Luuk Koelman

‘Het ritmische geluid van vlees op vlees, alsof een slager met harde hand kipfilets stapelt’

‘De houten wand trilt mee’

Luuk Koelman

Het is al laat. Ik ben bekaf. Op de gang van het motel, ergens onder de rook van een Franse snelweg, zie ik nog net een jong Brits stel de kamer naast me binnenglippen. Zij – naaldhakken en kokerrok – is voor driekwart opgetrokken uit been. Hij is klein van stuk en gedrongen: type sportschool. Ik hoor ze verliefd fluisteren. Het kaartje ‘niet storen’ hangt al aan de deurknop.

Overal in dit motel wemelt het van de geluiden. Het suizen van de waterleiding, het getril van een wasmachine aan de andere kant van het gebouw. Dit is een pleisterplaats voor arme sloebers op doorreis. Of voor iemand zoals ik, met autopech. Stilletjes schiet ik in bed.

Even later hoor ik hoe het jonge Britse stel zich aan de andere kant van het dunne, houten wandje uitkleedt. Een broek valt op de grond, ik hoor de sleutelbos. Gedempt gegiechel. Ze kruipen in bed, een uitbundig krakend exemplaar. Daarna is het aangenaam stil.

Ik sukkel al bijna in slaap, als ik haar plots hoor fluisteren: ‘Mmm... do you like that?’

Hij blijkt klaarwakker: ‘Right there, yeah, that feels good!’ En daarna, al wat luider: ‘O yes... O yes, fuck!’

Dan weer het gekraak van het bed. Twee lichamen wisselen van houding. Ik begraaf mijn hoofd in het kussen. Ik wil dit allemaal niet horen.

Het ritmische geluid van vlees op vlees, alsof een keurslager met harde hand kipfilets stapelt in de vitrine. De houten wand trilt mee. ‘Who owns this fucking pussy? Who owns it?’ hijgt buurman. Het is een kolkend gekerm.

‘Pound me harder...’ kreunt zij. Haar aanmoedigingen gaan langzaam over in een onderdrukt gegil: ‘Oh, God, oh God...’

Buurman houdt intussen de dialoog gaande: ‘You are a good little slut, aren’t you?’ Het ritme versnelt. ‘I’m gonna make you come so hard...’

Alsjeblieft, laat het stoppen. Slapen wil ik. Maar zij gilt: ‘I want you to finish wherever you like, baby!’

Dat laat buurman zich geen twee keer zeggen. ‘Keep your pretty little mouth open.’ Even later een woest gesnuif. Daar komt buurman, als een fonteintje vermoed ik, schenkend en schenkend tot hij niets meer te schenken heeft.

Beiden lijken voldaan. Ik hoor ze nahijgen. God komt weer een keer voorbij. Dan is het stil. Het stelletje is in slaap gevallen. Eindelijk.

Totdat ik tien minuten later weer het bed hoor piepen. Het is buurman die fluistert: ‘Should we do it again?’

‘YEAH, WHY NOT, BUDDY?’ schreeuw ik. ‘YOU’RE KILLING IT!’

En plots is het waarachtig stil aan de andere kant van het wandje. Geen kraakje van het bed meer te horen. Heerlijk.

Wat dit voorval me geleerd heeft? Een volgende keer moet ik eerder ingrijpen met een goed getimed ‘SHE’S FAKING IT, MATE!’ Of nog beter: ‘KEEP GOING, I’M ALMOST THERE!’ Maar op die gedachte kwam ik pas in de auto terug naar Nederland.

Enfin, doe er je voordeel mee.

Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.

Column
  • iStock