'Vrienden en vriendinnen van de pers. Ik stap op. Gefeliciteerd,' zegt Louis van Gaal tegen een bomvolle perszaal in Barcelona met een ijzige blik en cynische toon. Het is 20 mei 2000. Kort voor dit historische persmoment gaf Van Gaal zijn laatste training aan de spelersgroep. Na drie jaar hoofdtrainer te zijn geweest van de Catalaanse club, waarin hij de eerste twee jaar twee keer landskampioen werd, de beker won en de Europese Supercup, houdt de oefenmeester het voor gezien. In een sober pak – en met een peloton aan fotografen voor zijn neus – licht hij zijn besluit toe. ‘Deze president heeft mij gehaald vanwege mijn filosofie. En vanwege mijn persoonlijkheid, mijn karakter. En ook vanwege de manier waarop ik mijn ploeg in Nederland liet spelen; Ajax Amsterdam. Het is heel moeilijk om mijn filosofie over te brengen op iedereen binnen deze club. En waarom is het moeilijk? Omdat deze filosofie niet overeenkomt met de cultuur van dit land. En dat is het belangrijkste wat ik nu te melden heb.’ Waarom lukte het Van Gaal niet om Barcelona naar zijn hand te zetten? In een reconstructie zoomen we in op de successen die hij beleefde, maar ook op de fouten die hij maakte en die uiteindelijk zijn onvermijdelijke vertrek zouden inluiden.
Hartpatiënt
Aloysius Paulus Maria (Louis) van Gaal (1951) groeide op in een welgesteld rooms-katholiek gezin in Amsterdam-Oost als jongste van negen kinderen. Zijn vader was hartpatiënt en stierf toen Louis 11 jaar oud was. ‘Ik had geen relatie met hem. Hij ondernam veel met mijn zusters en niet met mij. Ook toen hij ziek in bed lag, was hij nog zeer streng. Als ik iets had gedaan, moest ik bij hem komen. Dan legde hij mij over zijn knie, en kreeg ik met zijn blote handen een paar goede klappen op de billen,’ zegt Van Gaal over zijn vader in zijn biografie.
Moeder Van Gaal had de loodzware taak om het grote gezin op te voeden. Plichtsbesef en discipline waren de sleutelwoorden in de familie. ‘Mijn moeder was alles voor mij,’ zei hij onlangs in het programma Hoge Bomen van SBS6. Louis volgde een opleiding tot gymnastiekleraar aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, waar de priesters van Bétharram de scepter zwaaiden. Van Gaal werd zowel thuis als op school met ijzeren hand opgevoed. Zijn opvoeding en manier van werken lijken dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voetballers zijn zijn leerlingen die hij onderwijst, gelijk behandelt en discipline bijbrengt. Met deze aanpak was hij zeer succesvol bij Ajax, waar hij onder meer de Champions League, de wereldbeker en drie landstitels binnensleepte. Een erelijst om trots op te zijn, vindt ook hijzelf.
‘Ik heb met Ajax in zes jaar meer titels gewonnen dan Barcelona in een hele eeuw,’ brulde Louis van Gaal op een van zijn eerste en zeker niet laatste memorabele persconferenties als coach van de Catalaanse topclub. Halverwege de jaren negentig zag Barcelona-voorzitter Núñez het Ajax van Van Gaal de wereld veroveren. Barça verlangde terug naar de gloriedagen van Johan Cruijff, die de club onder meer de Europa Cup I, II en vier landstitels schonk. Het maakte Cruijff met afstand de meest succesvolle trainer uit de clubgeschiedenis. Na een teleurstellend seizoen en een conflict met de clubleiding kreeg ‘El Flaco’ (de magere) een pijnlijk ontslag en bleek zijn vervanger Bobby Robson tussenpaus voor een jaar. Núñez wilde maar één trainer: Van Gaal. De contractbesprekingen vonden plaats toen Robson nog onder contract stond als trainer van Barcelona. Chic was dat niet, maar gentleman Robson klaagde niet. Van Gaal nam Gerard van der Lem en Frans Hoek mee als zijn assistenten. Ook topcoach in wording José Mourinho kreeg een plekje op de bank. Prijzen winnen en aantrekkelijk aanvallend voetbal spelen, net als bij Ajax, dat was zijn opdracht. Het leek een match made in heaven.
