Oussama Ahammoud: 'Ik ben een van de talentvolste acteurs van dit moment'

Het Nederlandse publiek kent Oussama Ahammoud (22) als het criminele rotjochie Muis uit Mocro Maffia, een levenspad dat zomaar van hemzelf had kunnen zijn. Maar Oussama koos een andere weg, met als nieuwste hoogtepunt: zijn rol in de bioscoopfilm De Tatta’s, een comedy die je zou kunnen zien als de Flodder van het hedendaagse tijdperk.

Oussama Ahammoud

Dacht je toen je over De Tatta’s hoorde meteen: dit is een film voor mij?
‘Niet per se. Aanvankelijk zou de film gaan over een rijk gezin dat naar de Bijlmer moet verhuizen, wat nogal wat teweegbracht in de media. Een aantal mensen waren boos omdat de verhaallijn stereotiep zou zijn. Ik zou zelf niet snel mijn mening geven als ik niet precies weet waar een verhaal over gaat, maar ik snapte wel wat er werd bedoeld. Daarom had ik mijn twijfels, maar die veranderden in zekerheid nadat ik het script had gelezen. Ik was op zoek naar clichés, maar die vond ik niet. Het is leuk en luchtig, de grappen zijn verfrissend. En het hele Bijlmer-gedeelte hebben ze eruit gehaald.’

Hoe ziet jouw eigen rol eruit?
‘Ik speel een puber die in de buurt woont van het huis waarin de voormalig rijke familie intrekt. Zo kom ik in contact met de dochter van het gezin, met wie het liefde op het eerste gezicht is. Leo Alkemade, de vader van de familie, komt werken bij de garage waar ik een baantje heb. Zo ben ik direct betrokken bij iedereen, waardoor er grappige momenten ontstaan. Het is geen rol waarvan je denkt: hier moest ik me maanden op voorbereiden, maar het is gewoon een leuk personage waar je soms een keer “ja” op moet zeggen. Ik had zo’n type nog niet eerder gespeeld, dus waarom niet?’

Vertoont de buurt uit de film gelijkenissen met waar jij zelf bent opgegroeid?
‘Ja, het is een exacte kopie. Ik ben letterlijk opgegroeid in Amsterdam-Noord, waar de film is opgenomen. Tegenwoordig is dat geen slechte wijk meer. Er staan geen huizen van 1,3 miljoen, zoals op veel andere plekken in Amsterdam, maar alles is in ontwikkeling, mensen leven in welvaart, het bloeit. Vroeger was dat wel anders, toen was het een van de armste buurten van Nederland. Dat kun je zien als een nadeel, maar zo zie ik dat niet.’

Wat was het grote voordeel van opgroeien in Amsterdam-Noord?
‘Ik woonde met mijn moeder en mijn zus, met wie ik altijd heel hecht ben geweest. Maar er was ook altijd goed contact met alle andere mensen uit de buurt. We probeerden het samen leuk te maken met de middelen die we hadden, snap je? Dat maakt het voor mij een leuke plek, leuker dan een rijke wijk. Ik heb vrienden uit Vinkeveen en ben vaak in ’t Gooi geweest, maar daar is het niet zo gezellig. Je doet ook niet zoveel, omdat alles er toch al is. Ik geloof dat in achterstandsbuurten het meeste talent zit.’

Voetballen was in je jeugd je leven. Droomde je van een carrière als prof?
‘Als kind was dat wel een ambitie en een droom, zeker. Ik zou niet zeggen dat ik er goed genoeg voor was, maar ik kon een aardig balletje trappen. In het verleden ben ik ook wel opgemerkt door scouts en andere voetbalprofessionals, maar ik had niet de discipline om een echte voetballer te worden. Als ik op het veld stond, dan was ik er helemaal bij en presteerde ik goed. Ik denk dat er weinig wedstrijden zijn geweest waarin ik niet scoorde. Maar buiten het veld waren er andere dingen die ik leuker vond dan trainen.’

