Hoe kijk je terug op het afgelopen cabaretjaar?
‘Als je mensen kunt laten lachen, dan is het altijd goed. In coronatijd lukte dat niet zo goed, maar dit jaar heb ik heel veel mensen een goede dag bezorgd. Niet alleen door op het podium te staan, maar ook door een duimpje op te steken naar wildvreemde mensen. Eerst zie je ze kijken met een verbaasde blik: waarom steekt die gast zijn duim op? Maar het kost geen geld en je krijgt bijna altijd een duimpje of glimlach terug. Het was een goed jaar voor humor.’
Heb jij alles gedaan wat je wilde doen?
‘Natuurlijk niet. Mijn doel voor dit jaar was meer aan mezelf denken en vaker tijd doorbrengen met mijn kinderen, want het gaat allemaal zo snel. Dat is gelukt, maar je wilt altijd meer, hè?’
Was de balans in je leven zoek?
‘Op 3 november 2020 is mijn moeder overleden. Dat zorgde ervoor dat ik ging nadenken over hoe vlug het voorbij kan zijn. In de periode daarna was ik heel erg bezig met het verwerken van haar verlies. Ik was een beetje zoekende, wat lastig is als je komiek en cabaretier bent. Dit jaar kon ik eindelijk – ook dankzij mijn gezin – weer genieten van alle kleine dingetjes die er zijn. Even bij de kinderen kijken als ze al slapen, met de jongste knock-out in een houding die fysiek eigenlijk niet mogelijk is, bij de middelste ligt het deken vaak niet goed meer en de oudste praat in d’r slaap. Als ik daar sta te kijken en luisteren naar het gemompel en gebabbel, dan geniet ik daar zo intens van.’
Je bent je bewuster geworden van wat je allemaal hebt.
‘Ja, klopt.’
Is je werk in die zin minder belangrijk geworden?
‘Dat niet, maar ik ga er wel op een andere manier mee om. Toen ik net begon als cabaretier was ik heel erg bezig met hoe anderen het deden. Ik keek veel naar ervaren jongens die al lang bezig waren, gewoon om te groeien. Wat zeggen ze precies, hoe is hun timing? Inmiddels ben ik op het niveau gekomen dat ik anderen niet meer in de gaten hoef te houden, omdat ik zeker ben van mijn eigen kracht. Ik kijk nog wel naar andere comedians, maar dat doe ik puur uit ondersteuning voor collega’s en vrienden uit het vak. Tisjeboy heeft afgelopen jaar Ziggodome gedaan en had me uitgenodigd om te komen. Heel vaak heb je op zulke momenten geen zin, je zit lekker thuis of bent druk-druk-druk, maar dan ga ik toch even langs om te kijken, puur vanuit het oogpunt van support. Even mijn gezicht laten zien, kletsen over hoe het gaat.’
Zijn er cabaretiers die je op een voetstuk hebt staan?
‘Roué Verveer, Jörgen Raymann, Howard Komproe. Comedians die al lang in het vak zitten, die ook Surinaams zijn en toch hun stempel hebben gedrukt op de Nederlandse cabaretwereld. Dat zijn voorbeelden voor me, omdat we dezelfde achtergrond hebben: Surinaams, grappenmaker.’
Jij was 5 jaar toen je moeder met jou en je broers en zusjes uit Suriname vluchtte omdat er oorlog uitbrak. Heb je daar nog herinneringen aan?
‘Ja, ik weet nog dat mijn vader al in Nederland was. Mijn moeder was alleen in Suriname met vijf kinderen en moest ons daar weg zien te krijgen. Zie het maar eens te doen, in een oorlogssituatie. Maar ze heeft het toch gered, dankzij haar doorzettingsvermogen. Ze had al heel lang niet gegeten en niks gedronken, maar ze gaf niet op. Dat gebruik ik als brandstof in mijn eigen leven. Elke keer als ik denk: goh, ik heb het even zwaar, dan denk ik aan wat mijn moeder heeft moeten doen om mij in Nederland te krijgen. Dan ben ik weer good to go. Mijn moeder is een enorme inspirator op lastige momenten.’