Bouwtekeningen
Vanaf dag één drukte Louis zijn stempel op de club. Eerste klus? Zijn kantoor verbouwen. Hij schetste eigenhandig de bouwtekeningen. Vanachter zijn bureau kon hij als een conciërge precies zien wie er de spelersruimte binnenkwamen. Met zijn militaire regime zorgde Van Gaal voor een ware cultuurshock in de kleedkamer van blaugrana, waar tot voor kort met Robson een losse sfeer hing. Tijdens de eerste training kreeg Stoitsjkov de wind van voren toen hij achteloos een slok water uit een bidon nam. ‘Ik vertel je wanneer je kunt drinken, nu train je,’ blafte hij de Bulgaarse vedette na.
Wanneer een speler zijn shirt buiten zijn korte broek droeg, beval Van Gaal deze in zijn broek te stoppen. Slippers mochten uitsluitend met sokken worden gedragen. Niet alleen bij zijn spelers hamerde hij op discipline. Nog voordat er een bal getrapt werd op de training, sommeerde Van Gaal de meegereisde en verbouwereerde persfotografen om op een meter afstand van de zijlijn te werken. ‘Ik verwacht veel discipline van jullie,’ beet hij ze op verre van vaderlijke toon toe. Na afloop van de eerste trainingsdag vroeg de pers aan Guillermo Amor of Van Gaal een harde trainer was. ‘Een serieuze trainer,’ antwoordde hij bedeesd. ‘Vorig jaar hebben we tijdens de eerste dag niets gedaan. Vandaag hebben we enorm veel werk verzet.’
Volgens Van Gaal was deze aanpak nodig om zijn speelstijl er in te slijpen. ‘Ik ben zeer veeleisend, want om met mijn strategie te spelen, met deze risico’s, moet je veeleisend zijn. Met deze stijl spelen we altijd op de helft van de tegenstander, met veel ruimte achter ons, dus als een speler zijn werk niet doet in zijn zone, word je zwaar bestraft en ga je veel verliezen,’ zei hij tegen Barça TV.
De speelstijl heeft veel gelijkenissen met zijn voorganger Cruijff. Toch zijn Van Gaal en Cruijff nooit goede vrienden geweest. Sterker nog, er was sprake van een ruzie, die zich ontkiemde tijdens een diner begin jaren negentig. ‘Op 26 december 1989 vierde ik kerst bij de familie Cruijff thuis,’ vertelde Van Gaal in zijn biografie. ‘Toen ging de telefoon. Het was voor mij. De familie zei: “Riet is overleden.” Mijn zus. Ik ben halsoverkop naar huis gegaan. Later hoorde ik dat Johan het me kwalijk nam dat ik hem nooit bedankt heb.’ Onzin, volgens Cruijff. ‘Van Gaal heeft echt alzheimer als hij zoiets opschrijft,’ weerlegde hij. ‘Als je zoiets hoort, dan vraag je jezelf af of er bij iemand misschien een draadje los zit of mogelijk zelfs een kabel.’
Niettemin lijkt er sinds de jaren 90 een vete geboren. Cruijff wint in 1992 met Barcelona voor het eerst in de clubgeschiedenis de Europacup I. Van Gaal pakt in datzelfde jaar de Uefa Cup met Ajax. Twee bijzondere prestaties, maar beiden spraken hun lof hiervoor nooit hardop uit. Hoewel Van Gaal internationale erkenning oogstte met de manier van voetballen met Ajax, waardeerde Cruijff openlijk Parma en Auxerre – clubs die te sterk bleken voor Ajax. Van Gaal toonde zich op zijn beurt content met een loting tegen Kaiserslautern, een ploeg waar het Barcelona van Cruijff grote moeite mee kende. Doorn in het oog van Cruijff was de omgang van Van Gaal met jeugdspelers in Barcelona, zo zei hij later in Voetbal International. ‘Toen Van Gaal in 1997 trainer van Barcelona werd, kwam hij meteen met flinke kritiek op de jeugdopleiding. De opleiding die ik samen met Tonny Bruins Slot had opgezet. En dat niet alleen, Van Gaal stuurde direct een hoop jeugdspelers weg die wij hadden opgeleid. Dat was onacceptabel, zoiets flik je niet.’
