‘Met kappers praat ik over de dingen waar kappers het over willen hebben’
‘Ik weet niet wat een voorwielophanging is, maar het klinkt verdrietig, alsof de banden van raceauto’s suïcidaal zijn’
Mijn kapper vraagt of ik de race heb gezien. Aangezien ik vrijwel niets met wielen heb, weet ik bijna zeker dat ik de race niet heb gezien, en toch knik ik ja. Zo gaat het bij mijn kapper. Hij knipt mijn haar en ik doe alsof ik de race heb gezien. ‘Ach, jongen. Spannend tot de laatste ronde!’ zeg ik.
De kapper trekt mijn schort recht en maakt autogeluiden met zijn mond. ‘Ongelofelijk, toch? Dat zo’n gast een inhaalactie in een haarspeldbocht durft in te zetten,’ zegt de kapper. Ik kijk naar de tatoeage op zijn linkerslaap.
Ik knik en doe alsof ik weet wat een haarspeldbocht is. Het klinkt als een heel makkelijke bocht. Haarspelden zijn namelijk niet moeilijk. Mijn nichtje van zeven kan bijzonder goed met haarspelden overweg.
De kapper spuit mijn haar nat en kamt het allemaal één kant op. ‘Zal ik het gewoon zo laten?’ lacht hij. Deze grap maakt hij al twaalf jaar.
Ik kijk naar mezelf in de kappersspiegel. Sommige mensen worden ongunstig oud, maar ik ben eigenlijk wel tevreden. Ik ken een paar mensen met een mooi hoofd, maar niemand heeft mijn hoofd. De littekens, de grijze haren, de baard die een eigen leven is gaan leiden en die gigantische spleet tussen mijn voortanden waardoor mijn gebit op een catamaran lijkt. Niemand heeft mijn hoofd. ‘Die flexibele voorwielophanging scheelt echt een slok op een borrel,’ zegt de kapper, voordat hij met een tondeuse de haren uit mijn oren barbiert.
Ik weet niet wat een voorwielophanging is, maar het klinkt verdrietig, alsof de banden van raceauto’s suïcidaal zijn. Het is maar een spelletje.
Met taxichauffeurs heb ik ook altijd dit soort gesprekken. Puur uit beleefdheid. Met kappers en taxichauffeurs praat ik over de dingen waar kappers en taxichauffeurs het over willen hebben. Zo ben ik kennelijk opgevoed.
‘Kom je van je werk?’ Dat is de vraag die ik zeer geregeld van een taxichauffeur krijg. Ik vind het een bijzondere vraag. Nee, ik vind het interessant dat iemand geïnteresseerd is in de locatie van mijn werk. ‘Wat denk je dat ik voor werk doe?’ vraag ik als antwoord. En dan staart hij via zijn achteruitkijkspiegel naar mijn hoofd. Naar het hoofd dat niemand anders heeft. ‘Iets met cijfertjes of zo?’ vraagt de chauffeur. Alle ramen van zijn auto staan open, omdat ik niet mag ruiken dat hij, als hij geen klant heeft, in zijn auto rookt.
‘Inderdaad. Ik doe iets met cijfertjes.’ De beste man hoeft helemaal niet te weten dat ik aan de keukentafel werk.
‘Weet je wat ik niet begrijp? Waarom dragen autocoureurs helmen en piloten niet?’ vraag ik als de kapper bijna klaar is.
‘Je hebt de race niet gezien, hè?’ zucht hij.
‘Nee, sorry.’
‘Ik ook niet,’ lacht hij, voordat hij de haartjes van mijn schouders föhnt.
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.