Hoe was het om ineens in Tilburg terecht te komen, op een Brabantse school? ‘In het begin vond ik het vreselijk. Ik werd gepest, want kinderen zijn eerlijk en keihard. Dat vond ik minder leuk en ik snapte er niets van, van dat Brabants. In Suriname spreken ze het correcte Nederlands, zoals het hoort. Ik weet nog dat ik na een paar jaar in Nederland tijdens een vakantie in Suriname zei: “Ik ga even mijn trui aandoen.” Toen kreeg ik te horen: “Aandoen, aandoen? Het is aantrekken Steven, want je trekt een trui over je hoofd.” In Brabant wordt ieder woord verbasterd, de juf moest alles voor me vertalen. Maar hoe langer het duurde, hoe beter ik de taal ging begrijpen. Al snel vond ik het leuker in Tilburg.’
Je vader ging aan de slag in een vleesverwerkingsfabriek. Hoe was het bij jullie thuis?
‘Ik kijk er met een goed gevoel op terug, maar ik heb wel de Surinaamse opvoeding gehad, met klappen. Dat doe ik zelf niet, want wat u niet wilt dat u geschiedt, dat doet u ook een ander niet. Mijn vader was afstandelijk, een man die niet heel erg over zijn emoties praatte. Dat is een gemis geweest. Mijn schoonmoeder zei laatst nog dat het bijzonder is dat ik juist heel makkelijk over mijn gevoelens kan praten. Als mij iets dwarszit, dan zeg ik dat. Mijn vrouw heeft me daarbij geholpen: zij is ook geen prater, maar als er iets is, dan uit ze wel haar gevoel.’
Na de middelbare school ging je werken als portier en verkoper van alarmsystemen. Was je tevreden met je leven?
‘Absoluut niet. Het werk wat ik deed, was niet wat ik wilde. Ik woonde op mezelf, maar ik had enorme schulden. Gewoon, omdat ik de normale dingen niet meer kon betalen: de huur, het ziekenfonds. Ik was jong en te lui om echt hard te werken, dus ik stopte overal na een paar weken alweer mee. Ondertussen had ik wel een auto, maar die kon ik eigenlijk niet betalen. Boetes kwamen terecht bij een incassobureau, er kwam loonbeslag. Het liep allemaal heel hoog op, maar ik heb altijd het gevoel gehouden dat ik veel meer kon dan ik deed. Dat zei ik ook altijd tegen de mensen om me heen, collega’s op mijn werk bijvoorbeeld: “Voor mijn 35ste ben ik financieel onafhankelijk.” Dan lachten ze me hartelijk uit en vroegen hoe ik dat dan ging doen. Mijn antwoord was altijd: “Dat weet ik nog niet, maar ik ga iets verzinnen.” Dan moesten ze weer lachen.’
Waar kwam die heilige overtuiging vandaan dat je meer in je mars had?
‘Ik had op YouTube een zinnetje gehoord van de Amerikaanse motivatiespreker Jim Rohn: “Find a way to serve the many, for service to many leads to greatness.” Hij gaf allerlei voorbeelden, die allemaal op hetzelfde neerkwamen: waar veel geld wordt verdiend, moeten ook veel mensen zijn. Er wordt vaak geklaagd dat voetballers te veel verdienen, maar bijna iedereen heeft een abonnement op een sportkanaal en er zitten tienduizenden mensen in de stadions. Overal waar geld zit, zijn veel mensen. Dat zinnetje was een soort eyeopener voor me: aha, zo kan ik er komen. Daarna ben ik gaan kijken naar andere motivatiesprekers: Steve Jobs, Eric Thomas. Zo leerde ik onder meer over de power van positiviteit, dat je mentaal beter bent opgewassen tegen problemen als je een andere houding aanneemt. Ik ben dat gaan proberen en het klinkt zweverig, maar het werkte. Zo ben ik mezelf steeds verder gaan trainen, onbewust.’
Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu. Nu verkrijgbaar.
- ANP/ Robin Utrecht