Troetelkind
Volgens Hristo Stoitsjkov zou Van Gaal op een dag in de kleedkamer naar zijn neus hebben gewezen, begon te snuffelen en te mompelen dat ‘er veel Cruijff aanwezig was in de kleedkamer’. Mogelijk doelde Van Gaal op de gouden generatie jeugdspelers uit Barcelona B, waarvan velen onder Cruijff hun debuut maakten. Albert Celades, Óscar García, Roger García, Toni Velamazán, Iván de la Peña, Juan Carlos Moreno, García Pimienta en Quique Álvarez vormden ‘La Quinta de Mini’, de Vijfde van Mini. Verwijzend naar het Mini Estadi waar de jeugdploeg zijn wedstrijden afwerkte. De jongelingen speelden halverwege de jaren negentig de hele jeugdcompetitie op een hoopje. Geheel volgens het gedachtegoed van Cruijff kregen ze een kans in het eerste. Na de komst van Robson en later Van Gaal verlieten de meesten de club. Mede door de Nederlandse enclave die Van Gaal stichtte. In zijn eerste seizoen trok Van Gaal Michael Reiziger, Winston Bogarde en Ruud Hesp aan. Tot grote teleurstelling van de fans. Het leeuwendeel van de jongelingen was Catalaans en daardoor geliefd bij de aanhang. ‘De coach moet zich aanpassen aan de kwaliteiten van zijn spelers, maar vaak is een coach getekend door zijn stijl en manier van spelen. Voorzitter Núñez heeft me om deze reden gecontracteerd en daarom moeten de spelers zich aanpassen aan mijn idee,’ verdedigde Van Gaal zichzelf.
1998: op het bordes met Guardiola, Rivaldo en Ronald en Frank de Boer.
Van Gaal kende een moeizame start. Het veldspel was ondermaats en met name de Champions League-campagne verliep desastreus. De ploeg wist met moeite te winnen van het Letse Skonto, speelde twee keer gelijk tegen PSV en verloor twee keer kansloos van Dinamo Kiev, waardoor het uitgeschakeld werd in de groepsfase. Al na een handvol wedstrijden volgden er striemende f luitconcerten en de onvermijdelijke witte zakdoekjes. Van Gaal maakte zichzelf niet populairder door in het thuisduel met Tenerife troetelkind Iván de la Peña al na 28 minuten te wisselen. ‘Weg met die man!’ brieste het thuispubliek. Later raakte de ploeg nationaal op stoom, wist het twee keer te winnen van Real Madrid en werd het – ondanks tien nederlagen – landskampioen. Bovendien werd de beker gewonnen waardoor de club voor het eerst in veertig jaar de dubbel won. Gesterkt door deze dubbelslag zette Van Gaal Barcelona nog meer naar zijn hand. Onder goedkeuring van Núñez werden Patrick Kluivert, Boudewijn Zenden en Phillip Cocu aangetrokken. Iván de la Peña, Albert Ferrer en Guillermo Amor – exponenten van La Masía, de jeugdopleiding van de club – raakten overbodig.
En zo verdween beetje voor beetje de Catalaanse identiteit uit de spelersgroep. Wanneer de resultaten goed zijn, wordt over zo’n cultuurverandering weinig gezeurd, zo luidt een oude voetbalwet. Maar in het nieuwe seizoen 98/99 begon dat te etteren. De resultaten en het veldspel vielen opnieuw tegen – de spanning was voelbaar. Barcelona verloor niet alleen de Supercup tegen Mallorca, maar beleefde ook zijn eerste ‘Zwarte November’, wat resulteerde in een dramatische verliesreeks in de competitie en opnieuw een vroege uitschakeling in de Champions League. De positie van Van Gaal wankelde. Tiener Xavi Hernández was een van de lichtpuntjes van de eerste seizoenshelft. Van Gaal liet hem debuteren na zijn goede prestaties in het tweede elftal. Na vier nederlagen op rij en een tiende plaats in de competitie kopte Mundo Deportivo ‘Het Laatste Oordeel’ op de cover van de wedstrijddag tegen Real Valladolid. ‘Het is belangrijk om te weten of de ploeg achter mij staat,’ stelde Van Gaal zich daags voor de wedstrijd kwetsbaar op. De 18-jarige Xavi antwoordde. Vooraf leek het ontslag van Van Gaal een formaliteit, maar Xavi knikte een voorzet van Luis Figo binnen, waarmee hij Van Gaals vertrouwen terugbetaalde en hem een enorme dienst bewees. De Nederlander sprong van de bank om het doelpunt te vieren, gooide zijn armen in de lucht en bleef – tegen zijn natuur in – langs de lijn schreeuwen en coachen, tot het moment dat de scheidsrechter affloot en hij opgelucht kon glimlachen. Xavi zou later uitgroeien tot een van de beste middenvelders ter wereld.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Lees het op Blendle.
In het artikel lees je meer over Van Gaals derde seizoen in Barcelona. 'Na twee titels op rij had Van Gaals derde seizoen in Barcelona de kroon op zijn werk moeten zijn. Aanvankelijk speelde het elftal daar ook naar. ‘Ook al hebben we niets gewonnen in mijn derde jaar, ik denk dat we beter speelden dan in voorgaande jaren. Dat kan in het voetbal. Je speelt beter, maar je wint niets,’ analyseerde de oefenmeester later.
- ANP, Pro Shots, SBS