet bang voor de dood, als het maar geen zeer doet. Als het pijnlijk wordt en ellendig, dan kijk ik er wel erg tegenop. Wat dat betreft ben ik erg geschrokken van het coronavirus, van de slachtoffers die op de ic hijgend op hun buik eindigden. Toen dacht ik: dat moet mij niet gebeuren. Ik had helemaal geen zin om me te laten vaccineren, ik heb een verschrikkelijke hekel aan medicijnen in m’n lijf, maar toen ik die beelden zag van stervende mensen op ic-bedden, realiseerde ik me dat ik moest kiezen tussen twee kwaden. Ik heb die prik genomen en ben daarbij eigenlijk maar blij dat ik al oud ben; mocht er iets in zitten waar je later last van krijgt, dan ben ik toch al dood. Wat dat betreft ben ik blij dat ik geen jonge vrouw ben die nog zwanger zou willen raken. Dan zou ik meer moeite hebben met de keus van wel of geen vaccin nemen.’

Hoe zou u dood willen gaan? Heeft u daarover nagedacht?

‘Nee. Maar weet je? Ik vind het leven zo leuk. Dus ik wil nog wel even blijven. Ik ben hartstikke nieuwsgierig naar wat er verder nog gebeurt. Ik heb ook veel mooie dingen en lieve mensen om me heen, dus het is fijn om er nog een tijdje te zijn. Daarom wil ik wel oud worden. Bovendien heb ik een man, bij wie het wel nodig is dat ik bij hem blijf, omdat ik voor hem zorg.’

Uw echtgenoot Ger kan niet zonder u?

‘Moeilijk, denk ik. En daar moet ik toch rekening mee houden. Hij zegt ook geregeld dat hij er niet aan moet denken om alleen over te blijven. Ik denk er weleens aan, dat de mogelijkheid natuurlijk best bestaat dat het zo loopt.’

En stel dat u zonder hém zou moeten leven?

‘Dat zou denk ik iets makkelijker gaan dan andersom. Ik denk dat ik zelfstandiger ben. Vrouwen zijn überhaupt zelfstandiger, vind ik. Mannen doen wel stoer, maar ze zijn het niet echt.’

Lees de rest van het interview in de nieuwste Revu of op Blendle.nl.

Carry vertelt in dit interview onder andere over de relatie met haar vader en over het huwelijk met haar man Ger. Zo doet ze bijvoorbeeld uit de doeken dat ze wel eens voor de avances van een andere man gezwicht is. 'Ook dat hoort bij het spel. En dan raak je ook weleens ondersteboven van iemand.'

Interview
  • Andries Jelle de Jong