Ron, je zingt al je hele leven en je zit zestig jaar in het vak, maar je had op je vijftiende al kunnen stoppen met zingen. Je had je hoogtepunt toen al bereikt.
‘Haha, je doelt op het zingen voor John F. Kennedy en Richard Nixon. Dat ontstond zo: mijn ouders gingen iedere week met mij wat drinken in Rafael’s, een soort café-restaurant in Albany, de hoofdstad van de staat New York. Ik zong al op de lokale televisie en de pianiste die daar in dat café weleens speelde, vroeg eens of ik een liedje met haar wilde doen. Zo kwam het dat ik op een gegeven moment iedere zondag in dat café stond te zingen terwijl mijn ouders rustig een borreltje dronken en een garnalencocktail aten. Op een goede dag stapte er man op mijn ouders af, congreslid Dean Taylor, die aangaf dat Richard Nixon naar het stadje Troy, New York zou komen. Nixon was toen de vicepresident onder Eisenhower. Ze vroegen of ik een paar liedjes voor Nixon wilde zingen voordat hij ging spreken. Dat heb ik gedaan. Toen kwam senator Samuel Stratton van de staat New York naar me toe met de vraag om voor senator John F. Kennedy van de staat Massachusetts te zingen. Geweldig natuurlijk; ik heb twee liedjes gezongen en gezegd: “Mister senator, good luck.” Zijn vrouw Jackie was er ook bij. Dat was in 1960; hij werd datzelfde jaar nog gekozen tot 35ste president van de VS na een nipte verkiezingsoverwinning met een half procent verschil op de Republikein en zittend vicepresident Richard Nixon. Drie jaar later, in 1963, werd Kennedy vermoord. In juni 1964 kreeg ik mijn diploma op school en daarna ben ik definitief teruggegaan naar Nederland.’
Nederland, midden jaren 60: heerste er een goed klimaat voor een man die op mannen valt om zich hier te vestigen?
‘In Amerika lag dat nog veel moeilijker en gevoeliger. Voordat ik hier naar toe kwam, had ik vriendinnetjes met wie ik naar het schooldansen ging. Mijn vader kwam uit 1904, mijn moeder uit 1906: over seks of geaardheid werd thuis nooit gesproken. In Nederland was dat al een stuk vrijer in de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Er ontstond hier een nieuwe wereld waarin conservatief denken plaatsmaakte voor tolerantie en vrijheid.’
Hoe zette je de stap van het schooldansen met Amerikaanse meisjes naar je eerste sekservaring met een jongen in Nederland?
‘Dat is een vraag die mij nog nooit is gesteld in interviews... In mijn hoofd wist ik dat ik altijd naar jongens zat te kijken, maar ik had wel vriendinnetjes, want zo hoorde dat immers. In de trein van Bussum naar Amsterdam raakte ik aan de praat met een jongeman, die mij vroeg of ik nooit ging stappen in Amsterdam. Ik woonde bij mijn grootvader thuis en had geen idee waar ik naar toe moest gaan. De jongen in de trein polste of ik van jongens hield, wat ik beaamde. Hij vroeg of ik meeging naar bar El Dorado aan de Amstel. Ik was nog nooit in zo’n zaak geweest; toen ik binnenkwam, zag ik allemaal mannen. Ik stond dus in een gaybar, maar dat wist ik eerst helemaal niet. Er heerste een gezellige sfeer. Later kwam ik bij de NOS een jongen tegen, een kabeldrager, die me zei dat hij ’s avonds naar diezelfde bar zou gaan. Hij vroeg me mee, maar ik zei dat dat niet kon omdat ik de laatste trein naar Bussum moest halen. Hij gaf aan dat ik bij hem kon blijven slapen. Die nacht heb ik wel het een en ander geleerd.’
Vervolgens kwam je in het showbizzvak natuurlijk nog veel meer homoseksuele mannen tegen.
‘Klopt, zoals André van Duin en Albert Mol. Albert was een van de eerste mannen die openlijk op televisie vertelde dat hij op mannen viel. Mij werd dat juist afgeraden. Het was eind jaren 60, ik had inmiddels Jan leren kennen en mijn platenmaatschappij Phonogram drukte me op het hart om niet in interviews of aan veel andere mensen te vertellen dat ik met een man samenwoonde. Dat heb ik in die tijd dus ook niet gedaan.’