Op je elfde maakte je in het buurthuis je eerste voorstelling, een moderne versie van De Drie Musketiers. Hoe vonden de andere kinderen uit de wijk dat?
‘Ik deed dat samen met een paar jongens uit de wijk. Voor ons was het een uitdaging om iets nieuws te doen en te leren. Dat was welkom in onze wijk, anders ging je toch al snel rotzooi trappen. Er kwamen heel veel rappers en artiesten naar de voorstelling kijken, wat de andere jongeren uit onze buurt heel tof vonden. Wij kregen aandacht van de mensen naar wie zij luisterden, daar keken ze wel tegenop.’

Je was 13 jaar toen je werd ontdekt door regisseur David Eilander. Wat was dat voor periode voor jou?
‘Ik stond er niet bij stil wat dat betekende. Voor mij was het gewoon iets wat ik deed: spelen in de film Op Zuid, wat andere rolletjes doen. Maar ik dacht niet: vanaf nu moet ik elke dag gaan acteren. Ik ging gewoon door met mijn leven: naar school, hangen met vrienden. M’n moeder heeft me geleerd om respectvol te zijn naar anderen, maar als puber was ik soms wel vervelend. Ik hield ervan om te rellen, een beetje knoeien in de wijk. We pushten elkaar om steeds nog iets verder te gaan, waardoor we af en toe over de grens gingen van wat toelaatbaar was. Naarmate we ouder werden, gebeurde dat steeds vaker. Sommige vrienden zijn daardoor een bepaalde kant opgegaan, zeg maar. Dat is niet zo goed afgelopen, dus ik ben dankbaar voor wat ik nu aan het doen ben.’

Is Mocro Maffia in zekere zin je redding geweest?
‘Ik zou niet zeggen dat het mijn redding was, want ik was een jongen die op dat vlak wel intelligent was. Anders dan sommige andere jongens wist ik wanneer ik moest ophouden, dus ik zou sowieso een uitweg hebben gevonden: in een studie of voetbal. Maar toen kwam Mocro Maffia op mijn pad, wat mij een duw gaf om de richting van het acteren op te gaan.’

Toen je hoorde over de casting van Mocro Maffia appte je acteur en producer Achmed Akkabi: ‘Hé, zou je mij niet bellen?’ Dat klinkt behoorlijk bijdehand.
‘Ik deed in die tijd een taakstraf, dus ik dacht: dat past perfect, laat mij maar gewoon auditie doen en dan komt het wel goed. Na mijn berichtje mocht ik langskomen, maar de eerste keer was ik totaal niet voorbereid. Ik moest heel veel tekst leren, maar ik had nog nooit een casting gedaan en dacht: laat maar. Thijs Römer en Achmed Akkabi, die de serie samen hebben bedacht en ontwikkeld, dachten: die gast kent zijn teksten niet eens, hij moet weg. Maar casting director Job Castelijn geloofde er wel in en wilde me nog een kans geven. Hij belde me vanaf dat moment elke dag om te zeggen dat ik mijn teksten moest leren, waardoor ik er alsnog serieus mee aan de slag ben gaan.’

Je kreeg de rol van Muis, een van de belangrijkste personages in Mocro Maffia. Hoe trots was je?
‘Hetzelfde verhaal als tijdens de opnames van Op Zuid: ik stond er niet bij stil. Ik vond het gewoon leuk om te spelen, meer niet. Pas toen ik daarna allemaal lovende reacties kreeg, ben ik er op een andere manier op gaan terugkijken: hé, ik heb dit eigenlijk best goed gedaan.’

Dat klinkt heel bescheiden.
Lachend: ‘Ik kan ook wel een bescheiden jongen zijn, hoor.’

Wat veranderde er voor jou door het succes van Mocro Maffia?
‘Ik word herkend op straat. Ik mag aanschuiven bij talkshows. Ik kom op plekken waar ik nog nooit ben geweest. Ik ontmoet mensen naar wie ik vroeger op tv keek. Sommige mensen daarvan zijn vrienden geworden. Het heeft veel deuren voor me geopend.’

Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Nu verkrijgbaar.

Interview
  • Tom Cornelissen