Op wat voor manier kwam jouw ‘grote geheim’ uiteindelijk in de media?
‘Dat is best een grappig verhaal. André van Duin had begin jaren 70 een interview gegeven aan Panorama en vertelde me dat de betreffende journalist mij ook graag wilde spreken. Maar André had hem verteld dat ik ook gay was. Toen het interview bij ons thuis plaatsvond, had ik gezegd dat Jan mijn manager was. Het werd een leuk gesprek, maar later belde André mij op om te vragen waarom ik eromheen had gedraaid. De betreffende journalist had André namelijk weer opgebeld en zo kreeg André te horen dat ik Jan als mijn manager had voorgesteld. Hij zei: “Luister Ron, de héle artiestenwereld weet dat je homo bent. Kom er nou gewoon voor uit.” Daarna belde die journalist mij weer op om te vragen of ik nou homo was of niet. Toen heb ik gezegd: “Ja ik ben homo, maar dat wist je toch al?” Op de cover van Panorama stond vervolgens met grote letters: “Ronnie Tober geeft toe: ik ben homo.” Alsof het wereldnieuws was. Het was mijn soort van coming-out in de media. Ik was blij dat het eruit was, na al die jaren van stilzwijgen op advies van de platenmaatschappij. Daar verboden ze de drie K’s: als je een interview had, praatte je niet over kut, kapitaal en kerk. Dus op hun advies vermeed je vragen over je geaardheid en seks, over je geld en over je geloof.’
Bij mijn platenmaatschappij Phonogram verboden ze de drie K’s; als je een interview had, praatte je niet over kut, kapitaal en kerk
Heb je er weleens problemen mee gekregen dat je geaardheid ineens out in the open was?
‘Nee. Ik trad ook wel op in gaybars en ik ben nooit uitgescholden of in elkaar geslagen. Weleens dat mensen die me wilden beledigen met hun ene hand op de rug van hun andere hand sloegen, om aan te geven dat ik homo ben. Dat gebeurde bijvoorbeeld een keer op een terras bij een man en een vrouw die het over me hadden. Ik zag dat ze dat gebaar maakten en ben opgestaan, ben naar ze toe gelopen en heb ze vriendelijk goedemiddag gezegd en mezelf voorgesteld. Toen kregen ze beiden een boei van een hoofd en was het gelijk over. Zoenend in het park zul je ons niet aantreffen, maar dat heeft niks met geaardheid te maken. Meer met leeftijd en fatsoen en zo. Over fatsoen gesproken: ik vind het wel fijn om mensen te groeten als ik ze tegenkom. Maar er wordt tegenwoordig best vreemd gekeken als je gewoon maar “goedemorgen” tegen iemand zegt. Terwijl het mij een goed gevoel geeft: het kost niets om gewoon maar aardig voor elkaar te zijn.’
Hou je nu rekening met wat anderen denken als je met Jan over straat loopt? Wandelen jullie bijvoorbeeld arm in arm of bewust niet?
‘We lopen niet arm in arm of hand in hand. Ten eerste wandel ik veel sneller dan Jan, dus ik ben altijd anderhalve meter voor hem, haha. En ten tweede willen we niet provoceren of iets bewijzen of zo. We waren laatst in Brugge, toen moesten we over gladde keien lopen, dan pakken we elkaar wel even vast. Dat is puur praktisch.’
Lees de rest van het interview in de nieuwste Revu of op Blendle.nl.
In dit interview praten we met Ronny Tober over ouder worden en de kwaaltjes die daarbij komen kijken en de angst om vergeten te zijn wanneer de maatschappij straks weer terug gaat naar de normale gang van zaken. ‘Voor 2020 had ik 62 optredens staan, die wegens corona werden verplaatst naar 2021 en toen ook niet doorgingen. Ik ben benieuwd of de mensen die mij boeken en de mensen die mijn muziek kennen, mij straks nog herinneren’
- Andries Jelle de Jong